To keep in humility, Ootmoedig blyven. To keep FAIR together, Een goed verftand faamen bouden. To keep TOUCH, Proef bouden, doen gelyk men gezegd beeft. To keep UNDER, Onderbouden, beteugelen. To keep UP, Ophouden. Keeper, Een bewaarder, bouder, bebouder. The keeper of a prifon, de Gevangenhoeder, Stokwaarder, Cipier. The Lord keeper, De bewaarder van 't groot zegel, de Zégelbewaarder. The keeper of the touch, De proefmeefter van de munt. Keeping, Bewaaring, bouding, bewaarende, boudende, vende. bly A dog kennel, Een bondebok, bondekot. A kennel (or cry) of hounds, Een trop jagtbonden. KENNETS, (a fort of coarse welch cloth) Een foort van grof laaken, of py, dat in het Prinsdom Walles gemaakt word. KENODOXY, Ydele eer. KEP. KEPT, (van to Keep) Gehouden, bebouden, bewaard, onderbouden. I kept, Ik bield, bleef. ik He kept within doors, Hy bleef binnens buis. A kept miftrifs, Een gekamerde boer. KER. KERB-STONE, (a stone round the brim of a well) Een fteen rondom den rand van eene put. KERCHIEF, Een hoofddoek, [voor oude wyven.] Hand-kerchief, Een neusdoek, bals-neusdoek. Kerf, (a notch in wood) Een kwaft in bet bout. KERN, Een plompe boer, -een ligtgewapend Ierfch Soldaat. A kern, Een landlooper, vage- to KERN, Korlen, zich tot korrels Zetten. to KERN, Inzouten, pèkelen. KERNEL, Een pit, kern, korrel. The kernel of a pine-apple, De pingel van eenen pyn-appel, daar de pitten in zyn. Het klokbuis. Kernels of flesh, Klieren, knur ven. Kernels in the throat, De keel klieren, amandelen. The kernels of a pear or apple, KERSEY, Karzaai. KES. * The kettle calls the pot black. arfe, * De pot verwyt den ketel dat by zwart is. Kettle-druin, Een kétel-trom, berpauk. Kettle-drummer, Een kételtromflager, berpauker. KEW. KEW, Een luim. In a good kew, In een goede luim. This wine is in a good kew, Deeze wyn is in eenen goeden flaat. That player was out of his kew, Dien Acteur bad zyne rol vergee ten, zie Cue. KEY. KEY, Een fleutel. To be under lock and key, Met een flot geflooten zyn. *He has left the key under the door, *Hy is met de Noorder Zon verbuift, by is des nagts opgekraamt. A key in mufick, Een fleutel in de muziek. The key (or the middle stone) The key of a prefs, Boom of + Calais is one of the keys of France, Calais is eene der fleutelen van Vrankryk. The keys of organs, or virginals, De klavieren van een Orgel. A key, (or pin, to run into the eye of another pin) Spil, spie of fcbaar, plat yzer om door een bout te steeken. Key, Kaay, dam, fteiger, boofd, burgwal. The thip was unloaden, and mott of the goods laying on the key, Het fchip was ontladen en de meefte goederen lagen op bet boofd, of de kaay. Key-chain, Een fleutelriem. Key-hole, Een fleutelgat. KESTREL, Pylstaart, [zékere roof Key-keeper, Een fleuteldraager, vogel.] Turn-key, fuiter. KIB. KET. Within ken, In 't gezigt, bin- KETCH, Een kits, [zéker vaartuig.] nen 't bereik. to KICK, Schoppen, achter uit flaan. To kick at one, Naar iemand jcbop. pen. Why do you kick him? Waarom A horfe that kicks, Een paerd To kick one up stairs, Iemand de deur uitjaagen met fchoppen. To kick up one's heels, Opvliegen, kwaad worden. To kick up the hiels, De beenen in de lucht fmyten, als men zit of legt. To kick up one's heels, Ster ven. To kick again, Wederom Schoppen. To kick out one's brains, Iemand If ye don't go I'll kick ye out of To kick a football, Een voetbal Kicking, Schopping, gefchop, A kicking horfe, Een fchoppend KICKSHAW, Een bartig beetje, [op zyn Franfch.]. Kick-thaws, Beuzelingen, wisjewas jes,leuren, [een bedorven woord afkomftig van 't Franfch Quelque chofe.] KID. KID, Een bokje, geitje. Kids leather, Jonge geitjes leer. to KID, Een jong bokje werpen, voortbrengen. To kid, (like peafe do) Tot peu len zetten. KIDDLE, or Kidel, Dragt, zie Wear. Kidded, Geworpen, als een bokje. (†) KIDDER, Een die met eetwaa ren te koop omloopt. Kidding, Werping van bokjes. kinderen feelt om ze te vervoe ren. KIDNEY, Een nier. He knows my kidney, Hy kent myn bumeur. KIDNEY-BEANS, Turksche boonen. KIL. KILDERKIN, Een balf-vat. A kilderkin of beer, Een halfvat biers. to KILL, Dooden, doodslaan, om bals brengen, flagten, ombrengen. To kill one in cold blood, Ie mand in koelen bloede dooden. To kill one's felf, Zich zelf om bals brengen. To kill one's felf, (to take too much pains) Zich afflooven. To kill one with kindnefs, Iemand met zyne vriendelykbeid vermoorden, grouwelyk verveelen. "T is a mountebank that shall kill you, 't Is een kwakzalver die u van kant zal belpen. Chagrin is enough to kill one, De droefheid is genoeg in staat om iemand bet leeven te beneemen. He works night and day,that will kill hem, Hy werkt nagt en dag, To kill one's felf with drinking, To kill both foul and body in A kill-cow, Een fnorker, pogLans, gasconjer. Kill-cloth, Huaire kleed om tot boet doening over bet naakte lyf te draagen. Killed, Gedood, doodgeflagen, geLagt, omgebragt. To fuffer one's felf to be killed, He was killed at the battle of Killer, Een dooder, doodflager, ombrenger. Killing, Dooding, doodЛlaaning, ombrenging, doodende. to KIDNAP, Kinderen feelen om ze KILN, Een oven, gelyk als; A lime-kiln, Een kalk-oven. ΚΙΝ. KIN, Maagfebap, verwantfchap. Next of kin, Na-vrienden. Are you any kin to him? Bestaat by u eenigzins? They could hardly believe that fo beautiful a body was a kin to Mrs. C. Zy konden bezwaarlyk gelooven dat zulk een schoon lichaam aan Juffrouw C. toebe boorde. He is no kin at all to me, Hy beftaat my ganfch niet. Kin, (or like) Gelykheid, dat veel naar iets anders gelykt. A. Kin is ook een oude verklei. nende uitgang der woorden, van de Saxen overgenomen; als, LAMBKIN, Lammetje. PORKIN, (or little peter) Pietje. KIND, (Subft.) Een foort, flach. What kind of thing is it? Wat a What kind of a man is he? Wat voor eenen flach van een Man is bet? A thing admirable in its kind, Een ding uitmuntend in zyn foort. To receive the Sacrament in both kinds, Het Nagtmaal in beide de tekenen ontvangen. I received it in kind, Ik ontving Kind, (or Sex) Geflacht, kunne, The female kind, De Vrouwelyke Kind, (or manner) als; I took him to be another kind' of a man, Ik bield bem voor een ander foort van een Man. She has a kind of a covetous fellow to her husband, Zy beeft een gierig flach van een vent tot baaren Man. To grow out of kind, Verbafte ren, ont-aarden. Of all kinds, Van allerley foort. Man-kind, Het menfchelyk geflacht, de menfchen, 't menfch dom. KIND, Vriendelyk, minnelyk, goedertieren, goed. Pray be fo kind, Eylieve wees zo good. A kind mafter, Een vriendelyk, She is very kind to me, Zy is A kind reception, Een vriendelyk onthaal. Be fo kind as to acquaint me with it, Eilieve geeft het my te kennen. Kindly, Op een vriendelyke wyze, vriendelyk. I take it kindly, Ik neem 't in vriendfchap aan. I thank you kindly, Ik bedank u vriendelyk. The fmall-pox comes out kindly, De pokjes komen zeer wel uit. The kindly fruits of the earth, De vruchten der aarde, elk in zyne foort. Kindness, Vriendschap, vriendelykbeid, goedertierenbeid. He did me a great kindness, Hy deed my groote vriendschap. He bestowed much kindness on her, Hy beeft Baar veel vriendfchap beweezen. Pray do me that kindness, Ik bid u doe my die vriendschap. Brotherly kindness, Broederlyke liefde. Remember my kindness to him, Doet bem myne gebiedenis, verzéker hem van myne vriendschap. The loving kindness of the Lord, De goedertierenbeid des Heeren. KINDER, the comparative of kind, Vriendelyker. KINDER, (or company of cats) Een troep katten. KINDEST, (the fuperlative of kind) Vriendelykft. to KINDLE, Ontsteeken, aanfteeken, ontvonken. To kindle a fire, Een vuur maa His anger was kindled, Zyne toorn, was ontfloken. New-kindled, Eerst geworpen, [gelyk een haas of konyn.] Kindler, Een ontfleeker. Kindling, Ontfleeking, ontvonking, ontfreekende. KINDRED, Maagfchap, verwantfchap, bloedvriendschap, zie Kinred. KINE, Koeijen. KING, een Koning. The King of England, De Koning van Engeland. The King of the Bean, De Boonkoning, die de boon getrokken heeft op Driekoningen avond. A King at arms, King of Heralds, Een Wapenvoogd, Wapenfchildbeer. The King at chefs, De Koning op het fcbaakbord. The King at cards, De Koning of Heer, in de kaarten. The king of clubs, of diamonds, Klaveren, Ruiten-beer. A king at draughts, Een dam, The King's bench, 's Konings King's craft, De regeerkonst, staatkunde. The greatest piece of King's craft, is to teach their fubjects obedience, Het voornaamste stuk der regeer-konst is de onderdaanen geboorzaambeid te leeren. The King's evil, 's Konings-zeer, [een zéker krop-zweer.] Kings-fither, Een ysvogel. King like, Koninglyk. Kingly, to KING, als, To king a man at draughts, Eene fchyf dekken in bet dammen, dam bualen. Kingdom, een Koningryk. He is in his kingdom, now he enjoys himself, Nu is by in zyn element, nu by doen kan wat by wil. KINRED, (or Relations, from Kin) Maagfchap, verwandschap. He has many good kinred, Hy beeft veel goede bloedverwanten, by is van een goede familie. Great many kinred and scarce a friend, Zeer veele maagen en naauwelyks één vriend. KINSFOLKS, zie Kinred. Kins-man, Bloedvriend, neef. Kins-woman, Bloedvriendin, nigte. KINTAL, Een quintaal, bonderd pond gewigt. KIR. KIRTLE, (a fhort kind of a jac A treacherous kifs, Een verraa to KISS, Kufjen, zoenen. To kifs one another, Malkander kussen. To kifs often, Geduurig zoenen. To kiss a woman, or to lay with her, Een Vrouwsperfoon zoenen of haar beflaapen. * Many do kifs the hands they wifh to fee cut of, * Veelen kussen de banden die zy wenschen afgekapt te zien. Kiffed, Gekuft, gezoend. Kiffer, Een kuffer, zcener. Kiffing, Gekus, gezoen, Sende. kus Kiffing goes by favour, Yder een KIT, Een klein veeltje, zak fiooltje. Kitchin-ftuff, Vuil fmeer. Kite, Een vlieger, [daar de kin deren mee speelen.] KITTEN, KITTLING, Een jong katje. to KITTEN, } Jonge katjes wer to KITTLE, to KNAB, als; KNA. pen. To knap upon grafs, Grazen, bet gras afknabbelen. KNACK, Een trek, bandgreep, kneep, bebendigbeid, bandeling. Knack, Knack, Speelgoed, poppe-goed. He has got the knack to do it, Hy beeft er de kneep van om bet te doen. to KNACK, Knakken, kraaken. To knack with one's fingers, Zyne vingers doen knakken. Knacker, Knapper. KNAG, Een kwaft, (in 't hout.) Knags that grow out in the hartshorns, near the fore-head, De febyven, de knobbels onder aan de boorns van 't Hart, digft aan den kop. Knaggy, Kwaftig. the KNAP of a hill, Den top eenes bergs. to KNAP, Knappen, kraaken. To knap at, Vatten, grypen. There is nothing to knap at, Daar valt niet te knappen, daar is niets te bikken. Knappifh, Stuurfch, gémelyk. A. Dit woord is herkomstig van 't Hoogduitfch woord Knabe, waar voor men in 't Néderduitsch zegt Knaap, en plagt wel eer zo veel te betekenen als Dienaar of Knecht, zulks dat 'er nog een oude Engelfche Overzetting is, waar in men vindt Paul a Knave of Jefus Chrift; doch door verloop van tyd is de betekenis deszelfs zo veranderd. An arrant knave, Een doortrapte guit. To play the knave, Den boef fpeelen, boevery aanrechten. A crafty or cheating knave, Een liftige, een bedriegelyke schobbejak. An idle knave, | Een luije fchelm. A bafe knave. Een lafbartige guit. Een galge brok. A faucy knave, Een onbeschaamde guit. A paltry knave, Een gemeene A beggarly knave, Een arme When knaves fall out, honeft Knave, (at cards) Den boef of | The knave of fpades, the knave The knave out of doors, Een A pack of knaves, Een boop gui-I ten. Knavifh, Guitachtig. A knavifh boy, Een guitachtige To have a knavish look, Een Knavishly, Guitachtiglyk, op eene fcbelmachtige wyze. It was knavithly done, Het was febelmachtig gedaan. Knavifhnefs, Guitachtigheid. KNE. to KNEAD, Kneeden. To knead the dough, Het deeg kneeden. To knead together, Samenkneeden. Kneaded, Gekneed. If both armies had been kneaded into one, Als beide de légers vereenigd geweeft waren. Kneader, Een kneeder. Kneading, Kneeding, dende. knee KNEELING or Melwell, (a kind of fmal Cod, where of ftockfish is made) Een klein foort van Kabeljaauw, daar de gemeene Stokvifcb van gemaakt wordt. KNEES, Zyftukken. The knees of a fhip, De knies, of zyftukken van een fchip. KNELL, De doodklok, bet gelui als iemand op sterven legt. KNEW, (van to Know) Ik wist, a ik kende. KNI. KNICK with the fingers, 't Klap ten met de vingers. A knick with the teeth, 't Klappen met de tanden. KNICK-KNACKS, Poppegoed, prullen, wisjewasjes. a KNIFE, Een mes. A little knife, Een mesje. mes. A copping-knife, Een bakmes. The handle and blade of a kni fe, Het beft en lemmet van een mes. KNIGHT, een Ridder. A knight of the garter, een Ridder van de orden des Koufebands. A knight of the Shire, Een gemagtigde van eene Provincie om als lid des Parlements te dienen. Knight baronet, Ridder baronet. Knight banneret, Een Baander-" beer. Knight batchelor, Ridder zonder Knights of the temple, knight Launce-knights, Lansridders, lansknechten. (4) A knight of the poft, Een die zich laat buuren om een valfcb getuigenis te geeven. Men zou daar voor in 't Duitfch konnen zeggen, Ridder van den Geeffelpaal. Knight, (a fea term for a piece: of timber commonly fhaped to the form of a head) Ezels boefd, balf rond blok met een inkeeping, A knob of wood, Een kwaft in Knobbed, Geknopt, knobbelig. KNOCK, Een flag, klop, klap. boven op de maft, daar de fteng | Knobbig, Knobbelig, vol knobbels. ingezet word. +Knights-fee, Een genoegzaame erfenis om eenen Ridder te onderbouden. Het jaargeld dat een Ridder wel eer gaf aan den Heer waar onder by ftondt. Knight fervice, (fo was called a tenure, where- by a man was bound to bear arms in war) Ridders dienft, waar door iemand in tyd van Oorlog verplicht was te dienen. (Landheld by knights-fervice, Ridderlyk leen land, 't édelfte leen naa de ecrleenen. Knights-fpurs, Ridderfpooren. to KNIGHT, Tot Ridder maaken, Ridder flaan. The King has knighted them, De Koning beeft bun Ridder geflagen. Knightly, Ridderlyk. Knighthood, Ridderfchap, Ridderlyke orden. KNIT, (or bough) Een tak. Knit, Neet, zie Nit. to KNIT, Breijen. To knit together, Samen knoopen. To knit ftockings, Koufen brei. To knit the brows, Het voor- To knit friendship with one, Knit together, Verknocht, Samengeknoopt. Knit, Gebreid. The horse knits, Het paerd zet zich fcbrap. To knit, (as bees) Zwermen, Knitter, Een breijer, breifter. A knob on the top of a cap, I know 't is he by his knock, A fmall knock, Een tik. He had a knock in his cradle, Hy heeft een flag van de moo- to KNOCK, Slaan, kloppen. To knock IN, Inkloppen. To knock (or hit) one's head To knock (or ftrike) one about To knock one down, to kill To knock a fine word out of Here we will knock (or break by Weeten and kennen, as in La- I know not what to do, Ik weet To know a man, Iemand kennen. To know one's self, Zich zelven kennen. I know better things, Ik ben zo gek niet, ik weet wel be ter. To learn of those who know better, Leeren van de geenen die beter weeten. *He |