Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

GRIPE, Een greep, bandvol, greep. The gripes in the belly, Buikpyn, fnyding in de darmen. The gripes of avarice, De knaagende zorg der gierigheid.

!

A gripe-money, Een vrek. to GRIPE, Grypen, vatten, nypen. To gripe, (or caufe gripings of the guts) Snyding in 't gedarmte veroorzaaken.

Griped, Gegreepen, gevat.
Griped, (troubled with gripes)
Met fnydingen gequëld zyn.
Griping, Gryping, nyping.
Griping in the guts, Krimping
of pyn in de darmen.

A griping fellow, Een bappige
gaft.
GRIPPLE, als Griping.
GRISLY, Tslyk.

A grifly hue, (or aspect) Een afgryzelyk gezigt. GRIST, Meel, gemaalen meel. 4t It will hinder no grift to your mill, Dat zal geen koorn van uw moolen wyzen.

To bring grift into the mill,
Het water in de molen doen ko-

men.

GRISTLE, Kraakbeen.
Griftly, Kraakbeenig.
GRIT, Gruis, ['t zy van fteen of
eenig metaal.]

GRITH, (an old Saxon word that fignifies peace) Vreede. GRITTY, Zandig.

Gritty bread, Brood dat tuffcben de tanden kraakt, zandig brood. GRIZLED, Grysachtig. Grizly, zie Grisly. GRO. GROAN, Een luide zucht.

De galg zucht om bem. To groan for a thing, Ergens fterk naar verlangen. Groaning, Gefteen, gekreun, gezucht, -fteenende.

a GROAT, Een vier-ftuivers stukje. A groat's worth, Vier tuivers

waard.

He is not worth a groat, † Hy is geen pyp tabak waard. GROATS, Grutten, gort. GROBIAN, or floven, Een morzig man, een morspot. GROCE, Een gros, XII dozyn. A groce of buttons, Een gros knoopen.

GROCER, Een kruidenier,

groffier.

Grocery-ware, Kruideniers-waar.
GROGRAM, Grofgryn, tabyn.
Grogram yarn, Turkfcb gaeren.
GROIN, De liefch.

A fwelling in the groin, Gezwel in de liezen, klap oor. GROMWEL, Gromel, Paerlkruid, Steenbreek.

to GRONE, zie Groan. GROOM, een Stalknecht.

A groom of the King's bed-cham-
ber, Kamerdienaar van de Ko-
ning.

Groom of the stole to the King,
Eerfte édelman van 's Konings

kamer.

A groom of the ftables, een Stalknegt.

A groom of the King's wardrobe, Een jonge van 's Konings kleedkamer.

A groom of the confectionary,

Een Banketbakkers jongen.
A groom of the great chamber,

Een knegt van de groote kamer. The groom porter, De voornaamfte deurwaarder aan 't Hof. GROOVE, Een groef. to GROPE, Taften, voelen, vatten, betaften, grabbelen.

To grope a hen, Een ben betaften of zy een ei by baar heeft. To grope a wench, Een meisje de borsten voelen. Groped, Getaft, bevoeld, betalt. Groper, Een tafter, betafter, grob

belaar.

[blocks in formation]

dulfter van zich taften. GROSS, Grof, plomp, onbebouwen, bet gros.

A grofs error, Een grove dwaa ling.

A grofs fellow, Een plompe (of onbebouwen) vent.

A grofs air, Een zwaare of dikke lucht.

To give one grofs language, If mand kwaalyk bejegenen. GROSS, Gros.

The grofs of the army, Het gros van 't beir.

In grofs, In 't gros. GROSS, (or groce) zie Groce. Grosly, Grovelyk, plompelyk. To tell things grosly, or in a grofs manner, De zaaken rompflomps verbaalen.

To fpeak grosly to one, Iemand onbeleeft aanspreeken.

You grosly miftake my meaning, Gy vergift u grootelyks omtrent myn meening.

He is grosly mistaken, Hy ver gift zich grootelyks. Grofsnefs, Grofheid, plompbeid. GROT, Grotto, Een grot, onderaardfcb bol.

A fine grotto, Een fraaije grot. A grot-maker, Een grotmaaker. GROTES, zie Groats, GROTESK work, Snaakswerk in fcbildery, fnaakery. GROVE, Een klein bofcb, een

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors]

Even with the ground, Gelyksgronds.

Ground, (or land belonging to one) Grond, of land.

What have you to do with my ground?

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

To grow, (to take root, as plants and trees new set) Wortelfcbieten, wachen. I fhall grow here, if I ftay any longer, Als ik hier langer blyf zal ik 'er wortelfcbieten. To grow a pace, Oogenfchynlyk groeijen.

To grow up, Opwassen, opgroeijen.

To grow big, Dik (of lyvig) worden.

To grow fat, Vet worden.
To grow lean, Mager worden.
To grow thin, Dun worden.
To grow ftrong, Sterk worden.
To grow little, Klein worden.
To grow heavy, Zwaar worden.
To grow handfom, Schoon wor
den.

To grow ugly, Leelyk worden.
To grow proud, or infolent, Ho-
vaardig of trots worden.
To grow humble, or lowly, Né
derig of laag worden.

To grow poor, Arm worden. To grow weary, Moede worden To grow rich, Ryk worden. It grows day, Het wordt dag. It grows towards evening, Het begint avond te worden, de avond begint te vallen.

To grow little, (or leffer, to grow fhort,) Korter worden, in krimpen.

The days begin to grow fhort, De dagen beginnen te korten. To grow stronger and stronger, after a fit of fickness, Na een ziekte in kragten toeneemen, stërker worden.

To grow young again, Wéder jong worden.

To grow dear, Duur worden. To grow weary of a thing, Iets moede worden, een afkeer ergens van krygen.

To grow á scholar, Een geleerde worden.

To grow tame, Tam worden. There grew a quarrel upon it, Daar ontstond een krakeel uit. To grow INTO fashion, In 't gebruik komen, de mode worden.

To grow into a proverb, Tot
een fpreekwoord worden.
To grow into favour with one,
In iemands gunst raaken.

To grow up, Opgroeijen.

This rain will make the oats grow

grow up, Deeze régen zal de baver doen waffcben.

A tree that grows up fine. ly, Een boom die fchoon opgroeit.

To grow up again, Weder opkomen.

To grow up into one's acquaintance, Kennis met iemand maaken.

Het is een gemeen zeggen ge

worden.

Grown weary of all things, Alles moede geworden zyn. The grafs is not grown enough for the horfe to forage, Het gras is niet genoegzaam gegroeid voor paerde-voeder. Full grown, Volwaffen.

Grown out of ufe, Verouderd, uit het gebruik geraakt. GROWTH, Wasdom, gewas. This is of our own growth, Dat is van ons eigen gewas.

To grow UPON one, Te machtig voor iemand worden. This age grows to an immoderate exceís, Deeze eeuw is ten uiterften buitenspoorig gewor-Growth, (or increafe) Aanzien,

den.

It grows near harvest, Het gaat
naar den oogft.

The night grows on apace, De
nagt begint merkelyk te vallen.
Things are not grown to that
extremity, De zaaken zyn tot
dat uiterste niet gekomen.
To grow OUT of ufe, Uit bet
gebruik raaken.

To grow out of kind, Ontaar-
den, verbafteren.
To grow out of esteem, Zyn
achting verliezen.

To grow towards an end, Ten einde, of op 't laatft loopen. It grows toward morning, Het begint dag te worden. Grower, als, A flow grower,

Ie

mand die langzaam groeit, of een boom die traag opwaft. Growing, Groeijing, groeijen

de, waffende, wordende. It hinders his growing, Het belet zyn groei.

A growing inflammation, Een verfche ontsteeking.

A fine growing weather, Mooi groeizaam weer.

to GROWL, Morren, knorren. Growling, Gemor.

GROWN, Gegroeid, gewaffen, geworden.

He is grown proud, Hy is groots
geworden.

She is grown a woman, Zy is
opgegroeid tot eene Vrouw, xy
is eene Vrouw geworden.
A young man grown to that pafs,
that no body can rule him,
Een jongeling die zo onbandig ge-
worden is dat bem niemand re-
geeren kan.

Grown folks, Volwaffchen men
fcben.

T is grown a common talk,

vermeerdering.

To contribute to the growth of a Monarch, Médewerken tot bet aanzien van een Monarch. He is not come to his full growth, Hy is nog niet volwasfen.

Growth half penny, (a rate paid in fome places for tythe of every fat beaft) Een zekere impoft die men van ieder vët beeft betaalt.

GRU.

GRUB, Een wormtje.

To have one's head full of grubs, Een boofd vol muizenesten. ft To be in his grubs, or mully grubs, Droefgeeftig zyn. He is a mere grub, (or dwarf) Het is een rechte dwerf, een endeke menfcb. [DE BRUINE.] GRUB-STREET, (a street in London fo call'd, where idle ro- | mances, ballads, and fuch paultry ftuff are printed or fold) Een zekere ftraat in Londen, daar allerly ftraatliedtjes gedrukt en verkogt worden. Grub-street news, Gruhstraat nicurus, daar geen staat op te maaken is.

[blocks in formation]

Grubbing up, Uitroeijing, wieding, uitroeijende.

[ocr errors]

to GRUBBLE, Grabbelen, overal betaften. GRUDGE, Wrok, bedekte baat, wangunft.

to

An old grudge, Een oud knorrig wyf.

To bear a fecret grudge, Eenen
beimelyken wrok draagen.

A grudge of confcience, Een
knaaging des geweetens, wroe-
ging des gemoeds.
GRUDGE, Wrokken, benyden,
misgunnen.

I don't grudge him his happiness
at all, Ik benyde bem zyn geluk
in 't minste niet.

To grudge, Klaagen, gémelyk
zyn.

I don't grudge my pains, Ik be
klaag myn moeite niet.
You would grudge to do it, Gy
zoud kwaad zyn als gy bet doen
moeft.

She grudges her fervants their victuals, Zy gunt baare dienstbooden 't eeten niet. Grudge-bearing, Wrokachtig, baatdraagend. Grudged, Gewrokt, benyd, misgund. Grudging, Benyding, de, wrokkende.

benyden

[blocks in formation]

it of trees) Een bofcb zuive-Grumbling, Geknor, gemor, gepreu

ren.

Grubbed up, Uitgeroeid, gewied. Grubbing, als, A grubbing-ax, Een fnoei byl.

tel, gefchrol, preutelende.

morrende "

To have a grumbling in the gizard, Misnoegt zyn, iets

beb

[ocr errors]
[blocks in formation]

* A grunting horfe, and a groaning wife, feldom deceive their maiter, *De kraakende wagens duuren bet langft.

to GRUNTLE, Knorren, morren.
She does nothing but gruntle,
Zy doet niet als klaagen.
Gruntling, Knorring, kyving.
GRUTCH, zie Grudge.
GRY.

GRYFFIN, Griffioen, zie Griffin.
GUA.

GUARANTEE, Een borg.

The King of England is guarantee of the treaty of Nimmeguen, De Koning van Engeland is guarandeur van 't Traktaat van Nimwégen.

to GUARANTY, Beschermen, bandbaven.

GUARD, zie Gard.

to GUARD, Befcbermen, befchut

ten.

Guardian, een Voogd.
GUĎ.
GUDDS BOB, (a comical oath)|
Slapperboot!
GUDGEON, Een grundel, [zéke-
re vifch.]

To swallow a gudgeon, Een boon
verdraagen.

GUE GUE-GAWS, Groilen, prullen, beuzelingen.

to GUELD, zie Geld. GUERDON, (or reward) Belooning. GUERKINS, zie Gherkins. GUESS, Een giffing.

By guefs, By de gis, by de roes. 'I was more by guess than cunning, Het was meer geluk dan wysbeid.

To read by guefs, Raaden bet geen men leeft. GUESS, (a particle ufed with the pronoun another, in a familiar

[blocks in formation]

ftile) inftead, of guife, zie | Guider, Een leider, bestierer. Guiding, Leiding, beftiering, bestierende.

Guife. Elections are now managed after another guefs (manner) than formerly, De verkiezingen gefcbieden thans op een gebeel andere wyze als voor deezen. Another-guefs (fort) of man, another-guefs (fort) of woman, Een ander flag van een Man of

Vrouw.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

325

GUIDON, (or ftandard) Standaart. Guidon, (an officer of the lifeguards) Standaart draager. GUILD, (or tribute) Een tol, tribuut.

Guild, (or amerciament) Een boete.

Guild, (or fraternity, or company) Een gild. Guild-hall, Het Stadbuis, Raadbuis.

to GUILD, zie Gild. GUILDER, Een gulden, a Dutch coin of twenty ftivers. GUILE, Bedrog, valsheid.

Full of guile, Bedriegelyk. Guilefull, Bedrieglyk, valslyk. Guilefully, Op een bedriegelyke wyzł. Guilefulness, Bedriegelykheid. GUILT, Schuld, misdaad.

To avouch one's guilt, Zyn fcbuld bekennen. GUILT, adj. Schuld.

beid.

Guiltlefs, Onfchuldig, buiten fchuld. He is found guiltlefs, Hy is onfcbul

Thefe are the circumftances whe-Guiltinefs, Scbuldig beid, misdaadigreby the bishop is to be guess'd into treafon, but I hope your lordships will be very cautious, how you make precedents of fuch dangerous guefs-work Dit zyn de omftandig beden avaar uit men den Bijchop van hoog verraad verdenkt, maar ik boop dat uwe Hoogbeden zorgvuldig zullen zyn, om zulke gevaarlyke giffingen geen voet te gee

ven.

[blocks in formation]

dig bevonden, of verklaard. Guiltlefsnefs, Onfchuldigheid. Guilty, Schuldig, misdaadig. He is guilty of that crime, Hy is fcbuldig aan die misdaad. He looks guilty, he looks as if he were guilty, Hy scbynt schuldig te zyn.

To find one guilty, Iemand fcbuldig verklaaren. GUIMP-lace, Verbéven kant, gimpe

kant.

[blocks in formation]
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

GUS.

to GUSH out, Gudzen, uitstroomen, uitvloeijen, uitgulpen. The bloud did gush out of his wound, Het bloed gudsde uit zyne wonde.

She gush'd out in tears, Zy borft uit in traanen.

Gushing out, Uitstorting, uit. ftortende.

We found many springs gushing out in great spouts, Wy vonden verjcheide wellen, die groote ftraalen uitfpouten. the GUSSET of a thirt, Het affel doekje van een bembd. GUST, Smaak.

To have a good guft, Een goe
den fmaak bebben.
Guft, (or defire) Begeerlykbeid,
luft.

A guft of wind, Een ruk wind.
A guft of paffion, Een oploopen
de drift.
Guftable, Smaakelyk.
GUT.

GUT; Een darm.

The great gut, De groote darm.
A greedy gut, one that loves,
(or that is given to) his guts,
Een gulzigaart, een vraat.
To mind nothing but one's
guts, Nergens om denken als om
eeten en drinken.

(+) His guts chime twelve, 't Is

aan zynen buik al middag. A fat guts, Een dikpēns. The griping in the guts, Snyding in de ingewanden. The twifting of the guts, Darm kink, geweldige darm-jicbt. Gut-ftrings, Darm ftrengen.

† Gut-tide, (for shrove-tide) Vasten-avond.

to GUT, Het ingewand uithaalen, in een letterlyke en figuurlyke zin.

To gut a houfe, Een buis ont

[blocks in formation]
« FöregåendeFortsätt »