Bare of money, Geldeloos. As bare as a bird's tail, Zo kaal als een luis. Ever space and ever bare, Altyd zuinig en nimmer ryk. I believe him upon his bare word, Ik geloof bem op zyn woord. Thread-bare cloth Laken daar de wol af is, kaal gefleeten laken. to BARE, to make bare, Ontbloo ten, ontdekken, openleggen. Bare-headed, Blootshoofds. Bare-foot and bare-legg'd, Bloots- Barely, Blootelyk, enkelyk, alleenlyk. You fhall lofe nothing by the To get fomething into the bar- (4) To fell one a bargain, Iemand BAR. | Bargainmaker, Een verdingmaaker. Bargainer, Een verdinger, koopmaa- Bargaining. Een koopfluiting, over eenkoming; verdingende. ken daar een gebouw op ruft. een bark, fcheepje. To bark at one, Tégen iemand a Bark-house, een Looijery. de fchors een die de jeborse afbaalt. More words than one go to a a bargain, Een koop is met bet A capon from my own barn- buik. A hay barn, Een booifchuur. pranger, dainger, kaperfon, ook BARON, een Vrybeer, Baanderbeer, Baron. The Lord chief Baron, De Opper rechter. Baron of the Exchequer, Een cien. The barrel of a watch, De trommel van een borlogie. BARREL up, Vaaten, in een vat of ton doen, inkuipen. Barrel'd up, Gevaat, in een ton gedaan, in gekuipt. BARREN, Dor, onvruchtbaar, bar, Schraal. To grow barren, Onvruchtbaar worden. Barrenly, Onvruchtbaarlyk, fcbraal, Barrenness, Onvruchtbaarbeid, dor- BARTON, een Vogelbok. BASE, bafis, (Subft.) De Grond, the BASE, (in mufick) De grondstem, bass. a Bafe-viol, een Bas-fiool. A bafe wretch, Een eerlooze fielt. wyze. Bafe! Schande! A base trick, Een fnoode pots. Bafe born, Een onechteling, baft anrd. A bafe action, Een lafhartige, Bafe (fneaking, or penurious) * Juftice is the base of Regal Au- Bafe, een Zee-Wolf, een foort + BASELARD, Een dagger of pook. the BASE of a bed, Het onderbebangfel van een Ledikant. Bafely, Snoodelyk, Schandelyk. Bafenefs, Snoodbeid, fcbandelykbeid, eerloosbeid. The bafer fort, 't Slimfte flach van volk, 't fcbuim van de ftraat. BASES, Een boordfel onder aan een kleed. BASHAW, een Turksche Baffa. Bafhfulness, Schaamachtigheid, be- BASIL, Bafilikom (een kruid.) A Hand-basket, Een bengfelmandt- BAT, een Vleermuis, als ook een a Fruit-basket, Een fruitmantje. Bafon, Een kom, een plaats aan, to BAST, Bedruipen (als vleefch aan 't fpit) als ook afrollen. To baft, (to tack together with long ftitches,) Rygen, met wyde fteeken te faamen bechten. t* To baft flints with butter * Hooi dorfchen, na de maan gry- to BASTARDIZE. Vervalschen. Baftardy, Een gerechtelyk onder- niet. BASTED, Bedroopen; afgeroft; Bafting of meat, Bedruiping van a Bafting ladle, een Druip lepel. The bafting of meat, Het be- Bat-fowling, Vogelvangst by nacht. a BATCH of bread, een Bakfel But all being of the fame batch or make, Doch alles van bet zelfde maakzel zynde. BATCHELOUR, Vryer, zie Bachelor. to BATE, Verminderen, afkorten, afflaan, zie Abate. BATH, een Bad. The Knights of the Bath, De Ridders van 't Bad, (zynde zékere Ridderfchap in Engeland.) A hot bath, een Badftoof, beet, bad. a Bath-keeper, een Badftoof-bouder, meefter van 't bad. to BATH, Baaden, zich baaden. bettende. baadende, a Bathing place, een Plaats om zich te baaden. a Bathing tub, een Bad-kuip. To draw up an Army in batta- in flachorde gefteld, bataillon. To fight a battel, een Veldflag BATTEL, een Veldflag, ftryd, flag. bouden, flaags zyn. To give battel, Slag leveren. Battery, Een fchietfchans, beukery, ftormkat, battery. BATTLE, Groeizaam, vruchtbaar. to BATTLE, Vet worden, groeijen. a BATTLE-DOOR, een Kuifelbord je, A, B-bordje, plaketten. a Battle-door, Een Palet, om méde te kaatfen, of paletten. a Battle-door boy, een A, B, Fongen. Well-battled, Wel in 't vleefch, vet en glad. BATTLEMENTS, Kanteelingen, een Metzelaars konftwoord. Battler, Een Student die zyne koft op 't Collegie-boek baalt. Battling, Een koftgang, BATTOLOGIST, Een ydel fnapper. BATTOLOGY, Langdraadigheid, onnutte berbaaling van woorden, veelfprekenbeid. BATTOON, Een ftok. BAU. BAUBEE (or Farthing,) Een oortje, twee duiten. BAUBLE, Een spulletje, grol. BAUD, Een boerewaardin, koppelaarfter. Baudery, Hoerery, ontucbs. a Baudy-houfe, Een boerhuis, bor- A haunter of baudy-houses, Een boerejaager. Baudily, Eerlooslyk. to BAÚLK, Te leur stellen, zie Balk. BAW. BAWD, Een boerewaard, zie Paud. a She-bawd, Eene boerewaardin. BAWDRICK, Een bengeltouw. BAWDRY, Koppelaary. BAWDY, Ontuchtig, eerloos. to BAWL, Luid baeren, tieren, Schreeuwen. Bawler, Een luide schreeuwer. Bawling, Een gefchreeuw, gebalk. He kept a huge bawling, Hy baerde yslyk. a Bawling fellow, Een luidbaerende vent, fchreeuwlélyk. BAWSIN, Een das, zie Badger. BAY. BAY, Een inbam, reede, baai. a BAY-TREE, een Laurier boom. a Bay-berry, een Laurier-beezi. a a BAY, Een opening die men in de muur laat om 'er een venster of raam in te zetten. Bay of joifts between two beams, De ruimte of Spacie tuffchen twee balken. Bay-window, Een rond of boogswys venster. BAY, een Dam om 't water tégen te houden. To hold at a bay, Door 't blaffen verfchrikken, in den loop ftuiten, op een zekeren afstand bouden, in twyfel bouden. BAY, (Adj.) [bay-couloured] Bruinrood, ros, kaftanje-bruin. a Bay nag, een Ros paerdtje. Bright-bay, Ligt-bruin. Dapple-bay, Geappeld bruin. Bay falt, Bruin zout. to BAY, Blaeten, als ook blaffen. BAYL, zie Bail. BAYLIFF, zie Bailiff. BAYS, Baai. Course bays, Grove baai. BAYARD (a Bay-horse,) een Ros paerd, Ros bayard. BAYONNET, een Bajonet. BE. to BE, Onzydig werkwoord, beftaan, zyn, weezen. A. Het zelfitandige werkwoord to BE is in de meeste taalen onrégelmaatig, I am, Ik ben, Thou art, Gy zyt, He is, Hy is, We are, Wy zyn, Ye are, Gylieden zyt, They are, Zy zyn, I was, Ik was, I have been, Ik ben geweeft, I had been, Ik bad geweeft, I fhal be, Ik zal zyn, That I be, Dat ik zy, I fhould be, Ik zou zyn, God calls himself HIM THAT IS, Godt noemt zich zelf IK BEN. That is true or false, Dat is waar of onwaar. That man is wise, Die man is wys. He is not learned, Hy is niet geleerd. We were in fummer-time, Wy waren in de Zomer. I grand it to be fo, Ik ftem toe dat het zo is. If he is well, let him keep there, Als by 'er wel is, zo laat by 'er blyven. His physician fays he is better, Zyn Dokter zegt dat by béter is. That is well, Dat is wel. That will be (or will come to pafs,) Dat zal zo zyn, dat zal gebeuren. Were it not that, Als het dat niet You are out, you are mistaken, [ He is to be hang'd, Hy zal ge. You are to play, Het is uw beurt How is it? Hoe gaat het? I am very well, Ik ben zeer wel. I am for that, or that is the thing I am for, Dat is 't geen ik zoek dat ik begeer. I am abfolutely for it, Ik ben 'er volftrekt voor. As foon as his back was turn'd, Zo dra als by zyn rug gekeerd bad. This is nothing to you, Daar legt u niet aangelégen, dat raakt u niet. What is that to me? Wat raakt my dat? BEACON, Een baaken, baak. To thread beads, Kraalen rygen. To fay over his beads, Zyn pa- Beadsman, een Bidder, Gety-leezer, a Beadle of beggars, Een verjaa- BEAGLE, Een brak (zékere jagt BEAK, Een bek, fneb, fnavel, neb. van een deftilleerbelm. To be a witness for one, Ge- BEAL, Een buil, of puift, zie Boil. I will be a father to him, Ik zal I was fo frighted, that I fhall Here he is, Daar is by. If fo be that he go away, Als To be in hand with a thing, The beam of a carriage, Een The beam of a buck, De ftam The beam of a pair of fcales, een A draw-beam, (wind-bcam, ) een To caft forth bright beams, Helde- French beans, kidney-beans, Turk- *Every bean hath its black, Elk a Bean-cod, Een boon-fcbil. a She Bear, Eene beerin. *To fell the bear's fkin before *He goes like a bear to the fta- F.3 A bear-ward, Een beerelcider. to BEAR, Draagen, voeren ver- To bear a burden, Een laft draagen. They bear a good price, Zy To bear one company, Iemand vergezelschappen, iemand gezel Schap bouden. To bear one's charges, Iemands onkoften betaalen. To bear a thing in one's mind, Iets in gedachten bouden, iets onthouden. I bear it in my mind, Ik ben 't What date did the Letter bear? To bear proportion, Overeen To bear refemblance, Gelyken. ren. Pray bear with me, Ey lieve fchik wat met my in. To bear fway, 't Gebied hebben, den fcepter zwaaijen. To bear witnefs, Getuigenis geeven, getuigen. Paper that bears ink, Papier dat inkt verdragen kan, (of dat niet vloeit.) To bear out, Uitbouden, uitsteeken, uitfchieten. To bear toward the land, Na 't land bouden. To bear off, Afbouden, (in zee.) To bear away, Doorgaan, (in zee) wegloopen. To bear in with the harbour, De baven met een ruime wind in Loopen. bearing of it, Ik kan bet niet | dulden, bet is onverdraaglyk. A bearing (or jutting) out, Een uitval. The bearing of a town (its fituation with respect to an other place,) De legging van een Stad met opzigt tot een andere, als méde, de boogte van een Zeekust. A bearing, (in heraldry that which fills one's Escutcheon) Het opvulzel van een Wapenfchild. She is fo old that he is paft bearing, Zy is al zo oud datze niet meer zal kraamen, zy is al uit het kinderbaalen gefcheiden. To bear an office, Een ampt❘ BEARS FOOT, Beereklaauw, (zébekleeden, waarneemen, bedie пен. This two words bear the fame fenfe, Deeze twee woorden hebben dezelfde betekenis. This fable will bear divers morals, In die Fabel leggen verfcheide Zedele Jen opgesloten. Nothing is fo ridiculous or custom may bear it out, De gewoonte maakt de allerbelachelykfte dingen verdraaglyk. BEAR, Een baar, om 'er een Lyk| BIER, op te draagen. BEARD, Een baard. The beards of corn, De baardekens of vézelingen van 't koorn. to BEARD, Een baard krygen, de baard uitloopen. to Beard, [outbrave] Uittarten, To beard a stuff, Een stof droog- Bearded, Gebaard. Red bearded, Een met een roode baard. A bearded arrow, Een gevoerde, of gebaarde pyl. The first bearding of man, Het eerfte uitloopen der baard. Beardless, Baardeloos. BEARER, Een draager, brenger. A bearer of a corps, een Lykdraager, dooddraager. A bill payable to the bearer, Een geldbriefje (of affignatie) boudende te betaalen aan den toonder. Bearing, Draaging, verdraaging. I cannot bear it, there is no ker kruid.) BEAR-GARDEN, Eene plaats ge fchikt tot Beer-gevegten. Beargarden Difcourfe, Onbefchofte, kanalje taal, bordeeltaal. To beat Pepper, Péper tooten of stampen. To beat back, Te rug flaan. To beat down, Ter neerflaan, om verre flooten. To beat to the ground, Ter aarde flaan. To beat the ennemy, Den Vyand Лаап. To beat time (in mufick,) De maat flaan, (in de muziek.) To beat one's head (or brains) about a thing, Zyn boofd met iets breeken. To beat out, Uitslaan, uitfmeeden, uitkloppen. To beat a thing out of one's head, Iemand iets uit het hoofd praaten, beter to Bring. To beat one out of his opinion, Iemand van gevoelen doen veranderen. To beat one out of countenance, Iemand van zyn stuk helpen of verbluffen. a BEAR-WARD, een Beerenbou-To beat the price, De prys op. der. jangen, meer bieden. To beat into the memory, Iemand iets vaft in gebeugenis brengen, door dikwils overzeggen inpren ten. |