Habilements of war, Krygstoerufting. HABIT, Een kleed, gewaad, dos, dragt. Habit, (or custom) Heblykheid, gewoonte, aanwendzel. Habit of the body, Gefteltenis van bet Lichaam. HABITABLE, Bewoonbaar, be woonlyk. Habitableness, Bewoonbaarbeid. HABITACLE, Woonplaats. HABITATION, Een wooning, woonplaats. HABITED, Bekleed, gedoft, bebebd. Well habited, Cierlyk gekleed. HABITUAL, Heblyk, inwoonende. The habitual grace, De inwoonende genade. to HABITUATE, Zich gewennen. Habituated, Bewent, bebebt. To be habituated in a fin, Een bebbelykbeid in de eene of andere zonde krygen. HABITUDE, Gewoonte, bebbelykbeid. HABLE, een Haven. HAB-NAB, Luk raak. 'Tis meer hab nap whether it fucceeds or not, Het is zeer twyffel-achtig of bet lukken zal. GYPSY, een Heiden, goedergeluk- Hab-nab, Befchroomd, bezwaarlyk, GYR. zegster. GYRONEE, (a term of heraldry) Agt deelig, die agt stukken in zyn fcbild voert. GYV. naauwlyks. HAC. HACK, (a cratch for the hay, a word ufed in Lincolnsbire) Kreb, ruif. † HACK, zie Hackster. HACK, verkorting van HACK. NEY, Een buurpaerd, buurkoets, boer. to HACK, Hakken. bouwen. To hack in pieces, Aan ftukken bakken. Hacked, Gebakt. Hacking, Afbakking, kende. A hackney-whore, Een allemans A hackney-writer, Een gebuurd to HACKNEY, Huuren. HAD. HAD, Gebad, van to Have. We had very cross weather, Wy badden zeer flegt weer. Had we but money enough, Als wy maar geld genoeg badden. After I had it, Na dat ik bet bad. Before I had it, Voor dat ik het bad. I had had it, Ik zou het gebad bebben. He had like to have been loft, Het fcbeelde weinig of by was verongelukt. He had me with him, Ik was met bem. afbak to HACKLE, Scheef bakken, klein bakken. Hackled, (or cut fmall) Klein Hackling, Hakking, bakkende. a Hackney-horse, een Huurpaerd. koets. By 't uur of voor een boodschap. Zie de aanmerking onder het woord Livery. a Hackney-man, Een die paerden verbuurt. To haft a knife, Een mes beften, 'er een beft aan maaken. Hafted, Met een bandvatfel voorzien zyn. HAFTER, Een vitter, barrewar. Hafting, Hefting, de daad van een beft aan te zetten. HAG. HAG, Een heks, kol. Hags, (a kind of fiery meteor appearing on men's hair, or horfes manes) Een glanfch op bet baair of de maanen der paerden. to to HAG, Plaagen, pynigen. HAGARD, Wild." A hagard hawk, (that for fome time prey'd for herself before fhe was taken) Een wilde Valk. Haggas, Een foort van leever} Haggefs, worst. to HAGGLE, Knibbelen, [in 't koopen van iets] afknibbelen, naauw dingen. Haggler, Een knibbelaar, naauwdinger. He is a great haggle, Het is een rechte krentekakker. Haggling, Afknibbeling, geknibbel, knibbelende. To what purpose is all this haggling? Waar toe is al dit geknibbel? HAL. HAIE, zie Hay. HAIFER, een Hokkeling, zie Heifer. HAIL, Hagel. Hail-fhower, een Hagelbud. To charge a gun with five big hail-fhots, Een Snapbaan laaden met vyf grove bagels. Hail, (an old way of faluting, which is the fame as all health to you) Heil zy u, geluk. + To be hail fellow well met, Met iemand. gemeenzaam zyn, zonder Complimenten vrolyk zyn. HAIL, (or healthful) Gezond. t› HAIL, Hagelen. It hails, Het bagelt. It begins to hail, Het begint te bagelen. to HAIL a fhip, een Schip praaijen. HAILED, Gebageld. fchrikkelyk, affcbuuwlyk, ver- Hainoully, Op een gruuwelyke wy ze. Hainousnefs, Yslykheid, affcbuuwe lykheid, fchrikkelykheid, gruu welykheid. The hainousnefs of the crime, De grouwelykbeid van een misdaad. HAIR, Haair. It was within a hairs breadth, Het fcbeelde niet een baair. His hair ftood an end, Zyne baniren reezen bem te berge. Against the hair, Tégen de loef, tegen de draad. Soft downy hair, Vaffig baair, dat eerft aan de kin van een Jongeling uitfpruit. To take a hair of the fame dog, (to fall to drinking again) 'Er bet baair van den oude bond opleggen. A fine head of hair, † Eenfraaije kop met baair. To a hair, Net op een baair. I understand him to a hair, † Ik verfta hem op een prik. He tells it to a hair, Hy vertelt het op een baair. I shall not value my self a hair the worse, Ik zal er myn zelf geen baair te minder om réke nen. Hair cloth, Een baairen kleed. A hair-brain'd youth, Een onbe- Red-hair'd, Rood baairig. Hairy, Haairig, ruig. A hairy comet, Een baairige Hairiness, Haairigbeid, ruigbeid. to HAKE, (or gape) after a thing, HAL. Halbardeer, een Hellebaardier. The hair of the head, Het baair to HALE, Sleepen, trekken, Neu van het boofd. ren. aveg. Half verfe, De belft van een Vaers, Snyding, ruft ten einde van de zesde lettergreep in 't belden dicht. Half brother, Een balve broeder. maal ontvangen onder één téken, Half-tongue, (or party-jury, empanell'd upon my caufe wherein a stranger is party) De kamer me-partie, om de Rechtzaake der Vreemdelingen te onderzoeken. Deeze Kamer is in Holland afgefchaft. HALF, (or moiety) Helft. Take one half, Neem de helft. To devide a thing in halves, Iets in tween verdeelen. To go halves with one, Iemand balf staan. Το To do things by halves, De zaa- | Halfier, De trekker van een schuit ken ten halven doen. To get half in half, Zyn geld verdubbelen. Well begun half ended, Een goed begin is 't balve werk. Half feas over, Byna dronken. HALIEUTICKS, Boeken bandelende van de Villeben, of de Viljcbe. ry-kunde. HALIMASS, Allerheiligen. HALIMOT, zie Haly-mote. HALING, (from to hale) Preijing. HALIOGRAPHER, Een beschryver van de Zee. Haliography, De Zee beschryving. HALITUOUS, Dun, fyn. HALL, Een zaal, bal. Westminster-hall, De zaal van Weftmunster. A hall, (or place of pleading) A town-hall, or common-hall, Magdalen's-hall in Oxford, Het Magdalene Collegie te Oxford. of fchip. HALSONG, (or pillory) De kaak. To make a halt, Stilftaan. aanroert. *Don't halt before a cripple, *Wagt u voor de getékenden. A halter, [cripple] Een binkepoot, kreupel. HALTER, [for thieves] Een strop, baft. To figt for a halter, Om de galg vechten. Halter, (for a horfe) Een balfter. The halter is broke, De balfter is gebrooken. † A halter fick, (that deserves to be hang'd) Een galge vogel. to HALTER, De ftrop aandoen. Haltered, Met een balfter of ftrop om gedaan. HALTING, Hinking, ftilbouding, binkende. - to HALVE, Halveeren. Guild-hall at London, Het Stad-† buis van Londen. A hall, (for tradesman) een Gildekamer. Grocer's hall, De kruideniers gildekamer. A hall, (or room) wherein all the fervants of a great family dine an fup, Een groote kamer daar alle de dienstboden eeten. HALLAGE, Gilde-recht. HALLIBUT, Heilbot, Een zékere vilch. to HALLOO, Uitbollen. By halves, Ten balven. HALYMOTE, (or court-baron) Grond Heer, Leenvoogd. HAM. HAM, De kniebuig, kniefcbyf. a Weftphaly HAM, een Weftfaalfcbe bam. Ham, (or borough) Gebucht. A. Van dit woord zyn verfcheide naamen van Vlekken famengeftëld, die in het begin maar gehuchten waren; als Nottingbam, Buckingham, &c. HAMBLES, (a port or haven) een Haven. HAME, De baam, [het trekzeel dat een paerd om 't lyf heeft.] HAMLET, Een gebucht. to HALLOW, Weijen, beiligen, Hallowed, Gebeiligd, gewyd, HALLUCINATION, Missing. to HAMMEL, Een bond verminken, zie to Hamstring. HAMMELED, zie Hamftrung. HAMMER, Een bamer. To drive in a nail with a hammer, Een Spyker inflaan met een bamer. to HAMMER, Met eenen bamer flaan, kloppen, indryven, in-. naan. To hammer a difh, Een fchotel To hammer in one's fpeech, To hammer upon a thing, (or To hammer out a thing, Iets met groote moeite bewerken. To hammer out one's own fortune, Zyn fortuin maaken, ryk worden, vorderen. To hammer a thing INTO one's head, Iets vaft in zyn gebeugen prenten. Hammered, Met eenen hamer geflaagen, geklopt. Hammered money, Geflagen geld. Hammering, Klopping met eenen bamer. I hear a great hammering, Ik boor een groot geraas van ba mers. A hammering upon a thing, Een twyffeling, of onzekerheid ergens over. HAMMOCK, Een bangmat, hammak. HAMPER, Een fluitmand, mand. to HAMPER, Belemmeren, verbin deren. He hamper'd his horns in the boughs, Hy verwarde met zyn boorens in de ftruiken. Hampered, Belemmerd. Hamper'd with a bad wife, Met een kwaad wyf gequëld zyn. Hampering, Belemmering. HAMPŠEL, Gebucht, zie Hamlet. ‡ HAMSOKEN, or Burglary, Huisbraak. to HAM-STRING, De kniebuigen, affnyden, verlammen. To hamstring, (or to bough) a dog, Een bond verminken met bem een fnéde in de poot by de knie te geeven. Ham-ftrung, De kniebuigen afgo fneeden, verlamd. HAN. HANNAPER, Mand, zie Ham HAND, Een band. The right hand, De rechterband. To fall into one's hands, ↓ In In the turning of a hand, In To take the upperhand (or the righthand) of one, De booger band van iemand neemen. To take what comes next to hand, Neemen het geen eerft voorkomt. To fight hand to hand, Onverzaagt vechten, voet aan voet vechten. To go hand in hand, Ge-armd, famen of band aan band gaan. He is my right hand, or my beft help, Hy is myn rechterband, myn befte hulp. To have one's hand full, to have work enough upon one's hand, to have enough to do, Zyn banden vol bebben, of veel te doen bebben. He is on the mending hand, Hy is aan de béter band. Hand, (or fignature) Hand, of bandtekening. A horse fifteen hands high, Een paerd van vyftien banden boog. That's the bufinefs now in hand, Dat is nu de zaak, daar komt bet nu op aan. To go from the business in hand, Van bet onderwerp afgaan. To be in hand with a bufinefs, De band aan 't werk flaan, iets doen, ergens aan arbeiden. I have been long in hand with it, Ik heb bet al lang in banden gebad. It is confeffed on all hands, 't Wordt van ieder een toegeftaan. te behouden. Cap in hand, Met de boed in de band. They parted even hands, Zy fcbeidden zonder eenig voordeel op malkanderen behaald te bebben. On the one hand, Aan de eene kant. On all hands, Van alle kanten, overal. I have it from very good hands, Ik heb bet van goeder band. We have it from feveral hands, Wy bebben bet uit verfcheide banden. To have a thing from the beft hand, Iets uit de eerfte band bebben. "T is on all hands agreed on, Het is van alle kanten toegeftemd, zy zyn het rond ééns. A hand in hand ring, Een ring met twee bandtjes. The favours I have received at your hands, De gunsten die ik van u, of uit uwe banden beb ontvangen. I'll never take this wrong at your hands, Ik zal bet kwaad dat gy my doet nooit verdragen. I received this kindness at his hands, Ik genoot die vriendschap van hem. And he laid fuch hands on me, that Hy vatte my zo gewël dig aan, dat Near at hand, Digt by de band. To pay money in hand, Geld vooruit betaalen. Hand, (or hand writing) Hand, of bandtekening. I know his hand, Ik ken zyn band. To fet his hand to a paper, Een gefchrift ondertekenen, zyn band onder een fcbrift zetten. I have a note under his hand, Ik beb een briefje van zyne band. Hand to hand, Hand aan band. He lives from hand to mouth, 't Gaat met bem van de band in de tand. He bought it at the second hand, Hy kogt bet uit de tweede band. vat-You always buy at the worst hand, Gy koopt altyd uit de fecbtfte band. To take in hand, By der band ten, onder banden neemen. It is believed at every hand, Alleman flaat 'er geloof aan. It lies in your hand to fave him, 't Staat in ulieder magt bem To go or fall in hand with a thing, Iets aanvangen, begin nen. To be in hand, (or in dealing) with one, Met iemand in onderhandeling zyn. To have a good hand at cards, Een goede band hebben, in t kaart pël. To bear one in hand, (to make fair pretences that a thing fhall be done) Iemand met fcboone beloften paaijen. To make a hand of a thing, (to make a lingring bufinefs of it, in order to get the more) + lets op de lange baan fleepen, om 'er te meer voordeel uit te trekken. To have a hand in a business, Ergens een band in hebben. He has a hand in the plot, Hy beeft een band in 't fpël. Keep off your hands. Houd 'er uwe banden af. To lay violent hands on one's felf, Zyn banden aan zich zelf flaan, zich zelf ombrengen. To bring up a child by hand, Een kind met de pypkan, of pap pot opbrengen. If you get a young wife, you may bring her up to your hand, Als gy een jonge Vrouw krygt kunt gy baar naar uw band ftellen. T is done to my hand, Het is wel gedaan. * 't Is een kolfje naar myn band. A man of quick hands, Een bebendig Man. They are hand and glove one with another, † Het zyn twee banden op één buik. To drink hand to fift, Met groote teugen drinken, zyn glas fcboon uitveegen. My hand is in, Ik beb'er de flag van weg. My hand is out, Ik beb 'er de flag niet van. eerft in de gedagten komt. To do what comes next to hand, De eerfte zaak doen die ons voor komt. To be under the phyfician's hands, Onder Dokters banden зуп. He has fhaken hands with all honesty, Hy beeft alle eerlykbeid vaarwel gezegd. You have a good hand of it to day, Gy bebt van daag goed geluk gebad. Thefe are as fine as hands can make 'em, † Deeze zyn zo fraai als ze met banden gemaakt kun nen worden. Under hand, Onder de hand, ter fmuik. At hand, Na by. Out of hand, Op ftaande voet, terflond. Be fure to do it out of hand, Vergeet niet om het aanstonds te doen. Hand over head, Oproeriglyk, onbezonnen, drieft en dom. 'Tis his way to do things hand over head, Hy doet alle dingen bals over kop. We want more hands to do this, Wy bebben meer banden nodig om dit te doen. Call for more hands, Roep meer menfcben. To be heart and hand for a thing, † Met bart en ziel ergens voor zyn. To get the upper hand, De To give the upper hand, De een uurwyzer, de wyzer. Short hand, Verkortfel-fchrift, karakters. Under hand dealing, Slechte praktyken. to HAND a thing down, Iets van band tot band overleveren. To hand a thing to one, to convey it to from hand to hand, Iets aan iemand overreiken, van band tot band overgeeven. The precepts handed down to us from all antiquity, De leeringen die van de aloudbeid tot ons overgebracht zyn. To hand a lady into a coach, A two-handed fellow, Een kaerel die banden aan 't lyf heeft, een Sterke vent. Left-handed, Slinks. Handed down, Van band tot band overgeleverd. HANDICRAFT, zie Handycraft. HANDKERCHIEF, Een neusdoek, fnuitdoek, balsdoek. To blow one's nofe with a handkerchief, Zyn neus met een zakneusdoek fnuiten. A neck handkercher, Een balsneusdoek, of balsdoek. The holy handkerchief, De beilige zweetdoek. HANDLE, Een bandvatfel, beft, oor, bengfel. fteel. The handle of a pail, 't Hengfel The handle of a spoon, De steel van een lépel. The handle of a balance, De ring van een balans. The handle of a chair, or trunk, Het bandvatfel van een stoel of koffer. The handle of a wheel-barrow, De bandvatfel van een kruiwagen. He took the propofal by the right handle, Hy vatte bet voorstel by het regte end. You take it by the wrong handle, Gy vat het by het ver◄ keerde end. to HANDLE, Handelen, verbandelen, bebandelen. To handle a thing, Een zaak befchikken, beftieren. To handle (or manage) a bufinefs with prudence, Een zaak voorzigtig beftieren, of behandelen. To handle (or treat of) a subject, Een zaak verbandelen. Handled, Gebandeld, verhandeld, bebandeld. Very ill handled, (ill ufed) Handling, Handeling, bebandeling, bebandelende. The handling of business, Het bebandelen van een zaak. HANDSEL, Handgift, zie Han fel. to HANDSEL, Handgift geeven, -de eerfte reis gebruiken. Handfelled, Handgeld gegeeven, de eerfte reis gebruikt. HANDSOM, (or beautifull) Schoon. Handfom, (fine, genteel) Fraai, aardig. A handfom prefent, Een fchoon gefchenk. A handfom treat, Een fraai gaft maal. |