Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

repje wat.

HIENA, Een zéker roof dier. HIERARCHIE,

HIERARCHY,

't Kerkbeftier, Kerkgezag, geestelyke regeering. The hierarchy of Angels, De geestelyke regeering der Engelen. Hierarchical, Kerkbeftierlyk. HIEROGLYPHICAL, zie Hieroglyphick. HIEROGLYPHICK, (an emblem, or myftical figure) Zinnebeeld, zin-verbergende figuur. HIEROGLYPHICKS, Beeldspraakelyke tekens.

HIE thee, Rep u, baaft u.
HIG.

to HIGGLE, or to go higgling
about, (to fell fowl, or meat
from door to door) Iets van
deur tot deur te koop venten.
HIGGLEDY-PIGLEDY, zie Hi-
gledy-pigledy.
HIGGLER, or Hegler, zie Higler.
Higgling,

HIGH, Hoog, verbéven.

A very high fteeple, Een zeer booge tooren.

A foreft of high trees, Een bofcb van booge boomen. High-water,

› Hoog water.

High-fea, }

als

High-dutch, Hoogduitfch, méde, de Hoogduitfchers. The fun is very high, De Zon is zeer boog.

To have a high colour, Een booge kleur bebben.

The moft high, (God) De Allerboogften.

A high and mighty lord, Een boog mogend beer.

groot.

A high tree, Een booge boom.
A high forehead, Een boog voor-
boofd.

A high day, Een beldere dag.
High mafs, De booge miffe.
A high wind, Een fterke wind,
Storm.

A high compliment, Een groot
Compliment.

To aim at high things, or great matters Naar booge dingen Staan.

[ocr errors]

A_high notion, or expreffion, Een boogdravende gedagte, of uitdrukking.

A high fpirit, Grootbartig, moe-
dig.

Verfes that run in a high strain,
Hoogdravende vaerzen.
She laughs at his high fpecula-
tions, Zy lacht met zyn boog-
dravende bespiegelingen.

A furveyor of the high-ways, Een opzigter van de groote wegen. ft To go high in the inftep, (to be proud) Hovaardig, trets zyn.

A high noon, Een volle middag. T is high time, Het is boog tyd.

The high way, De heere weg,

landweg, de weg, wagenweg. High-way-man, Een ftruikroover. High-born, Welgebooren. High-minded, Hoogmoedig, ver

waand.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

To carry it high, Het bart hoog
geplaatft hebben.

To spend high, Veel verteeren.
To feed high, Sterk eeten.
His pulfe beats high, Zyn pols
faat fterk.

To preach too high, Al te ge-
leerd preeken.

To play too high, (or deep) AL te grof Speelen.

The wind began to be high, De wind begon op te steeken. Higher, Hooger.

Higheft, De boogste, boogst.

The higheft office of the Kingdom, Het grootste Ampt van bet Koningryk.

Highly, Hooglyk.

He has highly obliged me, Hy beeft my grootelyks verplicht. Highly commendable, Ten boogfte pryfelyk.

I am highly obliged to you, Ik ben u zeer verplicht. Highnefs, Hoogbeid, boogte. His Royal highness, Zyn Koning lyke boogbeid.

His highnefs, fpeaking of the grand feignor) Zyn boogbeid, van den grooten Heer fpreekende. HIGHT, (or called) Gebeeten. Highty-tighty, (hand over head) + Hals over kop. HIGHTH, Hoogte. HIGLEDY-PIGLEDY, Hals over kop, repje, Scheerje. HIGLER, een Kraamer die eetwaa ren uit het Land in de Stad te koop veilt.

HIL.

HILARITY, Blymoedigheid.
HILL, Een berg, beuvel.

The foot of a hill, De voet eens
bergs.

A house feated on a little hill,
Een buis op een bergje leggende.
To write up hill, Schuin Jcbry-
ven, niet recht schryven.

Mole

[blocks in formation]

I'll punish him, Ik zal bemstraf-
fen.

Give it him, (for give it to him)
Geef bet bem.

I walk'd before him, Ik ging voor
bem been.

HIMSELF, Hy zelf, hem zelven.
God himself is jealous of his
glory, God zelf is na-ieverig
van zyn eer.

He will go himself, Hy wil (of
zal) zelf beene gaan.
By himself, Op zich zelven.
He did that for himfelf, Hy deed
dat voor hem zelf.

He killed himself with a dagger,
Hy ftak zich zelf met een pon-
jaard dood.

He washes himself, Hy wafcht zich zelf.

He makes much of himself, Hy is vol eigen liefde.

When he is in a paffion, he is not himself, Als by driftig word is by zich zelf geen mees

ter.

He is gone away by himself,
Hy is alleen been gegaan.
He did it himself or of his
own accord, Hy deed bet uit
zich zelfs.

He knows what's good for him-
felf, Hy weet wat goed voor
bem is.

T is like himself, Dat is zyn

manier van doen.

tto HIMPLE, Mank gaan.
HIN.
HIN, (a meafure for liquid things
among the ancient Jews) Een
oude maat der Jooden.
HIND, (the female of a ftag) Eene
binde, zie Hine.
Hind-calf, Een jong bertje.

HIND, Agterst.

The hind wheels of a coach, De
agterfte wielen van een koets.
The hind part of the brain, Het
agterfte gedeelte van de bars-
fens.

The hind-loks of a perriwig, De
agterfte lokken van een pruik.
The hind-flap of a thirt, De ach-
ter flip van een hembd.
The hind part of a fhip, De ag-
ter Steven van een fchip.
HINDER, zie Hind.

to

The hinder feet, De agterfte voe.

ten.

The hinder part of the head, Het
agterboofd.

HINDER, Hinderen, verbinde-
ren, beletten, weerhouden.
You hinder inc from working,
Gy verbindert my in 't werken.
To hinder one's time, (to ina-
ke one lose one's time) Ie-
mand verletten, zyn tyd benee-

men.

[blocks in formation]

HINDERLING, Onderblyver, ag-
terblyver, een kind, dier, gewas
enz. dat traaglyk groeit.
HINDERMOST,
De agter-
HINDMOST,
fte.
He is the hindermoft of all, Hy
is de alleragterfte.
HINDRED, zie Hindered.
HINDERSÓME, Laftig, belettend,
in den weg.
HINDFAME, Het wegloopen van
eenen knegt, van zynen Heer.
HINE, or Hind, Eene binde.

A country hind, (or hine) Een HINGE, Een duim of berre, [waar

boere knecht.

op het hengfel der deure

[blocks in formation]

The hip-gout, De beupjicht. Hipped, Ontheupt, de beup uit bet

lid.

Great-hipped, Groot van beupen. Hippifh, (troubled with the hippo) Droefgeeftig, ingebeeld ziek, Hypochonder.

HIPPO, or HIP, (fpleen, melancholy) Hypochonder, melan cholie.

HIPPINGHOLD, Konkelplaats, HIPPINGHAWD, een plaats al waar menfchen zig ophouden om te labbekakken, als zy om een boodschap gezonden worden. HIPPOCRAS, Kruidewyn, kaneelwyn, Ypokras. HIPPOCRISY, Schynbeiligheid, geveinsbeid, buicbelaary, zie Hypocrify.

Hippocrite, Een geveinsde, fcbybeilig, buichelaar.

HIPPOMACHY, Een gevecht paerd.

te

H

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

HIS, Zyn, syns.
HIS book, Zyn boek.
His own, Zyn eigen.

Thefe tricks of his, Deeze zyne
parten.

I must punish this treachery of his, Ik moet deze zyne verraadery straffen.

The pope qualifies himself Cbrift

his vicar, De Paus noemt zich de Stedebouder van Chriftus. This is Peter his book, Dit is bet boek van Pieter.

A. Men kan ook zeggen Chrift's Vicar en Peter's book.

HISS, zie Hiffing.

to HISS, Schuifelen of fiffen, [als een flang] jouwen.

To hifs one, or AT one,
uitjouwen.

Iemand

To hifs like a goofe, Blaazen als

[blocks in formation]
[blocks in formation]

HIT, Een foot, duuw.
He has given me a deadly hit,
Hy beeft my een doodelyke flag
toegebragt.

A lucky hit, Een gelukkige ont-
moeting, een goe flag.

A lucky hit, (or ingenious jeft) Een aardige boert of gelukkige inval.

He has had a lucky hit, Het is

bem wel gelukt.

He had a lucky hit at him, Hy beeft bem een aardige steek gegeeven.

Look to your hits, Ziet voor u,

wacht u, zyt op uw boede. to HIT, Raaken, treffen, flooten, gebeuren, uitvallen.

To hit one with a flick, Iemand met een flok raaken.

To hit one a box on the ear, Iemand een klap aan bet oor gee

ven.

He has hit the white, Hy heeft bet doel getroffen.

To hit the ring once or twice with the point of the lance, De ring een reis of twee met de punt van de lans treffen. I could not hit the door for my life, Ik kon om de dood de deur niet mikken.

He cannot hit the tree, Hy kan den boom niet raaken.

HIST, Interj. (of filence) St, ftil, He hit his foot against the thres

Xx3

It hit pretty luckily, Het gelukte rédelyk el.

can't hit, (or agree) about it, Wy kunnen bet daar over niet eens worden.

I think you and I fhall never hit it right, Ik denk dat wy het geen van beiden ooit regt zullen treffen.

To hit TOGETHER Malkander

ontmoeten.

To hit UPON, Vinden, ontmoe

ten.

I chanced to hit upon him, Ik kwam bem toevallig te ontmoe

ten.

I can't hit or his name, Ik kan
niet op zyn naam komen.
To hit one home, Iemand wak-
ker op zyn zeer taften.
It hit as I would have it, Het
viel zo uit als ik wenschte.
I cannot hit on it, Ik en kan 'er

nu niet op komen, 't komt my nu
niet te binnen.

To hit one in the teeth with a thing, Iemand iets verwyten, iemand iets voor de fcbeenen werpen.

Hit, Getroffen, geraakt, bat.

Hit or mifs, Hat of mis, raak of

[blocks in formation]

welcome, Als gy berwaards komt zult gy welkom zyn. HITHER, als; You will find it at the hither end of the thelf, Gy zult het op dit end van de plank vinden.

When Pompy fled into the hither Spain, Toen Pompejus, aan deeze kant in Spanje vluchte. Hither and thither, Herwaards en derwaards.

Hithermoft, De naafte, de digtfte. Hitherto, Tot nog toe, tot hier toe. Hitherward, Hier na toe. HITTING, Raaking, footing,

treffende, raakende. HITTY-MISSY, Luk of raak. HIV.

HIVE, een Byenkorf.
Hive-drofs, Onvolkomen wasch.
HO.

HO! Ho! bem!

HO, als, There's no ho with
him, Daar is geen ophouden met
bem aan.

Out of all ho, Buitenspoorig.
HOA.

HOAN, Een oliefteen, [een fyne 8 flypfteen daar men met olie op flypt.]

HOARD, Een boop, ftapel, een borde, bende, zie Hord.

a HOAR-FROST, Een ruige vorft, ryp, rym. HOARY, Berypt, grys.

Hoary hairs, Gryze baairen. Hoary, (as ftale bread) Befchimmeld, als oud brood.] Hoarinefs, Beryptheid, grysbeid, beSchimmeldheid. HOARSE, Heefch, Schor.

To grow hoarfe, Heefch worden. To speak hoarfe, Schor Spreeken. Hoarfely, Heefcbachtig. Hoarfenefs, Heesbeid, fcborbeid. HOAST, Léger, bërbërgier, zie Hoft. HOB.

A country HOB, Een plompe

boer.

Hob-nail, Een klein spykertje gelyk

men in de fchoenen flaat. Hob nail, a country clownish fellow) Een kinkel, botterik, lompe boer. HOBBLE, als: He has a hobble in his gate, Hy gaat een weinig mank of kreupel.

to HOBBLE, Hinken, kreupel gaan.

A verfe that hobbles, or a hobbling verse, Een mank vaers.

To hobble over fomething,. (to do it carelesly) Ergens over. been loopen, iets flordig doen. HOBBLERS, zie Hoblers. + Hobblingly, (a school word) Slegt, gebrekkelyk.

He has faid his leffon but hob

blingly, Hy heeft zyn les gebrekkelyk opgezegd. HOBBY, Een klein Ierfch of Hitlandfch paerdtje, als méde, zékere foort van Valk.

A hobby-horse, Een boute paerdtje daar de kinderen mee fpeelen. Every one has his hobby horse, Ieder beeft zyn Speelpop. HOB-GOBLIN, Een kaboutermannetje, Spook. HOBLERS, Zékere ligt gewapen

de Soldaaten, als médě, zekere luiden op de kuft woonende, die een paerd moeten houden, om by eenen inval kennis daar van te gee

ven.

HOBOY, Een fchalmey, meispeeler.

fcbal

- een bam

HOC. HOCA, (a play at cards) Hokken, een kaartspël. HOCK, De kniebuig, metje, Schenk. HOCK, (a German wine) Rynfche wyn.

A. De Engelfchen noemen alle goede Ryn-wyn Old-bock by verbaftering van Hochemer of Hochbeimer wyn. Hock-day, Hock-tide, Een feeft wel eer gebouden den tweeden Dingsdag na Paaffchen, ter gedachtenille van 't verjaagen der Deenen uit Engeland. HOCKER, (or angry) Toornig. (f) to HOCKLE, De kniebuigen doorfnyden, de agterste zenuwen affnyden. HOCKS, (or to hamstring) Een ftier verlammen, met de waijen door te fnyden. Hockfing, Verlamming, in den voorige zin.

to

Hockiter, Verlammer, in de zelfden zin.

HOCUS-POCUS, Een guichelaar. To do a thing by virtue of hoTo do a thing by virtue of hocus-pocus, Iets met een gaauwigbeid doen.

HOD. HOD, Een kalkmout, kalkbak. Hod-man, Een opperman, [die kalk en fteen draagt.]

[blocks in formation]

A meafel'd hog, Een gortig varken.

Hog badger, Een das, [zéker dier.] Hogs-fty, Een varkens-kot, varkensSchot.

A hog-fty-fed, Een varken dat op 't jcbot gemeft is. Hogs-skin, Een varkensbuid. Hogs flesh, Varkens vleefcb. Hogs-cheek, Kinnebaks-hammetje, Hogs-grease, Varkens-vet. Hog-loufe, Varkens-luis. Hog-market, Varkens markt. Hog-herd, Een zwynen-boeder. Hogs-wash, Varkens fpoeling. Hogs harslet, Varkens afval.

A fea-hog, Een bruinvifcb. A hedge-hog, Een égel. Hoggish, Varkensachtig, zwynachtig. To lead a hoggish kind of life, Een varkens leeven leiden. HOGSHEAD, een Oxboofd. To fet the hogshead an end, Het oxhoofd op zyn_end zetten. HOGOO, Een flerke fmaak, fnuf.

een

This meat has a hogoo, Dit vleefch beeft een fnuf weg.: HOI. HOIDON, Een wakkere kleun, een boerfche fommel, een plomp vrouwmenfch.

to

HOIŠE, or Hoife up, Hyssen, opbyJen.

To hoife up fails, De zeilen op

byssen.

To hoife up the prife, De pry opjaagen.

Hoifed, Gebyft, opgebyft.

[blocks in formation]

Hold, coachman, Houd op koetzier.

Whoever has a foot in the grave,

is fure to hold back the other as ftrongly as he can, Die de eene voet in het graf heeft doet zyn beft om 'er de andere uit te bouden.

To hold, (or contain) Bevatten, bouden.

To hold, (or believe) Geloo

ven.

To hold, (or maintain) Verdédigen, bandbaven.

To hold a thing to be true, Iets ftaande bouden of verdédigen, waar te zyn.

To hold, (or lay a wager) Een wedfpel aangaan. What will you hold on 't? Wat

wilt gy 'er onder verwedden? To hold, (or laft) Duuren. To hold (or keep) people in fufpence, Het volk in twyfeling bouden.

To hold (or keep) one's eyes open, Zyn oogen open houden. To hold one in difcourfe, Iemand aan de praat houden.

To lay hold of a favorable op-To hold, (or call) Houden, by

portunity, Een gunftige gelégenbeid waarneemen.

He thinks no law can lay hold of him, Hy verbeeldt zich dat by tégen alle wetten befchut is. They could not take hold of his words, Zy konden hem in zyne woorden niet vangen.

Aftrong hold, Een vafte burgt, fterkte.

the HOLD of a ship, 't Hol van een Schip, bet ruim.

a HOLD faft, Een bou-vaft.

A joiner's hold-faft, Een fcbrynwerkers knegt.

A hold-faft, (or penurious man)
Een vrek.

to HOLD, (to have or keep in one's hand) Vaft bouden, in banden bebben.

·Hold him fast, Houd hem vaft. To hold, (or ftick faft) Binden, caft begten.

It holds very faft, Het kleeft fterk.

To hold one's opinion, or to
hold in one's opinion, (to con-
tinue in it) In zyn gevoelen
volbarden, 'er by blyven
To hold, (or ftop) Tegen bou-
den, ftil doen ftaan.

één roepen.

To hold a counfil of war, Krygsraad bouden.

To hold a Senate, De Raad by

één roepen.

To hold, (or bear) up, Onderdersteunen.

To hold a confultation, Raadpleegen.

To hold an honour during life, Een eerampt geduurende zyn leeven hebben.

To hold of one, (as a tenant does of his landlord) In buur bebben, of houden.

He holds his land of the Emperor, Hy boud zyn land van den Keizer.

He held the dagger to this throat, Hy hield de pook op zyn keel.

There was no ground that could hold him, (fpeaking of a man or beast that runs) Hy vloog, by raakte de grond naauwelyks. He walks as proudly as if no ground would hold him, Hy treedt zo trots als een baan.

To hold one's tongue, or to hold one's peace, Zwygen: zyn mond bouden.

[blocks in formation]

This rule holds yet more ftrongly in politicks, Deeze regels zyn nog gewigtiger in de Staatkunde.

To hold WITH one, (to be of his opinion) Het met iemand bouden, van zyn gevoelen zyn. There I hold with you, Daar in ben ik het met u eens.

I hold it better, Ik houd het béter, ik acht bet béter.

They hold them at a high rate,

Zy boudenze op een hoogen prys. The house will not hold then

all, 't Huis zal ben alle niet konnen bouden.

*He cannot hold a horn in his

mouth but must blow it, Hy kan niet zwygen al ftond bem een mes op zyn keel: Indien men bem iets zegt, dat is zo veel als of men 't aan de klokreep bangt.

To hold back, Te rugge houden, onthouden.

To hold forth, Voordraagen.
To hold out, Uithouden, duu-

ren,

That place cannot hold out if it be befieg'd, Die plaats kan bet niet lang uithouden als ze belégerd wordt.

I held out against them all, Ik
bield het tegen bun allen uit.
To hold out a long fiege, Een
langduurig beleg uithouden.
To make the war hold out,
Oorlog doen duuren.
This law-fute holds out too long,
Dit rechtsgeding duurt te lang.

Den

To

« FöregåendeFortsätt »