Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

A divifion betwixt two words, Een open plaats tuljchen twee woorden. Divisie.

Divifion of Soldiers, Een Brigaat Soldaaten.

I am not of that divifion, Ik beboor niet tot die afdeeling, divifie. Divifion, (in Mufick) Stemfleeping, fleepende en beevende galm in 't zingen.

To run divifions, Stemfleepen, trembleeren.

Divifion, (or quarrel) Oneenig-
beid.

Divifion, (or going into parties)
Verdeeldbeid.

Divifor, De deelder, divifoor.
DIVORCE, Echtscheiding.

a Bill of divorce, een Scheidbrief. to DIVORCE, Den Ecbt fcheiden, fcheiden.

To divorce one's wife, Van zyn
Vrouw fcheiden.

To divorce one's felf from one's
beloved fin, Een troetelzonde
verlaaten.

Divorced, Gefcheiden, verstooten. She is divorced from her hus

band, Zy is van baaren Man gefcheiden.

They are divorced, Zy zyn gefcheiden.

Divorcer, een Echtfcheider, Echtbreeker.

Divorcement, Echtscheiding. Divorcing, Scheiding, scheidende. to DIVULGATE, Gemeen maato DIVULGE,ken, onder 't Talk verspreiden, ruchtbaar maa

ken.

Divulged, Ruchtbaar gemaakt, verSpreid.

Divulger, Een verspreider, ruchtbaarmaaker.

Spreiding, -verspreidende.

DIU.

DIURETICAL, Diuretick, Pisverwekkende, pis-afdryvend, afzettende.

DIURNAL, Dagelykfch.

The diurnal motion of the heavens, De dagelykfche beweeging der Hemelen.

A diurnal, Een dagboek, journaal, dagelyks memorieboek. DIUTURNITY, Duurzaambeid, langduurigheid.

DIZ. DIZZARD, Een duizelachtige, een Пechtboofd, een bloed. DIZZY, Duizelig, zwymelig. Dizzinefs, Duizeligbeid, duizelachtigheid.

to

I was taken with a dizziness,
Ik wierd duizelig.
DO.

DO, Doen, verrichten,
palle zyn, vaaren.

-

te

To do one's work, Iemands werk doen.

To do one's beft, or endeavour, Zyn best doen.

To have to do with one, Met iemand te doen hebben.

* Do well and have well, Die wel doet, die wel vaart.

* Self do, felf have, ‡ Die zyn gat brant moet op de blaaren zit

ten.

To do by others as we would be

done by, Anderen zo doen als men wenfchte gedaan te zyn. To do, or difpatch a business, Een bézigbeid afdoen.

To do, (or deal) well by one, Wel by iemand doen. He has done very ill by me, Hy

heeft zeer flecht by my gedaan. To do one a good turn, or a kindness, Iemand een vriendSchap doen.

To do like for like, Wedervergelding doen.

This won't do, this wont't do your work, Dat zal niet lukken, gy zult daar méde nietslagen.

What does he there? Wat doet by daar?

:

[blocks in formation]

You will do no good in it, Gy zult 'er geen goed in doen. 'Tis but as you used to do, Het is niet meer als gy gervoon zyt.

Do so no more, Doet zulks niet

meer.

sgy

If ever you do fo again, Alsį
bet ooit weer doet.

Pray do, Ik bidde u doet bet,
Eilieve doet het.

That fuit does very well upon him, Dat kleed ftaat bem zeer wel.

What's here to do? Wat is bier te doen.

But what ever you do, fet a good face on't, Doet alles met een vrolyk gelaat.

To have fomething to do with one, Iets met iemand te verrichten hebben.

What have you to do with it? Wat hebt gy 'er mede te doen? I have nothing to do with it, Ik beb 'er niets méde te doen; 't gaat my niet aan. What hath he to do with me?

Wat beeft by met my te doen? I had much to do, ĺk bad veel te doen.

What had we best do? Wat zul-› len wy beft doen?

To do as one is bid, Te doen zo als ons belaft is.

To fet one to do, Iemand aan 't werk zetten.

To have carnally to do with a

woman, Vleefcbelyke gemeenfchap met een Vrouwsperfoon beb

ben.

Do with me as you fhall think fit, Doet met my naar u welgevallen.

I wish he may do well, Ik wensch dat bet bem wel gaa. Will you do as we do? Wilt gy doen als wy doen? [dat is, wilt gy mee by ons komen aanzitten en met ons eeten?] How doth he? Hoe vaart by? boe ftaat bet al met bem? How d'ye? How d'ye do? How do you do? Hoe vaarje al? Hoe vaart gy? Hoe laat bet met u?

}

How do's he do?.

I do pretty well, Ik vaar zo rédelyk.

A. Dit woord Do wordt in 't Engelfch gebruikt als een helpwoord,

een

woord, op een wyze die in 't Nederduitsch ganfch vreemd is, en fchynt in fommige bewoordingen eenigfins krachtiger nadruk te geeven aan 't woord, by welk het gebruikt wordt, als by voorbeeld. I do fee it, Ik zie bet. I do believe, Ik geloof. Do but come, Kom maar aan. I do certainly know, Ik weet zékerlyk.

I do not know it, Ik weet bet niet.

I did go thither, Ik ging daar

na toe.

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

DOF.

Dock, (an herb) Patientie, een
zéker kruid.
Bur-dock, Kliffen, dikke bla-
Bur-dock, Kliffen, dikke bla- to DOFF, Afdoen, afligten.
den.
to DOFF one's hat, Den boed af.
Dock, or wet dock, (for fhips
doen, Hier van daan komt het
to ride in) Scheeps-dok.
dat men by fommige Schryvers
Dock, or dry dock, (to build
vindt dit nieuw gefmeede woord
and repair fhips) Scheeps-tim- Doffing, Afligting des boeds.
mer-werf.

to DOCK, Den staart afkappen.
Docked, Gekortstaart.
DOCKET, Een Ceeltje daar men in
't kort op vervat beeft 't geene
elders in breede gefchreeven is.
DOCTOR, een Leeraar, Doktor.
Doctor of divinity, law, or phy-

fick, Dokter in de Godgeleerd-
beid, Rechten of Médicynen.
To take one's degree of doctor
Dokter worden.

to DOCTOR

Geneesmiddelen ge-
bruiken, Médicineeren.
Doctoral, Doktoraal.
Doctored, Geneesmiddelen gebruikt,

gemédicineerd.

Doctoring, Médecineering, médeci-
neerende.

Doctorship, Leeraarschap, Doktor-
fcbap.
DOCTRESS, een Doktoreffe.
Doctrinal, Dat de leere betreft.
DOCTRINE, Leere, geleerdbeid.

Doctrine, (precepts, fentiments)
Leer, ftelling, leerstuk.
DOCUMENT, Onderwyzing, on-
derrichting.

to DOCUMENTISE, Onderrig-
ten; onderwyzen.

DOD.
DODDER, Wrange, [zéker kruid.]
To DODDLE, along, or to doddle
about, Voortfukkelen, gaan als
een klein kind.

to DODGE, Wifpeltuurig zyn, zyn

DOG.

DOG, Een bond.

A little-dog, Een bondtje.
A lap-dog, Een fcbootbondtje.
A mafty-dog, Een groote bond,
een dog.

A band-dog, Een ketting-bond, een
band-bond.

A male-dog, Een reu.
A houfe-dog, Een buis-bond.
A bear-dog, Een bond om met de
beer te vechten.

A bull-dog, Een bulbond.
A fetting-dog, Een staande bond.
To be used like a dog, Als een
bond behandelt worden.
Dog tricks, Hondskuuren, boe-
very.

A dog's-collar, Een bonds bals-
band.

Dog-cheap, a very good pennyworth, Schande koop, een koopje uit een Erfbuis.

*To play the dog in the manger, Als de bond in de fabel bandelen die zelf niet wilde eeten, en bet anderen niet wilde laaten doen,

afgunstig zyn. *Love me, and love my dog, Die my bemint, bemint myn bond. * What, keep a dog and bark my

felf? Wat! moet ik knegts bouden en myn eigen zaaken doen? An hungry dog will eat a dirty pudding, Honger maakt raauwe boonen zoet.

*

woord niet geftand doen, weif-A dog, (or Andiron) Een vuur

felen.

Dodger, Een wispeltuurige, een wyf-
felaar.

Dodgery, or dodging, Bézigheid,

vittery.

DODKIN, Een duit, een wisje
wasje.

DOE.

to DOE, zie Do.

a DOE, een Hinde.

A doe rabbit, Een voedster, 't
wyfje van een konyn.
DOER, Een doener, daader.

An evil doer, Een kwaaddoener.

yzer.

A dog of iron, (for walls) Een

anker in de muur.

To have a dog in one's belly, (or to be dogged) Knorrig gémelyk zyn.

A meer dog in a doublet, (a fordid fellow) Een fchoruit, fcbobbejak, fchelm.

* An old dog will learn no tricks,
Men kan een oude bond geen kor
ften Leeren.

To fleep dog-fleep, De baaze-
Лаар Лаврен.

He is an old dog at it, Het

[blocks in formation]

The dog-days, De bondsdagen.
A dog-kennel, Een plaats daar
men bonden boudt.
Dog-briar, Egelantier.

to DOG one, Iemand van achteren
navolgen.
-DOG-DRAW, Ontdekking van
iemand die bet Bofebrecht fchendt.
DOGE, als;

The doge of Venice, or the doge
of Genoa, De Doge of Hertog
van Venetiën, van Genua.
Dogged, Achternaagevolgd.
Dogged, (or fullen,) Dof, droe-
vig, gémelyk.

Doggedly,

}

Hondsachtig,
Doggishly, Stuurfcb.
Doggedly dealt with, Kwaalyk
bebandelt.
Doggish, Hondfcb.
Doggedness, Dofbeid, naargeeftig-
beid.

DOGGER, (a kind of little ship)
Een zeker Scheepje.
Dogget, een Ceeltje, zie Docket.!
DOGGREL, Bafterd taal.
To fpeak doggrel, Bafterd taal
Spreeken.
DOĞMA, een Leerftuk.
Dogmatical,

[ocr errors]

DOI. DOL.

I don't like thefe doings, Ik heb | DOLT, Een plompaard, botmuil.
Doltish, Plomp, bot, dom.
geen zin in dat bedryf.
Doltifhly, Plompelyk, dommelyk.
Doltifhnefs, Plompheid, botheid,
dombeid.

I blame you for doing of that,
Ik misprys u dat gy zulks ge-
daan bebt.

You make fine doings, Gy maakt
bet fraai zéker.

To be taken in the deed doing,
Op de daad betrapt.
'Twas your doing that I had
fuch a husband, Het was uw
febuld dat ik zulken Man bad.

Doing, als;

[ocr errors]

DOM. DOMABLE, Tembaar, dat tam gemaakt kan worden. DOMAIN, Iemands erffenis, goederen of bezittingen. DOME, Een topgewelf, kom. DOMESDAY, De dag des Oordeels, zie Dooms-day.

To be always doing, Altoos bé-† DOMESMAN, een Biechtvaar.

[blocks in formation]

méde.

To keep one doing, Iemand al-
toos werk geeven.

It hath been long a doing, Het
beeft lang onder banden ge-
weest.

DOIT, Een duit, [het achtste deel
van een ftuiver.]

He is not worth a doit, or a doit-
kin, Het is geen duit waard.
DOL.

DOLE, Gefcbenk, gift, aalmoes.
Dole-meadow, Een weide die ver-

Scheidene perfoonen toebehoort.
DOLE, (donative, or largefs) Ge-

fchenk 't welk de Keizers aan 't
Volk deeden uitdeelen.
Dole-fish, (that fish, which the
fither men yearly employed in
in the north feas, do of cus-
tom, receive for their Allo-
wance) Het gedeelte van de
Vifch, die de Matrozen voor bun
aandeel krygen.
to DOLE, Begiftigen.
DOLEFULL, Jammerlyk, beklaag-
lyk, droevig.

A dolefull voice, Een naare ftem.
A dolefull story, Een droevige
vertelling.

Dolefully, Ŏp een beklaaglyke wy

DOLL, (or Baby) Een pop.
DOLLAR, Een daalder.

ze. Onderwyzend, zyn eigen gevoelen opdringende waanwys. A dogmatical stile, Een onderwyzende ftyl. Dogmatical, (or pofitive) Stellig. DOGMATIST, Een Invoerder van nieuwe gevoelens. to DOGMATISE, Onderwyzen.

DOI.

[blocks in formation]

a Rix-dollar, cen Ryksdaalder.
DOLOR, Droefbeid, Smerte.
DOLOROUS, Pynlyk, droevig.
Dolorousness, Droefgeeftigbeid.
DOLOSITY, Bedrog, beimelyke
kwaadaardigheid.
DOLPHIN, een Dolfyn.

The Dolphin, or Dauphin of
France, De Dauphin van Vrank-
ryk.
DOLPISH, zie Doltish.

DOMESTICITY, Dienstbaarbeid. DOMESTICK, Huislyk, tot bet buis behoorende, inlandfch, inbeemfcb.

Domeltick news, Inlandfche tyding.

A domestick, Een buisgenoot, dienstbode.

A domestick Animal, Een buisdier. Domeftick, (family, family affairs) Huifelyke zaaken. divert the reaIt may perhaps der to give fome account of my domeftick, (reis naar Lilliput) Het zal den Leezer mo. gelyk niet onaangenaam zyn, dat ik eenig verslag geeve van myn knegt. DOMICILE, Woonftéde, plaats. DOMINANT, Heerfcbende, regeerende. DOMINATION, Heerfchappy. to DOMINEER, Heerfchen, den baas speelen.

woon

He domineers where-ever he is,
Overal Speelt by den baas.
You fhan't domineer over me,
Gy zult niet over my heerfchen.
To domineer, (or to vapour)
Opgeblaazen zyn, den baas fpee-

[blocks in formation]
[blocks in formation]

doen was.

When all is done, Als alles gedaan is.

It will be wifely done of you, Het zal wyzelyk van u gedaan zyn.

I have e'en done with you, Ik beb met u afgedaan, ik wil niet meer met u te doen hebben. Why, what's to be done? Wel, wat kan men doen?

That may be done, Dat kan gefchieden.

'T was kindly done of him, Dat was vriendelyk van bem gedaan.

It fhall be done, Het zal gefchieden.

Church is done, De Kerk is uit.

DOOM, Vonnis, oordeel, verwy zing.

A heavy doom, Een zwaar von

nis.

Dooms-man, Een Rechter, fcbeids

man.

Dooms-day, De dag des oordeels. Dooms-day Book, Zéker boek waar in de Landeryen van Engeland en derzelver waarde aangetekend ftaan.

4 Dooms-day in the Afternoon, St. Futmis, nooit.

to DOOM, Veroordeelen, verwyzen, doemen.

Doomed, Veroordeeld, verweezen.
DOOR, Een deur.

A street-door, Een voordeur.
A back-door, Een achterdeur.
A folding-door, Een schuif-deur,
Porte-brifée.

To knock at the door, Aan de
deur kloppen.

Lock the door, Sluit de deur.
He lives next door to me, Hy
woont naast myn deur.
This is next door to it, Het is
bet buis daar naat, één deur
verder.

[blocks in formation]

DONE, (fpeaking of meat, boi-To get within doors, In buis led, roafted, fryed, or baked) Gaar, fpreekende van gezoden, gebraaden of gebakken vleefch.

Meat underdone, Ongaar vleefch.
This meat is not done enough,

Het vleefcb is niet gaar genoeg. DONEE, Iemand aan wien een bé

zit gegeeven is. DONOR, Een begiftiger, fcbenker. DON'T, Laat staan, doe niet.

I don't love it, Ik bemin het niet, ik boude 'er niet van.

I don't care for it, Ik geef 'er niet om, bet febeelt my niet.

DOO.

DOO, Doen, zie Do.

To keep within doors, In buis | bouden.

To turn one out of doors, Iemand buiten de deur zetten. To kick him out of doors, Hem de deur uitfchoppen.

A thing out of doors, or out of date, Een ding dat uit het gebruik, dat ouwerwets is. Within doors, (in Parliament) In bet Parlement.

Without doors, (out of Parliament) Buiten bet Parlement. It will lie at his door, 't Zal voor zyn deur leggen, 't zal bem geweeten worden, by zal 'er de Jchuld van bebben.

A door bar, Een bout op een
deur.

The door-fill, De drumpel, of
drempel,
Door-cafe, (Joiners work round
a door) 't Lyftwerk van een
deur.

A door-bolt, Een deurgrendel. A door-poft, De ftyl of poft van van de deur. Door-keeper, Een deurwaarder; deurwachter, fluiter, [van een gevangenhuis.]

DOR. DOR, zie Drone, & Beedle, Een borfel, wefp.

A dor, at Westminster-fchool, De vergunning om te flaapen. To dor, (or ftun) one, Iemand bezwaaren.

DORADO, Een Zeebraaffem,

Iemand die uitwendig een fraai aanzien en geen goede boedanigbéden beeft.

DOREAS, Douriassen, [zéker Oost indifche lynwaat.]

DORICK, Dorifch.

Dorick order, (one of the five orders of Architecture) De dorifche bouworder.

Dorick, or DORIAN-musick, (a

kind of grave and folemn mufick) Een foort van plechtig muziek. DORMANT, Slaapende.

Money that lies dormant, Geld dat ftil legt en niet gebruikt wordt.

a DORMER window, een Dakvenfter, [om een vallend licht te geeven.] DORMITORY, Een flaapplaats, [in een kloofter] begraafplaats. DORMOUSE, Een bazelmuis, rel

muis.

He fleeps like a dormouse, Hy flaapt als een bazelmuis. DORP, Een dorp, gebucht. DORSER, Een korf die men op de rug draagt.

DORTER, (by some spelt dortor,

and by others dortoir, and dorture) De flaapplaats (in een Konvent.)

DOS. DOSE, Artzenymaat, Inneemfel [een gezet gedeelte dat men van eenige medicyne inneemt.] A dofe of phyfick, Een dozis mē dicynen.

A

[blocks in formation]

A doting upon one, Op iemand peinzen.

An old doting man, Een oud Suffer.

Een

A doting woman, mymeraarfter. Dotingly, Al fuffende, als een fuffer.

Dotifh, Suf-achtig.

Dotkin, Een duit, zie Doitkin. DOTTREL, Zeker vogel die de vogelvangers na-aapt tot dat by ge

vangen wordt.

DOU.
DOUBLE, Dubbel.
Double-fole fhoes, Schoenen met
dubbele zoolen.

A double fhare, Een dubbel-deel.
Double beer, Zwaar bier.
A double Pistol, Een dubbele
Piftolet.

This linen is double, Dit lin-
nen is dubbeld gevouwen.
A double house, Een dubbeld
buis.

A double cherry, Een dubbelde
kers.

To be double, (or to be married)
Getrouwd zyn.

A double man, Een getrouwd

[blocks in formation]

DOU.
Double-hearted, Dubbelbartig.
Double-tongued, Tweetongig.
Double-chin, Onderkin.
Double-chinn'd, Die een onderkin
beeft.

Double quarrel, Een foort van
klagte die men over een Biffchop
aan den Aarts-Biffchop doet.
A double, (a mistake of a com-
pofitor in a printing-office that
fets the fame thing twice) Dub-
beld woord, dubbelde régel, als
de zetter gedubbleert beeft.
To fee double, Schémer-oogen,
een duifter gezigt hebben.

I gave double the price, Ik gaf
eens zo veel.

To lie double, Met zyn beiden
Slaapen.

To fold double, Dubbeld vou

[blocks in formation]

To double a cape, De Kaap of
boek te boven zeilen, een fcheeps-
woord.

To double again, Nog eens ver-
dubbelen.

To double (as a hare), Den
bonden met lift ontspringen (ge-
lyk een baas onder 't jaagen.)
To double with one, Liftig,
valfcb zyn.

Doubled, Verdubbeld, gedubbeleerd. to DOUBLE-LOCK, "Op 't nagtflot doen.

Double-locked, Op 't nagtflot gedaan.

Doubled again, Nog eens ver

dubbeld.

Doubler, Een verdubbelaar,
een groote fchotel.
DOUBLES, (duplicate writing)
Afjchriften.

Doubles, (or folds) Vouwen.
DOUBLET, Een wambes.
Aftone doublet, Een gevangen-

buis.

A dog in a doublet, Een fchobbe-
jak. fcburk.

Doublet, (at dice) Dubbletten,
met dobbelfteenen.
C c

DOUBLING, Verdubbeling, dubbeleerfel, verdubbelende. The doublings of a hare, De liften van een Haas.

A doubling wench, Een dubbeleerfter.

Doubly, Op een dubbele wyze. DOUBT, Twyffel, twyffeling. I make no doubt of it, Ik laa 'er geen twyffel aan. To be in doubt, In twyffel ftaan. Without doubt, Buiten twyffel, zonder twyffe!. No doubt but, Zonder twyf fel, dat

Do you make a doubt of it?
Twyffelt gy 'er aan?

There's no doubt to be made of
it, Men kan 'er niet aan twyf-
felen.

to DOUBT, Twyffelen.

I doubt it very much, Ik twyffel 'er zeer aan. Doubted, Getwyffeld.

It is not to be doubted, Daar is niet aan te twyffelen. 'Tis very much doubted, 'Er word fterk aan getwyffeld. Doubter, Een twyffelaar. Doubtfull, Twyffelachtig, onzeker. Doubtful, (who is in doubt, or fufpence) Twyffelachtig. Doubtfully, Op een twyffelachtige wyze. Doubtfulness, Twyffelachtigheid. Doubting, Twyffeling, lende.

[ocr errors]

twyffe

Doubtlefs, Ongetwyffeld.
DOUCET, Zekere Joort van vlaade.
Doucets or Dowsets, De klooten van
een bert.
DOUGH, Deeg.
Doughie, Deegachtig brood, tets

brood.

+ DOUGHTY, Stout, onvertzaagd. DOUN, Beneden, néderwaarts, zie

Down.

DOUTY, Stout, sie Doughty. DOUZEN, Een dozyn, zie DoDOV.

zen.

DOVE, Een duif, duive.

A turtle-dove, Een tortelduif.
A ring-dove, Een ringduif, bout-
duif.

A dove-cote, Een duivebok.
A dove-houfe, Een duivenbuis.
The dove-tail's joint, (used by
Dove-like, Gelyk de duiven.
joiners) Met een zwaluwstaart
Jaamen gevoegt.

DO;

« FöregåendeFortsätt »