To hold out, (at back-gaming) He gave the lefs to every one, as. To hold out, Uittrekken. To hold on one's defign, Zyn To hold (or keep) IN, Inbou- To hold in the reins, In toom bouden. To hold in one's breath, Zyn adem inbouden. Iemand To hold one in hand, To hold up, (or to bear up) He held me up, (or amused me) I will go out, if it does but Hold thy peace, Houd uw ruft. Holding, Houding, de. Holding faft, Vaftboudend. HOLE, Een böl, gat, kuil. bouden The hole of a bottle, Het gat van een vles, of fles. To make a hole, Een gat maa ken. To dig a hole, Een gat graven. A lurking-hole, Een loer-gat. To grow full of holes, Vol ga- To pick a hole in one's coat, Iemand verdriet aan doen. To have a hole to creep out He will find a hole to creep out, Het The arm-hole, De okfel. To wear holland fhirts, Hembden The cane is hollow, De rotting Made hollow, Uitgebeld. bart. A hollow voice Een bolle A hollow noise Een böl ge raas. A hollow fquare, (in military the HOLLOW of the hand, De To give a hollow, Eenfchreeuw HOLPED, or holp'd, (Part.) (from Holfter-cap, Holfter kap. The holy writ, De beilige Schrift. de Heiligen Geeft. To make holy, Heiligen, beilig maaken. The holy men of old, De oude beilige mannen. Holy-days, Heilige dagen. Set holy-days, Onveranderlyke Moveable holy-days, Veranderen- Holy-Thursday, or Ascenfion- A holy water-pot, or stock, een A holy-water-ftick or sprinkle, HOM. HOMAGE, Hulde, bulding, manfchap, onderdaanigbeid. To do homage, Hulde doen, manfchap doen. Homager, Een die manfchap aan ie mand gedaan beeft. HOME, HOME, Te buis. I'll get me home, Ik zal my na At home, t'Huis, binnenslands. broad, Zo binnen als buitens It will come home to him, Dat zal bem weer t'buis komen. To go to one's long home, Na zyn eeuwig t'buis gaan, dat is, fterven. When he found he was drawing home, Toen by zag dat zyn einde naderde. We got between them and home, Wy fnéden bun den weg af. *As well our good deeds as our evil come home to us at last, Wy voelen eindelyk de gevolgen van onze goede en kwaade daaden. Home, Goed. A home thruft, Een goede flag, een groote winst. It will come home to him, Dat | HOMOGENIAL, (of the fame zal bem treffen, dat zal bem be rouwen. A home expreffion, Een klemmend Home-bred, (or civil) wars, Home-stall, (or mansion house) HOME SPUN, t'Huis gesponnen, Home-fpun linnen, Eigen-gereed linnen. kind) Van het zelfde flach. HOMONYMOUS, Gelyknaamig. [fchoon van een andere foort] als méde, twyffelachtig. HOMONYMY, (as when divers things are fignified by one word) Gelyknaamig woord, als verfcheide zaaken door één woord betékend worden. HON. HONEST, (from honour) Eerlyk. A down right honest man, Een regt eerlyk Man. As I am a honest man, Op myn woord van eer, zo waar als ik een eerlyk Man ben. It is not honeft, Het is niet eerlyk. Honeft, (or chaft) Kuis, eerlyk. She is an honest woman Zy is een eerlyk Vrouwsperfoon. voor-Honeft, (frank, open, upright) Home proofs, Sterke, overtuigende Home-ward, t'Huiswaards. Homeliness, (or uglinefs) Leelyk- HOMELY, (or ugly) Leelyk. Home is home be it never fo homely, Ooft, Weft, t'buis beft. *Charity begins at home, De liefde begint t'buis eerft:* bet bembdo is nader dan den rok. To fpeak home, Ter zaake of wakker uit de borst Spreeken. What can be faid more home, Wat kan 'er gepaster gezegt worden. To hit home, Een raakftoot doen. (to be fharp with him) + Iemand leelyk bavenen, ↓ op zyn brood geeven. To come home from my digresfion, Om wederom ter zaake te komen. My other inftances come nearer home, Myn andere voorbeelden zyn nog gepafter. Your crimes are come home to you, Uwe misdaaden komen u t'buis. That comes home to you, Dat zal u raaken. I. DEEL. Homely, (or coarfe) Plomp, A homely ftile, Een plompe ftyl. HOMER, (a meafure among the ancient Jews) Homer, een inaat Een fchryver van gemeenzaame HOMILY, Een redeneering, réden- The homilies of the fathers of Y y ge ziel. He cannot keep himself honest Honestly, Op een eerlyke wyze. He paid me honestly, Hy heeft twyffel niet aan zyn zerlykbeid. To have no honesty, Geen eer bezitten. Honefty, (or chastity) Kuisbeid, als méde een zékore plant. *Honesty is the beft policy, De eerlykbeid is de sefte staatkun de. HONE, een Oliefteen, zie Hoan. To pay or give one the honour » I take it as a great honour, Ik I have a great honour for him, Ik beb veel achting voor bem. These who have an honour for that excellent poet, Zy die eerbied bebben voor dien uitmuntenden dichter. Honour, (or honefty) Eerlykbeid. A man of honour, Een man van eer. You are bound in honour to do it, Gy zyt eersbalven verplicht Honour, (glory, reputation) To come off with honour, 'Er eer. A woman that has loft her ho- To be raised to great honours, A lady of honour to the queen, Een Staat juffrouw van de Koningin. Honour me with your commands, To honour a bill of exchange, Honourable, (or glorious) Roem- A. HONOURABLE, is een Ty tel die men aan de Zoons der Pairs en Edellieden geeft, en by uitneementheid noemt men RIGHT-HONORABLE, de Pairs van 't Koningryk, de Léden van den Geheimen Raad, en de grootte Amptenaaren. Honourably, Op een eerlyke wyze. Honourary, (or titular) Titu lair. An honourary officer, Een Amp- A. Honoured Sir, dus begint men eerende. Your honour, Uw édelbeid. As fweet as hony, Zo zoet als Honour, (the moft noble fort of feigniories, on which other inferior lordships or manners depend) een Heerlykheid. Honour, (or coat card) Een Honeur, in 't kaartspël. Honours, (or woman's courtefy) Neiging, groet der Vrouwen. To pay honour to (or to honour) a bill of exchange, Een wiffel vereeren, aanneemen, betaalen. to HONOUR, Eeren, eere aandoen. A. Hony, is ook een lief naamtje, * Hony is sweet but the bee ftings, An hony_tongue, a heart of eerfte maand na dat men getrouwd Honyed, Met bonig beftreeken, be A Doctor's hood, een Dokters A hawk's hood, Een valks kap. A woman's hood, Een kaper. A riding-hood, Een régen-kap, Hooded, Gekaperd, bekaperd, gekapt. to HOODWINK, Blinddoeken, blindbokken, verblinden. To hood-wink the mind, Het gemoed verdooven. Hoodwinked, Geblinddoekt, geblindbokt, geblind. HOOF, Een boef, boefklaauw. tt To beat the hoof, (to travel a foot) Te voet reizen. Hoof-bound, Smal van boef, eng van biel, een ongemak der paerden. Hoofed, Geboefd. HOOK, Een baak. Hang it upon that hook, Hang *Gotten by hook or by crook. A little hook, Een baakje. Met eenen gouden angel viffcben, weer waagen als men winnen kan. *To fifh with a filver hook, Met een zilveren boek visfchen, vifch koopen in plaats van The pot-hooks, 't Pothengsel. to HOOK, Haaken. To hook together, Toe baaken, To hook in, Inhaaken, vangen. He is hooked in as fure as can be, Hy is wis vaft. Hooked, Gebaakt, baakachtig, omgekromd. Hooked ftick, Een gespleten, of gevorkte ftok. Hooked in, and hooked out, In en uit gebaakt. Hooking in, or hooking out, In of uit baaking. Hookednefs, Haakachtigheid, krom te. HOOP, Een boepel, boep. To drive the hoop with the driver, Een boepel met een stok voortdryven, boepelen. Hoop, (or hoop-petticoat) Hoepelrok. to HOOP, Met boepels beleggen, kuypen. To hoop a tub, Hoepels om een tobben leggen. to Hoop, Roepen, svuiven, zie Whoop. Hooped, Met boepels beleid. Een boppe, [zéker HOOPER, } vogel. A hooper, (or wild fwan) Een wilde fwaan. Hooper, een Kuiper, zie Cooper. Hooping, Belegging met hoepels, kuiping, kuipende. HOOPING-COUGH, (a fort of diftemper to which young children are fubject) De kink-boeft. HOORD, (or hord) Stam, of Ge flacht van zekere omzwervende Volkeren; als de Arabieren enTartaaren. to HOORD up, zie to Hord. tto HOOT, Roepen, febreeuwen. Hootings, Gefchreeuw, geroep. HOP. HOP or HOPS, Höp, [zéker kruid.] A hop-yard, Höpvěld, bop-akker, bop-land. HOP, Een binkelfprong. Hop, (a dancing room, where men and women of the town meet) Een fpeelbuis. In den zin zo als men het te Amfterdam veritaat. I had great hope of him, Ik to HOPE, Hopen, verbopen, verwachten. I hope he will come, Ik hoop dat by komen zal. I hope to come to everlasting life, Ik hoop het eeuwig leeven deelachtig te worden. To hope for a thing, Iets verbopen. I can hope for no good at his To hope (or truft) in God, Op HORD, Een boop, Stapel, een borde, bende. to A hord of money, Een spaarpot. HORD up, Opstapelen, vergaa ren, byeenfchraapen. To hord up money, Geld in een Spaarpot vergaaren. Horded up, Opgestapeld, vergaard. Horder, Spaarder. Hording, Opftapeling, byeenfchraa ping. HORE-HOUND, Andoorn, mal rove, [zéker kruid] HORIZON, De kim, gezigteinder. Horizontall, Gezigteinderfeb, zigt. einderlyk. Horizontally, Met de kim gelyk. HORN, Een hoorn. The horn of an ox, Het boorn van een Os. Hart's-horn, Hartsboorn. The horns of a moon in her increase dig, jaloers. A hunter's horn, Een jaagers boorn. A bugle horn, Een jagthoorn. To wind (or blow) a horn, Een boorn blaazen. A winder of a horn, Een boornblaazer, toeter. A horn ufed by painters to take up the colours, Opftryk-mes of een boorn van eenen Schilder, 0718 de verwen van de fteen op te neemen. Horn-geld, (a tax within a fo reft to be paid for horned beasts) Hoorn-geld. Horn-owl, or horn-coot, a bird of prey) Fagt-uil, nagt-uil, kerk-uil, in 't Latyn Bubo. A fhoening-horn, Een Schoen-aantrekker. An Inkt-horn, Een Inktkoker. -Horn-werk, Een boornwerk. Horn-book, een A, B, bordtje. Horn-back, (a fish) Een Sneeper, (Zeevifch) lang en fpits als de Steur, in 't Latyn Acus. Horned, Geboornd. The horned moon, De geboornde Maan. HORNET, Een borsel of brom mer. Horney, Hoornig, boornachtig. The horney tunicle of the eye, 't Hoornachtig vlies des oogs. tan HOROLOGE, (a clock, hour glafs, dial) Een staand borlogie. HOROSCOPE, Uurfchouw, geboorts-begin, geboorts-punt, geboorts-ftar, 't bemeltéken der geboorte-ftonde. HORRIBLE, Schrikkelyk, vreeslyk, gruuwelyk, yslyk. Horriblenefs, Schrikkelykbeid, gruu welykheid, vreeslykheid, yslykbeid. Horribly, Op een fchrikkelyke wy vaardbeid. HORSE, Een paerd, ros. The head, neck, main, tail, and feet of a horfe, Het boofd, de bals, fchouders, ftaart en pooten van een paerd. A faddle, pack, poft, race, and The fore-horfe of a coach, Het A war-horse, Een Léger paerd. twee menfchen op beeft, dat een Man en Vrouw teffens draagt. A hackney horse, Een buurpaerd. A ftone-horse, Een bengft. To ride on horfeback, Te paerde ryden. To give a horse the head, Een paerd den vollen toom geeven. To come of one's horfe, Van 't paerd flygen. *I will win the horfe or loose the faddle, Ik wil 't altemaal winnen of verliezen. A gentleman of the horse to a nobleman, or a master of the horfe to a prince, een Stalmeefter. Horse, Ruitery, paerdeHorsemen, } volk. To found to horse, Te paerde Light horfe, De ligte paerden. To horfe, (a military command) A horse, (for fchool-boys to be An army of fixteen thousand foot, A ftallion-horfe, Een Spring-A ftalking-horse, (fuch as is bengft. A winged or flying horse, Een The great horfe, Het groote paerd, in 't Ryschool. A barb-horse, or a Barbary horfe, een Barbarys paerd. A Spanish horfe, een Spaanfch paerd. A fea-horse, een Zee-paerd. A wooden horfe, Een boute paerd. To get upon a horse Te paerd To take horse, } ftygen. To ride a horse, Een paerd beryden. Clap fpurs to your horfe, fpur your horfe, Geef uw paerd de Spooren. 'Tis a good horfe that never ftumbles, Het is een goed paerd dat nooit struikelt. ufed in fowling) een Facht paerd. He made me a ftalking-horse, (or a property) to his defign, Hy zette my naar zyn band. They cannot fet their horfes together, Zy kunnen bet niet eens worden. Horfe-back, Te paerd. To get upon horfe-back, Te paerd A horfe-block, Een trap of paal band. A horfe-lock, Een kluifter of blok. Horfe-guard, De Ruiterwacht. Horse-litter, een Rosbaar. Horfe-dung, Paerde mift. Horfe-colt, Veulen, paerd onder de drie jaaren. Horse-meat, Paerde-voeder. Horfe nail, Smits Spyker. Horfe |