Impaired, Verërgerd, befnoeid, ver- | IMPARTIALNESS, zie Impartia- ( IMPED: (van to Imp,) Ingeënt,-minderd. lity. ontbooden zyn om uitspraak over eenige Rechtzaak te doen) op een 2 cédel fcbryven; doch in een ruimer zin, de Gezwooren Man-to nen tot uitwyzing van een Civiel Rechtsgeding benoemen, aan Stellen. Impannelled, an impanelled jury, Een lichaam van gezwooren Rech ters, door de Bailjuw van de Provintie benoemd, om een Civiel of Crimineel rechtsgeding te vonniffen. IMPARITY, Ongelykbeid, onéven beid. IMPEACH, Betichten, befchuldigen, aanklaagen. To impeach one of high-treafon, Iemand van boog verraad befchuldigen. To impeach (or oppofe) the truth of a thing, Zich tegen de waarbeid van een zaak aankan ten. Impeachable, Befchuldigbaar. ging, beticbtigende. Impeachment, Betichting, befcbul diging, aanklagte An impeachment of wafte, (a reftraint of committing wafte upon land and tenement) Een Artykel, of Clauful van een Contrakt, waar by de geen die een Landhoeve huurt, zich verbindt om dezelve onvermindert, na verloop van de huurjaaren te ontruimen. IMPECCABILITY, (or impoffibility of finning) Onzondigbaarbeid, onmogelykbeid van te zondigen. IMPECCABLE, Onzondigbaar. befnoeid. to IMPEDE, Hinderen, verbinde ren. Impeded, Verhindert, belët. IMPEDIMENT, Belët, belƐtfel, verbindering. To have an impediment in one's tong, or fpeech, Gebrekkelyk of zwaar ter taal, of van uit*Spraak zyn. 653 to IMPELL, Aandryven, aanzet ten. Impelled, Aangezet, aangedréven. to IMPEND, Over 't hoofd bangen, naaken. Impendent, Over 't boofd hangende, naakende. Impending judgements, Gedreig. de oordeelen, IMPENDIOUS, Mild, verkwiftend. Impendiousness, Mildheid, verkavifting. IMPENETRABLE, Ondoorgron delyk, onnafpeurelyk, ondoorAndringbaar. An impenetrable secret (not to be discovered) Een ondoorgron delyk gebeim. Impenetrability, Ondoorgrondelykheid. A IMPENITENCE, Onboetvaardigbeid. Impenitent, Onboetvaardig, een onboetvaardige. IMPERATIVE, Gebiedende, meesteragtig. The imperative mood, De gebiedender wyze) IMPERCEPTIBLE, Onbegrypelyk, onbemerkelyk, onbevattelyk. Imperceptibly, Zouder. dasmen 't bemerkt, IMPERFECT, Onvolmaakt, onvol -Norkomen. IMP. IMP. zaambeid, gaauwbeid. IMPINGUATION, Vetmaaking, mesting. The imperial-lily, De keizerlyke | IMPIGRITY, Naarftigheid, arbeid- Imperiously, Heerfchzuchtig lyk, op niet te pas komende, onbefcheiden. IMPETRABLE, Verkrygbaar. krygen. Impetrated, Verworven, verkregen. An impetuous motion, Een on- An impetuous perfon, Een dol- Impious, Ongodvruchtig, godloos. An impious man, Een ongodsdien ftig, onvroom man. Impioufly, Ongodvruchtiglyk, god. Looslyk. IMPIGNORATION, Verpanding. IMPLACABLE, Onverzoenlyk. in Implanted. Ingedrukt, ingeplant. gevorderd kan worden. raad. He went to the rendez vous to IMPLICATE, zie to Imply. Implicit terms, Ingewikkelde uit- An implicit faith, Een ingewik- Implicitly, Bedektelyk, op een in- to IMPLORE, Deemoediglyk aan roepen, bidden, fmeeken. king, -fmeekende. He must be imployed continual- Imploying, Bézighouding, te werk- lende. ploying your best care and pains about, Deeze zaak is waardig dat gy 'er de grootste zorge en arbeid aan te koften legt. Imployment, Bezigheid, beroep. werk, ampt. To be about one's imployment, Aan zyn werk zyn. véderd, zonder véderen. IMPLUMED, Ongepluimd, ongeIMPLUVIOUS, Nat van de régen. to IMPL.Y, Betekenen, befluiten, bebelzen. That implies contradiction, Dat geeft eene tegenstrydigbeid te kennen. A word that implies two gen- To imploy (or gather) one thing maaken. Implyed, Betékend, bebëlsd. IMPOLITE, Onbefcbaafd, lomp, onbeleefd. IMPOLITICK, Onstaatkundig, on- Impolitickly, Onftaatkundiglyk, on- nen, invoeren. His words feemed to import thus much,Zyne woorden, zo't fcheen, bragten zo veel meë. No French commodities may be imported, Geene Franfche waaren mogen ingevoerd worden. IMPORTANCE, Belang, gewigt, aangelegenbeid. A thing of fmall importance, Een zaak van weinig belang. Important, Gewigtig, van belang. IMPORTATION, Invoer, invoe. ring, inbrenging. Imported, Meegebragt, betekend, ingevoerd. IMPORTUNACY, Overlaft, moeijelykbeid, aanbouding. To prevail with importunacy, Door aanbouding overmogen. IMPORTUNATE, Hard aanboudend, overlaftig, moeijelyk, aandringend. To be very importunate (or presfing) with one about a thing, By iemand zeer ernstig ergens om aanhouden. Importunately, Overlaftiglyk. to IMPROBITY, Onvroombeid, boosbeid, onbillykbeid. A man of great improbity, Een zeer onbillyk, onbeus, oneerlyk Man. + IMPROCREATED, Ongeteeld. IMPROPER, Oneigen, wanvoeglyk. Improper words, Ongefchikte, onbetamelyke woorden. Improperly, Oneigentlyk. to IMPROPRIATE, Iets in leenbezitting geeven. Impropriated benefices, Erfelyke of eigendommelyke proven. Impropriation, een Kerkelyke prove die van een Leek bezeten wordt, en door erfeniffe aan bem verval·len is. Improbation of Tithes, Tienden die men in leenbezit heeft. Impropriator, een Leek die een Kerkelyke prove bézit, en daar in eenen Predikant naar zyn believen mag ftellen. IMPROPRIETY of Speech, Oneigentlykheid van fpraak. Improvable, Verbeterbaar. to IMPROVE, Wel besteden, waarneemen, vorderen, toeneemen, bebouwen, aanqueeken, aanleggen, zich van bedienen, gebrui ken. To improve his time, Zynen tyd wel befteden of waarneemen. To improve in learning, In geleerdbeid toeneemen. To improve land, Land wel be bouwen. To improve his eftate, Zyne mid delen verbeteren. To improve his talent, Zyn ta- To improve a victory, Zich van To improve arts and sciences, To improve one's mind, Zyn Improved, Waargenomen, wel be fteed, bevorderd, toegenomen,. verbeterd, bebouwd. Improved in knowledge, In ken nie toegenomen. This will be improved to his condemnation, Men zal zich daar van bedienen om bem te veroordeelen. Improved in health, Gezonder geworden. Improved in manners, Van zéden verbeterd. Improved in fincerity, Oprechter geworden. He is much improved upon all accounts, Hy is in allen opzichten merkelyk verbeterd, by is bet zelfde menfcb niet meer. Improvement, Verbetering, voordeel, nut. The improvement of arts, De aanqueeking der konften. Capable of improvement, Be kwaam om verbeterd te worden. Improver, Een verbeteraar, toenee mer, waarneemer. Improving, Toeneeming, waarneeming, toeneemende, wel aanleggende. IMPROVIDENCE, Onvoorzigtigbeid, onzorgdraagendbeid. Improvident, Onvoorzigtig, onzorgvuldig. Improvidently, Onvoorzigtiglyk, onverboeds. IMPRUDENCE, Onwysbeid, onvoorzigtigheid. Imprudent, Onwys, onvoorzigtig. Imprudently, Onwyslyk. IMPUDENCE, Onbefcbaamdbeid, fcbaamteloosheid. Thou impudence, Jou onbefchaamden viegel. Hou dare ye have the impudence to come here? Hoe durft gy de onbefchaamdbeid hebben van bier te komen? Impudent, Onbefchaamd, fchaamte loos. The impulfes of the fpirit, De aandryvingen van den geeft. That gave the laft impulfe to my writing, Dit was eindelyk de zaak die my tot fchryven aan zette. Impulfive, Aandryvende, beweegende. IMPUNITY, Ongestraftheid, ftraffeloosheid, onftrafbaarbeid. IMPURE, Onrein, onzuiver, flordig, onkuifch. Impurely, Onreinlyk, flordiglyk. Impureness, nigbeid, fordigheid. Onzuiverbeid, onreiImpurity, IMPURPLED, Gepurperd. IMPUTATION, Verwyt, wyting, aantyging, laftering. To caft an imputation upon one, Iemand onder eenig verwyt brengen; iemand eenig kwaad (of een misdaad) optygen. Imputative, Toegerékend, als, Imputative Righteousness, een toegerekende rechtvaardigheid. to IMPUTE, Wyten, toefcbryven, aantygen, te lafte leggen, optygen, toerékenen." Imputed, Geweeten, toegefchreeven, aangeteegen, toegerékend. Imputer, Een wyter, aantyger, toerékenaar. Imputing, Toefchryving,toerékening, wyting, toerékenende. IN, In. IN. He is in the room, Hy is in de kamer. In the mean time, OndertuJchen, middeler-tyd. In my opinion, Naar myn gevoelen. In the time to come, Voor bet toekomende. In the afternoon, 's Namiddags. In order, Ordentlyk. In order to, Ten einde om. In obedience, Uit geboorzaam beid. In token of love, Tot een téken van liefde. In the day time, By dage. You are obliged in reason to do it, De reden verpligt u bet te doen. To be well in body, Gezond van lichaam zyn. - In ftead, In plaats, in ftee, to ftade. It will not stand him in ftead, In all places, Overal, op alle plaatfen. In an hour, In een uur, binnen een uur. In times past, In verleedene tyden, eertyds. In refpect to him, Wat bem belangt, of uit achting voor bem. In short, Kortom, met één woord. In (or under) the reign of Auguftus, Onder de regeering van Auguftus. In the year 1763, In bet jaar 1763. In all the time you ever served me, Geduurende al den tyd dat gy my gediend bebt. This happens feldom in him,'Dat gebeurt bem zelden. To be in great trouble, In groote verlegenheid zyn. This ftands me in fix pence, Dit koft my zes ftuivers. He is a little in drink, Hy is wat befchonken. To be in a great expectation for a thing, Ergens groote hope of verwagting op bebben. To be in and out in a quarter of an hour, In een kwartier uurs kyven en weer goede vrien Hy In time, Met der tyd, by tyds. In a trice, Op ftaande voet. He spends the most of his time in writing, Hy besteedt zyn meeften tyd met fchryven. He was taken in the fact, wierdt op de daad gevat. Not one in a hundred will run fo falt, Van bonderd niet één die zo hard zal loopen. A book in the prefs, Een boek onder de pers. Hand in hand, Hand aan band, gezamentlyk. It will be inoft lafting in its fatisfaction, and innocent in its remembrance, De voldoening daar van zal zeer duurzaam, en de geheugenis onfchadelyk zyn. To go in, Ingaan. To come in, Inkomen. To look in, Inzien. Inabled, Macht verleend, bekwaam macht verleenende. INACCESSIBLE, Ontoegangklyk, ongenaakbaar. INACCURATE, Onnaauwkeurig, fof, los. Inaccuracy, Onnaauwkeurigheid, flofbeid. INACTION, Bedryveloosheid, ftil- The punishment is inadequate with the crime, De ftraf is niet évenredig met de misdaad. Inadequatenefs, Onévenredigbeid. INADVERTENCY, Onbedachtheid, onachtzaambeid. He did it with inadvertency, Hy deed bet onbedachtzaam. INAFFABLE, Ongefpraakzaam, onaanspreekelyk. Onvervreemd Inaffable, Onbevallig, onbeleefd. He is very inaffable, Hy is zeer onbevallig. INALIENABLE, baar. INAMIABLE, Niet beminnelyk, onwaardig bemind te worden. INAMISSABLE, Onverliesbaar. to INAMEL, Brandschilderen, doorvlammen, emaljeeren. Inamelled, Geëmaljeerd. INAMOURED, Verliefd. + INANE, Ydel, ledig. INANILOQUENT, Ydelspree kend. INANIMATE, Onbezield, leevenloos. INANITION, Zwakheid, gebrek van krachten, krachteloosheid, [uit gebrek van voedsel ontftaande.] INANITY, Leedigheid, ydelbeid. INAPPETENCY, Onbegeerlykheid, lufteloosheid. INAPPLICATION, Zorgloosheid, losbeid. Inapplicableness, Dat niet toegepast kan worden. INARABLE, Onbeploegbaar, dat |