Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

To frequent the Affembly of the
States, De Staatsvergadering
bywoonen.
Frequentation, Bywooning, omme-

gang, verkeering, bewandeling. Frequented, Bygewoond, verkeerd, omgegaan.

This part of the town is much frequented, or much reforted to, In dit gedeelte van de Stad komt veel volk. Frequenting, Bywooning, byweonende. Frequently, Dikwils, ménigmaal, cast.

That happens very frequently,
Dat gebeurt dikwils.

† FRESCADES, (fhades, bowers)

Prieelen.

FRESCO, Verfch, koel.

To walk in fresco, In de versche
lucht, of in de koelte wande.
Len.

To drink in frefco, Koele drank
drinken.
To paint in fresco, Op verfcbe
kalk, die eerft tegen de muur
geftreekenis, fchilderen, ['t welk
gefchiet op dat de verwen te

FRE.

béter zouden intrekken, en te Freshened, Ververfcht.

vafter houden.]

FRESH, (or cool) Koel.

[ocr errors]

Freih, (or new) Nieuw.
Freih, (or unfaited) Verfch of

ongezouten.

Freth, (fine or lively) Fraai of
levendig.

Freih, (or not tired) Frifch of

onvermoeid.

Fresh water, Verfch water.
Fresh air, Verfche lucht.
Fresh beer, Verfch bier.
Fresh butter, Verfche boter.
Freth date, Onlangs.
While the thing is fresh, Terwyl
de zaak verfch is.

The thing is fresh in my memo-
ry, I have it fresh in my me-
mory, Die zaak legt nog verfch
in myn gebeugen.
Fresh meat, Verfch vleefcb.
Fresh men fupply'd their places,
Daar
or came into my room,
kavam frisch volk in myn plaats.
A freth man, Een verfch man.
To take fresh courage, Nieuwen
moed scheppen.

To take freth air, Een frische
lucht Scheppen.

This beef eats too fresh, Dit
Rundvleefch finaakt te versch.
He is freih in my memory, Ik
kan bem my nog levendig voor-
Stellen.

A freth complexion, Een friffche
kleur in 't gelaat.
While the thing is fresh in our
memory, Terwyl de zaak nog
verfch in onze gebeugenis is.
A fresh-water fish, Een rivier
visch.

Fresh horfes, Friffche paerden.
A fresh water foldier, Een on-
bedreeven nieuwling.

Freth fuit, (a prefent and ear-
neft following of an offender
that never ceafeth from the ti-
ine of the offence committed,
or discovered untill he be ap-
prehended) Voortzetting der
rechtspleging in lyffiraffelyke

zaaken.

FRESH, (a fea term) Een stroom

to

van zoet water.

A fresh, Op nieuw, van nieuws
af aan.

FRESHEN, Verfchen, versch

maaken.

To freshen falt meats, Zout vleefch
ververfchen.

FRESHES, (land-floods) Overstroo-
mingen.
Freshly, Verfchelyk.
Freihnefs, (or novelty) Nieuwig-
Frefhnefs, Versbeid, frisbeid.

beid.

FRET, Een klavier van een fnaar-
Speeltuig.

FRET, Een gramftewige luim.
To be in a fret, Zich verknyzen.
To put one in a fret, Iemand
kawaad maaken.

to

Wine that is upon the fret, Wyn
die nog werkt, troeble wyn.
FRET, (to rub one's skin off)
Het vel afaryven.

To fret (or vex) one, Iemand
tergen.

To fret, Vervällen.

My skin frets, Ik vervël.

To fret, or to itch, Feuken.
What thould I fret my felf for?
Waarom zoud ik my zelven ver-
knyzen?

It frets him, 't Knaagt hem.
To fret away, Ganfch weg eeten,

verteeren.

To fret at play, Kwaad worden in 't Speelen.

ftof die ligt kerft. Silk that is apt to fret, Zyde

The wine frets, De wyn werkt. Fret-work, Greef-werk, werk dat met ribben bezet is.

Fretfull, Knorrig, wrokkend, knys-
achtig, gramfteurig.
Fretted, Doorgebeeten, geknaagd,
met groeven be-
gefcbuurd,
werkt.

knorring, wrekking, ineeting, Fretting, Knaaging, verknyzing, knaagende. bytende, wrok

kende.

[blocks in formation]

Brosheid, bekwaambeid om in ftukken gewreeven te worden. FRIATION, Kruimeling, wryving. FRIAR, zie Fricr.

A friar, (a term of printingoffices, à page fo ill printed, that it can hardly be read) Een munnik, een drukkers konftwoord.

FRIARY, cen Kloofter, Convent. to FRIBBLE, Kibbelen.

Το

To fribble (to trifle) with one, to baffle him, Met iemand beuzelen.

A fribble, Een woelwater, die nooit ftil zit. Fribbling, (or captious) Bedriegelyk, verftrikkend.

I'll make you friends together, Ik zal ulieden bevredigen. a Trencher friend, een Panlikker, Tys-tafelbézem. Friendlefs, Onbevriend, vriendeloos. Friendliness, Vriendelykheid. Friendly, Vriendelyk.

To do one a friendly turn, Iemand eene vriendschap doen. Vriendelyk.

A fribbling queftion, Een barrewarrig vraagstuk. FRIBORGHI, or Fridburg, Waar-Friendly, borg, zie Frank-pledge. FRICASSEE, (meat fried in a pan)

Gefruit vleefch.
FRICATION, zie Friction.
FRICTION, Wryving, Schuuring.
FRIDAY, Vrydag.

Good friday, Goevrydag.
FRIDBURG, zie Frank pledge.
to FRIDGE, or frig about, Dren-
telen, trappelen.

To fridge (or hit) one thing against another, Vryven. FRISTOLL, zie Freed-ftool. to FRIE, zie to Fry. Fried, Gefruit.

FRIEND, Een vriend, of vriendin.

*

He is a friend to Scholars, Hy is een liefhebber van de Geleerden.

She is a fpecial friend of mine,

Zy is myne byzondere vriendin. Many kindred, few friends, Veel maagfchap, weinig vrien

den.

*All are not friends that carry it

fair with us, Het zyn niet alle vrienden, die een fchoon gelaat toonen.

* A friend is not fo foon gotten as loft, Een vriend word zo ligt niet verkregen als verlooren. *Prove thy friend, ere thou haft need, Beproeft uw vriend eer gy in nood zyt.

* A friend is never known till one have need, Men kent een vriend niet voor dat men in nood is. * Where-ever you fee your friend, truft your felf, Wat voor vrienden gy ook hebben moogt, zo vertrouw liever op uw zelfs. Friends may meet, but mountains never greet, De menfchen ontmoeten malkander maar de bergen niet.

Friends, or relations, Bloedvrienden.

He has very good friends, Hy beeft zeer goede vrienden.

To make friends with one, Met iemand verzoenen.

To live friendly with one, In vriendfchap met iemand leeven. The fmall-pox come out friendly with him, De pokjes komen zeer voordeelig uit.

Friendship, Vriendschap, vriendboudendbeid.

To make friendship, to get into
friendship with one, Vriend-
fchap met iemand maaken.
To fcrue one's felf into one's
friendship, Zich zelfs in iemands
vriendfchap indringen.

To cultivate, (to keep, or im-
prove) his friendship, Zyn
vriendfchap aanqueeken.

[blocks in formation]

To fright one out of his duty, Iemand door bedreigingen van zyn plicht doen afwyken.

To fright one away, Iemand door febrik wegjaagen.

To fright the hick-up away, De bik verdryven door iemand te verfcbrikken.

Frighted, Bevreesd, vervaard, verfchrikt.

To be frighted out of one's duty, Door vrees zyn plicht verzuimen.

They were frighted from the very ufe of lawful things, Zy waren zo bevreest gemaakt, dat zy zelfs geen ge-oorloofde dingen dorften gebruiken. Frightened, Gefchrikt.! Mon-Frightfull, Vreeslyk, fchrikkelyk, vervaarlyk, fcbroomelyk.

To break off friendship, De vriendfchap affnyden. FRIER, een Ordenbroeder, Kloofterbroeder, Monnik. Black-friers, Dominikaaner

niken.

Friery, een Kloofter, Konvent. to FRIG, (or leap about) Huppe

len.

FRIGA, of old called Frigeleag,

was an hermaphrodical idol, adored by the old Saxons, on the day now called Friday, which then took its denomination, Een foort van een tweekunnige Afgod, die door de Saxen op de dag nu Vrydag genaamd gediend werdt, en die 'er zyn naam van ontleende. FRIGAT, or Frigot, (a fmall man of war) een Fregat. A light frigat, Een klein Fregat. FRIGHT, Vrees, bevreesdheid, ver

vaardbeid, fcbrik, fcbroom. She was in a terrible fright, Zy was yslyk verfchrikt. They were put into a fudden fright, Hen wierdt een fchielyke vrees aangejaagd.

To take a fright and run, Op bol gaan, op de bol raaken, bol

len.

[blocks in formation]

A frighfull fight, Een verfchrikkelyk gezigt. Frightfully, Op een vervaarlyke wy.

ze.

Frightfulness, Vervaarlykbeid, vreeslykbeid.

The frightfulness, (or the horror) of death, De verscbrikkingen des doods.

Frighting, Vervaardmaaking, —ver

vaardmaakende.

FRIGID, Koud, koel.

The two frigid zones, De twee koude Luchtstreeken. Frigid, (weak, impotent, not able to get children) Zwak, onmachtig in de huwelyks plicbt. Frigid, (jejune, or flight) Koud, laf, van een rédenvoering fpreekende,

Frigidity, (or coldnefs) Koudbeid.

Frigidity, (impotence, imbecility) Onmacht. Frigidly, Koudelyk.

FRIM-folks, De vreemdelingen. FRINGE, Franje.

A fine fringe, Schoone franje.
A fringe for a bed, or a

ca.

́nopy,

[blocks in formation]

nopy, Een verbémelte van een | FROISE, Een ftruif, Spekstruif.

Ledikant.

A fringe-maker, Een franje werker. to FRINGE, Met franjen bezetten of beleggen.

To fringe the valences of a bed,
De vallen van een bedflee met
franje bebangen.
Fringed, Met franjen bezet.
FRIPERER, Een oude kleerkooper.
Fripery, Een voddewinkel, vodde-
markt.

Fripery, (a thing of fmall va-
lue) Voddery, beuzeling.
FRISE, Vriezen, zie Freese.
FRISK, Gril, zie Freak.
FRISK, Vrolyk.
Frisks, Huppelingen, gebuppel.
to FRISK, Huppelen, Springen.
Frisky, Grillig.

to FRISLE, Krullen, frizeeren,
zie Frizzle.
FRIT, Zout of afch met zand faa-

men in den oven gebakken. FRITH, een Zee-engte.

F.ith, (an old word for a plain',

between woods, or a wood) Een dal tuffchen twee boffchen, of een woud. FRITHBURGH, Borg, zie Frankpledge.

FRITHSTOW, Schuilplaats, zie

Freedftool.

FRITILLARY, Kiewits eijeren, [zéker gewas of bloem.] FRITTER, Een ftruif of koek. FRIVOLOUS, Beuzelachtig. FRIZE, zie Freese.

to FRIZZLE, Krullen, frizeeren. To frizzle the hair, 't Hair krullen.

Frizzled, Gekruld, gekuifd, kroes. Frizzler, Een kruller, krulfter. Frizzling, Krulling, frizeering, frizeerende.

a Frizzling-iron, een Krul-yzer. FRO.

IRO, als, To and fro, Heen en

[blocks in formation]

FROLICK, (or whim) Grap, poets.
Frolick, (or merry prank) Blyd-
fchap, goede gier.

Frolick,
Vrolyk, kortswy-
lig.
Frolickfom,
Frolickly, Snaaks.
He carried himself very frolick-
ly, Hy was zeer fnaaks.
Frolickfome, (frolick, or full
of whims) Grappig.
Frolickfome, (or merry) Vro-
lyk.

Frolickfome, (or done out of
frolick) Uit de klugt.
FROM, Van, van daan.

I come from France, Ik kom van
Vrankryk.

From the Indies, Van de Indiën.
A fhip of, and for London from
Hamburgh, Een fchip van Lon-
den naar Hamburg.

From the beginning, Van't be-
gin.

From between his feet, Tuffchen
zyne voeten van daan.

From my heart, Uit 's barten
gronde.

From top to toe, Van 't hoofd tot

de voeten.

From above, Van boven.
From abroad, Van buiten.
From beneath, Van beneeden.
From hence, Hier van daan.
From whence? Van waar?
The fleet came into this harbour
from Cadiz, De vloot van Ka-
dix, liep in deeze Haven bin-

nen.

He kept me from coming, Hy be-
lette my te komen.
He hindred me from writing, Hy
verbinderde my te fchryven.
From the King, Van de Koning.
I come from him to tell you, Ik
kom van hem van daan om u te
zeggen.

From the creation of the world,

Van de Schepping der waereld.
From that time, Van die tyd af.
From three a clock to fix, Van
driën tot zelfen.

From my youth up, Van myn
jeugd af aan.

From hence forth, Van nu voor.
taan.

From time to time, Van tyd tot
tyd.

From, Voor.

To hide a thing from one,
voor iemand verbergen.

Iets

Tierce from the King, (at pi-
quet) Een derde van de Heer,
in 't piquetten.

To ly from one another, Byzon2"
der flaupen.
From, Uit.

It is plain from fcripture, Het is
klaar uit de Schrift.
FRONT, Het voorfle gedeelte.
The front of an army,

De voor

fte geléderen van een beir, de Spitfe des beirs. De voor The front of an house, gével van een huis. The front of a room, Het voorste gedeelte van een kamer, dat zich aan ons vertoont zo als men 'er in treed.

The horse made a large front, De ruitery maakte een grootfront.

To charge the enemy in the front,

De vyand in de flank vallen. The front (or forehead) of a calf, Het voorboofd van een kalf. Front, (or impudence) Onbe Schaamtheid.

to FRONT, Vlak tégen overflaan. His house fronts with ours, Zyn buis ftaat vlak tegen het onze

over.

To front the foe, Den vyand bet boofd bieden. Fronting, Tegenoverftaande. FRONTINIAC, (a luscious kind of rich wine made at Frontiniac, near Montpellier) Een foort van franfche wyn. FRONTIRE, Grenzen, landpaalen. FRONTIERS The frontires of a Kingdom, De grenzen van een Koningryk. A frontier-town, Een grensftad, frontier plaats. FRONTISPICE, De voorgével. The frontifpice of a book, tytel van een boek. FRONTLET, Eene flep, voorboofd.

band.

De

FRONTON, Kruisboog of Kozyn.
FROSEN, Gevrooren, van to Free

[blocks in formation]
[blocks in formation]

FROUZY, (greasy, ftinking) Lee

lyk, morfig, fmeerig, ftinkend. Frouzy hair, Smeerig baair. FROW, een Vrouw, als, A Dutch

frow, Een Hollandfche Vrouw. FROWARD, (or peevish) Gémelyk, knorrig, kribbig.

A froward mafter, Een knorrig
meester.

To have a froward look, Een
knorrig gezigt bebben.
Froward, (fullen, or stubborn)
Hartnekkig, ongehoorzaam.
Froward, (or malapert) Onbe-
fchoft, trotfch, verwaand.
A froward, (or a cross) child,
that does nothing but cry,
Een fchreeuwleelyk van een

kind.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

To live with great frugality, Zeer zuinig leeven.

Frugality, (or temperance) Maatigbeid.

Frugally, Maatiglyk, spaarzaamlyk. FRÜGIFEROUS, Vruchtdraagende. FRUIT, Vrucht, fruit, ooft.

The fruits of the earth, (all manner of corn, or grain) De vruchten der aarde.

The fruit of a tree, De vrucht van een boom.

The fruit of the womb, De vrucht des buiks, kinderen.

Fruit, (or defert at table) Na-
gerecht.

To bring the fruit in, Het nage-
recht opzetten.
Fruit, (all manner of eatable
fruit) Allerly foort van fruit of

eetbaare vruchten.

To live upon fruit, Van vruchten leeven.

[ocr errors]

Fruit, (or profit) Voordeel. Thefe are the fruits of his malice, Dit zyn de vruchten zyner boosaardigheid.

Fruit, (or profit taken of goods or cattle) Vrucht gebruik, vrucht genot.

The fruits of a living, Het inkomen van een paftory. The first-fruits, De Eerstelingen, of eerfte vruchten. To offer the first fruits to God, De eerftelingen aan God opofferen.

ten.

The King has the first fruits, De Koning beeft de eerfte vruchFruit-bearing, Vruchtdraagende. A fruit-bearing tree, Een vruchtdraagende boom. Fruit-market, De fruitmarkt, appelmarkt.

A fruit-loft, Een appelzolder.
Fruiterer, Een fruitverkoo-
Fruit-feller, per.

A fruit-woman, Een appelwyf.
Fruitery, (a fruit-houfe, or fruit-

loft) Een plaats daar men de
vruchten bewaart.
Fruitfull, (or plentiful) Overvloe-
dig.

Fruitful, (or profitable) Voordeelig. Fruitfully, Vruchtbaarlyk. Fruitfulness, Vruchtbaarbeld. The fruitfulness of a country,

De vruchtbaarheid van een land. FRUITION, Genieting, genot. Fruitless, (or barren) Onvrucht

baar.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

A frying pan, Een braad-pan, koek-pan.

*Out of the frying-pan into the fire, Van den regen in de floot. FRYER, een Ordens-broeder, Frier.

zie

FRYTH, een Zee engte, zie Frith." FUA.

FUAGE, (or hearth money) Schoorsteen, of baardftéde-geld. FUB. FUB, als, A fat fub, (a little fat child) Een klein vet kind.

FUC. FUCUS, (paint, varnish) Vernis. FUD,

to FUDDLE, Dronken maaken, dronken drinken.

There they fuddle their nofes,
Daar zyn zy braaf aan 't zui-
pen.

To fuddle one's felf, or to fud-
dle, Zich dronken drinken.
A fuddle-cap, (or drunkard)
Een dronkaart.

to

je in 't zingen, in 't berbaalen van de eerfte party.

To maintain a fugue, 't Gezang aan de

bouden. gang FUL.

FULFILL, (or perform) Vervullen, volbrengen, volvoeren. To fulfill one's promife, or one's vow, Zyn beloften, of geloften vervullen.

Fulfilled, Vervuld, volbragt, volvoerd.

My defires are fulfilled, Myne begeerten zyn vervuld.

[blocks in formation]

Fulfilling, Vervulling, volbrenging, You will foon have your belly
volvoering, voltooijing, -ver-
vullende.

The fulfilling of the Prophecies,

Fulfiller, Een vervuller, volbrenDe vervulling der Prophetiën.

[blocks in formation]

achtig.

FULL, Vol, gevuld, opgevuld.

A bottle full of fome liquor, Een fles vol vocht, of drank.

A town full of foldiers, Een Stad vol Krygsvolk.

A full houfe, in parliament, Een
vol Parlement.

Full of joy, Vol blydschap.
Full glad, Ganfch blyde.
Full well, Volkomen wel.

I am fatisfied to the full, Ik ben
ten vollen voldaan.

Full, (or cram'd) with meat,
† Dik, vol eeten.

Of full age, Meerderjaarig.
A head full of lice, Een hoofd
vol luizen.
O02

full of her, Gy zult baaft uw bekomst van haar bebben. His face is full of the finall pox, Zyn aangezicht is vol pokputten.

Full of forrow, Vol droefheid. A child full of play, Een Speel

ziek kind.

To have one's hands full, to be full of bufinefs, Zyne banden vol hebben, veel te doen bebben.

To be full cares, Zorgvuldig zyn. After a full perufal of your papers, Na bet doorleezen van uw papieren.

He is too full of words, he talks too much, Hy beeft te veel praats.

To die in one's full ftrength, In zyn volle kracht sterven. To pay the full worth of a thing, De volle waarde van een ding betaalen.

To run with full fpeed, Schielyk loopen.

A full ftop, Een punt, of stip. Half-full, Half vol. Full oft, Zeer dikwils.

Full

« FöregåendeFortsätt »