Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

to HUNGER-STARVE, Uithonge-
ren, van bonger gestorven, doch
to Starve is alleen genoeg ge-
zegd.
Hunger-starved, Uitgebongerd, ter
dood toe gebongerd, zie Star-
ved.

Hungred, zie Hungry.
Hungry, Hongerig, graag.

To be hungry, Hongerig zyn.
A hungry ftomach, Een bongeri-

[blocks in formation]

HUR. HURDLE, Een borde.

to HURDLE, Met borden bezet

ten.

Hurdled, Met borden bezet. Hurds, Werk, [van vlas.] to HURL, Werpen, gooijen, Smy

ten.

To hurl a dart, Een fcbicht werpen.

The hurl one's felf into inevi

table ruin, In zyn onvermydelyk bederf loopen.

Hurled, Geworpen, gegooid. HURLIBAT, HURLBATS, (or

whorlebat: a kind of weapon with plummets of lead, ufed in games for exercise by the ancient Romans) Een oud Romeinfch geweer. Hurler, Een werper, gooijer. Hurling, Werping, gooijing, werpende.

A hurly-burly, Een geftommel, gedrang, oproer.

A hurly-thrumbo, Een bulderende prediker, die met veel gebaar,. Scheldt en raaft, ook iemand die veel buitenspoorige uitdrukkingen, met groote drift, ge

bruikt.

[blocks in formation]

to

They are all in a hurry, Zy zyn
ganfchelyk in wanorde; 't legt
by ben t'eenemaal overboop.
All his hurry will come to no-
thing, Al zyn baaft zal op niets
uitkomen.

HURRY, Voortrukken, weg lee-
pen, voort borten.

To hurry on a bufinefs, Scbielyk
met een zaak voortvaaren, iets
onbezonnen voortdryven.
To hurry one along, Iemand bor-
tig voortsleepen.

Softly, let us not hurry on the
business at this rate, Zagt,
zagt, laat ons de zaak zo niet
over-ylen.

To hurry one oN, Iemand aandryven, verbaaften.

To hurry one AWAY, Iemand weg jaagen.

Hurried, Voortgerukt, weggebort, gefleurd.

Hurry'd ON, Aangedréven. Hurry'd AWAY, Weggerukt. Hurrying, Voortstooting, baaftige voortdryving,

voortrukkende. HURRICAN, een Orkaan, een ge

weldige wind, uit al de ftreeken van 't Kompas. HURT, (prejudice, lofs, or dama

to

ge) Nadeel, verlies, fcbade. To do one a great deal of hurt,

Iemand veel nadeel toebrengen. To my hurt, Tot myn fcbade. Hurt, (or fore) Zeer. Take heed, you will do him fo me hurt, Draag zorg, gy zult bem bezeeren.

Hurt, (or mischief) Kwaad. What hurt is there in that? Wat kwaad fteekt daar in?

To receive a hurt in any part of the body, In het een of an der deel van 't lichaam begeerd worden.

Hurt, (from to hurt) Bezeerd. I am fadly hurt, Ik ben droevig bezeerd.

You are more afraid than hurt,
De febrik is 't meeft, gy syt meer
gefchrikt als bezeerd.
HURT, Befchadigen, kaetfen,

bezeeren.

You hurt me, Gy doet my zeer. You hurt my thigh, Gy bezeert myn dye.

It was done in a great hurry, tTo hurt, (or indamage) Befcba

Gefchiedde op een fprong, of in

een groote verwarring.

digen, benadeelen.

To

[blocks in formation]

To have skill in husbandry, Zicb
op den landbouw verstaan.
Good-husbandry, Goede buisbou-
ding, Spaarzaambeid, bezuini-
ging.

Ill-husbandry, Slecht overleg, ver-
waarloozing, doorbrenging.
HUSCARLE, Een buisknegt.
HUSE, Zéker vifch, waar van bet
buifenblas of vifcb-lym komt, een
fteur.

HUSH! Stil! bou op! fus.

to

Hufh! he is a coming, Sus ! daar
komt by aan.

Hufh there, Stil daar!
Hush money, Gëld dat men aan
iemand geeft om hem te doen
zwygen.

HUSHI, (or keep filence) Zwy-
gen.

to HUSH, (to filence) Doen zwy

[blocks in formation]

HUSSEL, (an old Saxon word
for the Holy Sacrament) Het
Heilig Avondmaal.

‡ Huffeling people, (or commu-
nicants) Lédemaaten.
HUSSY, zie Huswife.
to HUSSY a woman, (to call her
· huffy) Een vrouw een goede buis-
boudfter noemen.
HUSTINGS, (a principal court at
London) Een voornaam Gerechts-
bof te Londen, zo genoemd.
to HUSTLE, (to hunch, to push
rudely) Stooten.

HUSWIFE, Een buisboudster, zie
Housewife.

She is an excellent huswife, Zy
is een treffelyke buisboudfter.
Huswife, Dit woord wordt in
een gefprek ook wel verachte-
lyker wyze gebruikt, byna in
dien zin gelyk wy zeggen,
Be-
fchikmoer, doch dan spelt men
't gemeenlyk Huffy.

A huffy, (a woman's cafe for
needles, thread, &c.) Een naai-
zakje, daar de Vrouwen hun
naalden, gaaren, zyde, &c.
in bewaaren.

Huswifely, Huishou-
delyk.
Huswifry, Huishou-
ding.
HUT, Een but.

HUT.

van een Vrouw.

A foldiers hut, een Soldaaten
but.

HUTCH, (or bin) Een baktrog, ex
broodkift.
HUTT, zie Hut.

HUZ.
to HUZZ, Ruiffcben, dommelen.
To huzz, (or keep a noife)
Een dof geraas maaken, als wan-
neer verfcheide menfchen mal-
kander iets in het oor luitte-

ren.

HUZZA, Een vreugdegalm des volks
[in Engeland.] Hoefee.
Huzza-men, or tories, De Hof-
gezinden; Tories.

to HUZZA, Hoezeeren, vreugde
fchreeuwen geeven.

to HUZZE, zie to Huzz,
HY.

HY, Haaft, zie Hie.

To hy, (an old word ftill ufed in poetry for to go) Gaan. HYA.

HYACINTH, Een jacint, biacint,
[zéker gefteente,] als ook een
Bloem.

HYD.
HYDE, Huid, zie Hide.
HYDRA, (a monftrous, and fa

bulous ferpent) Een monftreuze en fabel-achtige draak. HYDROGRAPHICAL, Dat tot de waterbefchryving beboort. HYDROGRAPHY, Waterbefcbryving. HYDROMANCY, Water-waarzeg

gery, of waarzegging uit verJebyninge van geeften op 't wa

ter.

HY

!

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

wyze.

to HYPERBOLIZE, Byfter opSnyën, stoffeeren, boven maate breed uitmeeten. HYPERBOREAN, (northern) Noorder. HYPERCRITICK, (a mafter critick) Een groot Kritiek. HYPOCONDRIA, (those parts under the fhort ribs, where lies the liver and fpleen) 't Weeke der zyde, onder de korte ribben daar de lever en milt leggen. Hypocondriacal, or Hypocondriack, (of, or belonging to, the hypocondria) Tot bet gemelde beboorende.

An hypocondriack disease, or malady, Een milt-ziekte. HYPOCHONDRIACK, Miltzuchtig, zwaarmoedig. HYPOCRISY. Geveinsdbeid, fcbyn beiligheid, buichelaary.

A man full of hypocrify, Een zeer geveinst Man.

HYPOCRITE, Een geveinsde,fchyn

beilige, buicbelaar. Hypocritical, Geveinsd, fchynbei

lig.

Hypocritically, Geveinsdelyk, scbynbeiliglyk.

Ik.

I.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

JAC. JACYNTH, zie Hyacinth. JACK, Hans, [een verachtelyke naam in plaats van Jan.] A crafty jack, Een looze boef. (t) Poor jack, Een foort van gul of kleine kabeljauw, Stokvifch. Jack, (in bowling) Honk, in de klosbaan.

Jack, (the male of birds of fport) Het mannetje van de Fachtvogels.

A jack rabbet, Een rammelaar,
mannetjes konyn.

Jack, (a diminutive of John)
Fantje.

Jack, (a pendant, or streamer)
Wimpeltje, lang en fmal vlag-
getje.

[blocks in formation]

Jack sprat,

*

*

uilskuiken.

Jack-fprat would teach his grandam, Fan Sprot, wilde syn groot-moeder leeren.

Jack faucy, Een onbefchofte vltgel.

Jack in a box, Een hans-op met bellen, gekskap, narrepop. Jack with a lanthorn, Een dwaallicht, ftalkaars.

A jack, (to drink out) Een leere kit of kan.

A jack, (for boots) Een krukje om laarzen uit te trekken. Jack daw, (a bird) een Bontekraay, met roode bek en pooten. A jack, (coat of male) Een maalijen-wambes, maalijen-kolder. A jack, (of a fpit) Een braad

werk.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

JAG.

JAG, Een kerf, tantje, keep. to JAG, Kerfjes maaken, inkerven, inkeepen.

Jagged, Gekerfd, getand. Jagging, Inkerving, inkeeping, inkeepende.

A jagging-iron, (used by pastrycooks) Een getant raadje, dat de banketbakkers gebruiken. JAI. JAIL, Een gevankenis, kerker, gevangenbuis.

To go to jail, Naar de gyzeling gaan.

Jailer, Een gevangenhoeder, stokwaarder, fluiter, cipier. Jailer's fees, Sluitgeld.

JAK. JAKES, Een kakbuis. a Jakes-cleanfer, Een buisjes-rui

}

mer,

nachtwer

Jakes-farmer, ker, ftilleveeger. JAM.

JAMBICK, als, Jambick verfes, or Jambick, Een zéker flach van Vaerzen. JAMS, De zydelpoften van een deur, venfter, of jcboorfteen. JAN.

to JANGLE, Krakkeelen, baJebasfen, twiften.

To jangle, or jingle, Bengelen, zie to Gingle. Jangled, Gekrakkeeld, getwift, gebaffebasd.

Jangler, Een krakkeeler, bassebasfer. Jangling, Krakkeeling, gebaffebas, -krakkeelende, twiftziek.

bups. JANUARY, Louwmaand.

JAP.

to JAPAN, Verlakken, lakwerk maaken.

A japaner, Een verlakker, verniller.

(4) JAPE, Een boertery, Sprookje. Chaucer's japes, De vertellingen of Sprookjes van Chaucer. to JAPE, (or jeft) Kortswylen, Sprookjes vertellen.

JAR, JARR,

JAR.

Getwist, gebarrewar, gekrakkeel, gekyf; — een graauwe Olie-pot, [gelyk uit Spanje of de Straat komen.] To make a jar, Krakeelen. A jar of oyl, Een pot met olie. to JAR, Krakkeelen, twiften, barrewarren, oneens zyn, kyven. To jar, (in mufick) Uit de maat

zyn.

A ftring that jars, Een fnaar die niet eenstemmig klinkt. JARGON, Brabbel-taal, baftaard

taal. Jarring, Harrewarring, krakkeeling, barrewarrende.

't muziek geen wys houdt. A jarring voice, Een stem die in A-JARR, als, The door ftand a jarr, De deur staat aan, is balf open.

JAS.

Fallemyn } bloem.

JAS, zie Jafs.
JASMIN, Jasmyn.
Jasmin, or
Jasmin-flower,
Jasmin -gloves, Handschoenen die
met jaffemyn welriekend gemaakt

[blocks in formation]
[blocks in formation]

JAW.

JAW, Een kaak, kinnebakken.
The jaws of hell, De kaaken der
belle.

Jaw-bone, Een kaakebeen.

The jaw-teeth, De kiezen, baktanden.

Jaw work, (eating, guttling) Eeten, met de kaakebeenen jpeelen.

He loves jaw-work, Hy houdt veel

van eeten.

The jaws of death, De kaaken des doods.

He delivered us from the jaws of ruin and deftruction, Hy bevryde ons van verderf en ondergang.

JAY. JAY, een Specht, Gaay. JAYL, zie Jail.

[blocks in formation]

To turn water into ice, Water in ys veranderen.

Ice-houfe, Een ys-kelder. Ice-bound, Door 't ys opgebouden, [van niet te konnen vaaren.] Ice-fpurs, Ysfpooren. to ICE over, Suiker met bet wit van een ey gemengd ergens over ftrooijen.

To ice a cake, to ice asberries or gooseberries, Een gebak, brambozen, of kruisbéziën, zuikeren, Glaceeren.

Ic

[blocks in formation]

I'D, Een verkorting van I would, Ik wilde.

I'd have them all hang'd, Ik wilde bun allen opgehangen bebben. IDE. IDEA, Een denkbeeld, ontwerpfel, verbeeldtenis.

To form to one'sfelf an idea of a thing, Zich zelfs ergens een denkbeeld van maaken.

I have an idea of her in my mind, Ik beb baar duidelyk in myn gedagten, ik kan my een levendig denkbeeld van baar maaken. Ideal, Denkbeeldig.

Identical, (or the fame) Het zelfde. IDENTITY, (a word used in philofophy for famenefs) Evenwezendlykheid, evenzelfstandigheid. IDES, (the ides of a month amongst the ancient Romans) Idus, dertiende of vyftiende van de maand na den Roomfchen Almanak te

rékenen.

IDIOM, Een byzondere toonval in een taal.

The French idioms, De Franfche toonvallen, of eigenschappen.

IDI.

IDIOT, Een flecht, of fimpel menfch, een zot, gek, weetniet. Idiotifim, Gekheid, zotbeid, dwaasbeid.

Idiotifim, Taal-eigenschap.

IDL.

IDLE, Lui, traag, lédig, ydel.
To be idle, Ledig zyn.

Idle, (lazy, or careless) Lui,
achteloos, zorgeloos.
Idle, (fimple, or impertinent)
Simpel, of onrédelyk, onbefchoft,
onbebouwen.

An idle (or flothful) man, Een
luijaart, ledigganger.

He is an idle boy, Het is een
Luije jongen.

She is an idle flut, Het is een
luije fons.

An idle fellow, Een luijaard,
lédigganger.

An idle life, Een ledig leeven.
Idle difcourfe, Onnutte réden,

ydele praat.

An idle ftory, Een Sprookje.

An idle week, wherein no work is done) Een luije week. Idle expences, Noodelooze onkoften.

An idle (or triffling) thing, Een beuzeling, wisje wasje. Idle, (or unprofitable) Nutteloos onvoordeelig. Idle pranks, Boevery, potfen. Idlenefs, Luiheid, traagheid, lediggang, ledigheid.

To live in idlenefs, Een lui leeven leiden.

* Idleness is the mother of all vices, Luiheid is de moeder van alle ondeugden: een lui menfch is des duivels oorkuffen. * Idlenefs is the key of beggary, Luibeid doet verfcheurde kléderen draagen. IDLER, Een ledigganger, ftraatЛlyper.

Idly, Luiachtig, ydelyk.

To live idly, Lui leeven.

Idly, (fimply, or fillily) Zottelyk.

[blocks in formation]

Idolized, Tot eenen Afgod gemaakt. IDY. IDYL, (a fort of poem) Veldgedicht, veldlied, veldzang, barderszang.

JEA. JEALOUS, (afraid of a rival) Minnenydig, jaloerfch.

[ocr errors]

He is jealous of his wife, and

she of her husband, Hy is op zyn wyf, en zy op baaren man jaloers.

To make one jealous, Iemand jaloers maaken.

Jealous, (nice, or tender) Keurig, téder.

He is jealous of his reputation, Hy is yverzuchtig over zyne eere ; by is beel eergierig.

A young man ought to be jealous of publick cenfure, Een Jongeling beboorde bevreest te zyn voor openbaare berisping.] A jealous man, Een jaloerfcb man. Jealously, Agterdogtiglyk, op een jaloerfche wyze. JEALOEŠIE, or Jealousy, (the fear of a rival) Minnenyd, jaloezy.

The jealoufie of married people, De jaloersbeid van getrouwde lieden.

To talk idly, Ydelyk of gebrekke-Jealoufie, (or fufpicion) Agter.

lyk praaten,

uitflaan.

zotte klap

You talk idly, (you don't know what you fay) Gy praat zottelyk, gy weet niet wat gy zegt. He talks idly, (he is light headed, or he is in a delirium)

dogtig.

To conceive jealoufie of fomething, Ergens jaloezy uit op vatten,

Full of jealoufies, Zeer agter. denkend.

What jealoufie can he have of

an

« FöregåendeFortsätt »