A malapert fellow, Een moedwil | Maliciously, Boosaardiglyk, uit lige gaft. Malapertly, Moedwilliglyk, baldaadiglyk. Malapertnefs, Moedwilligbeid, baldaadigheid, foutheid. to MALAXATE, Zagt, week maa ken. bet man Malaxation, Weekmaaking. MALE, Mannelyk, netje. Male and female, Van 't mannelyk en vrouwelyk geflacht; manneken en wyfken. Iffue male, Mannelyke afflammeling. Male practife, Misdryf, ontrouwbeid, diefstal. Of the male kind, Van 't mannelyk geflacht. MALE, Een maal, zie Mail. MALECONTENT, Misnoegd, t'onvrede. The malecontented, De misnoegden. MALEDICTION, Vervloeking, kwaadfpreeking, laftering. MALEFACTOR, Een boosdoener, kwaaddoener, misdandige. To punish malefactors, Misdaaders ftraffen. MALEFICE, Een boos ftuk, een kwaade daad. Maleficence, Kwaadaardigheid. MALEGERENT, Van een kwaad gedrag. MALETENT, or Maletolte, (a toll of forty fhillings, formerly paid for every fack of wool) Een zekere tol van veertig jcbellingen die voor deezen van yder baal wol betaald wierd. MALEVOLENCE, Kwaadwilligbeid. Malevolent, Malevolous, Kwaadwillig. MALICE, Boosheid, kwaadbeid kwaadaardigbeid, Spyt. . He did it out of malice, Hy deed bet uit boosheid. spyt. MALIGN, Boosaardig. to MALIGN, Haatdraagen, wrokken, benyden. Malignant, Kawaadaardig, boosaardig, een booskop. A malignant fever, Een kwaadaardige koorts. Malignantly, Boosaardiglyk. Malignity, Boosaardigheid, wrok.. MALKIN, Een bakkers ftokdweil, zie Maulkin. MALL, or Pall-mall, Een maaliebaan. Mall-ftick, Een maaliekolf. als zynde gewapend met een. mannelyk lid; en de vrouw noemden ze Womb-man; als zynde een menfch met een baarmoeder, en daar van komt het woord Woman. A plain honeft man, Een eenvoudig braaf man. Man (or husband) and wife, Man en Vrouw. To fhew one's felf a man, Zich als een dapper man gedra. gen. To live like a man, (or like a gentleman) Als een fatzoenlyk man leeven. kol-A man, (one, fome body) Ie MALLARD, Het mannetje van een wild eend. MALLEABLE, Dat met een hamer kan uitgeflagen worden, dat gefmeed kan worden, gefmydig, buigzaam, fmeedbaar. Malleated, Uitgefmeed, uitgeklopt. MALLET, Een boute bamer, beuk bamer, malie. MALLOWS, Malwe, maluwe, kaasjes kruid. Marth mallows, Heemswortel. MALMSEY, Malvezy, een foort van zoete wyn komende uit de Straat. MALT, Mout, gefchoote garft om van te brouwen. Maltfter, Een mouter, moutmaaker. A malt-kiln, Een eest, moutery. A malt-mill, Een moutery, moutmoolen. MALVERSATION, Misdryf, ontrouwigheid, in 't bedienen van een ampt. To bear malice to one, Iemand MAMMONIST, Een waereldfcb eenige inwoonders dezelve een kwaadaardige draai geeven. Malicious, Boosaardig, kwaadaar dig. MAN. knecht. Man by de oude Saxen betekende eigentlyk Menfch; hier van daan noemden zy een Man Weapon-man, mand. To do a man a courtefie, Iemand eene beleefdbeid bewyzen. A man, (at draughts) Een damfcbyf. A man, (at chefs) Een stuk, op 't Schaak-bord. An ill contrived man, Een flechthoofd, een halve gek. To come to a man's state, I baare jaaren krygen. When I became a man, Man Wanneer ik een man wierd. He is grown a man, Hy is een man geworden. A thing neither feen nor heard of by man, Een zaak niet van menfchen gezien noch geboord. A. Man komt dikwerf overeen met ons woordtje Men, als; So as a man might eafily perceive, Zo als men gemakkelyk beSpeuren kan. If a man may ask you, what had you to do with her? Als men bet vraagen mag, wat bad gy met baar te doen? But what should a man do in fuch a cafe? Maar wat kan men in zulken geval doen? This is the manner of man, Dat is 'waereldfch loon. If any man comes, Als er iemand komt. I like the man well enough, De man ftaat my rédelyk wel aan. He is the chief man, Hy is bet hoofd, by is de voornaamfte. The good man of the houfe, De beer van den buize, de buisvader. To ftudy man, De menfchen beftudeeren, zich op de kennis der menfchen toeleggen. They are ftrange men, Het zyn An ungratful man, Een ondankbaare. A perfidious man, Een trouwlooze. A man cannot always do what he would, Men kan niet altyd doen wat men wel zou wil len. What fhould a man do? Wat zou men doen? To be his own man, Zyn eigen meefter zyn. Man propofes but God difpofes, De menfch ftelt zich wel iets maar God is de géne die voor 't befchikt. So much a man, Zo veel yder de, bewind, befliering. The manage of a horfe, De beftiering, of beryding eens paerds. to MANAGE, Bestieren, 't bewind bebben; beleggen, bezorgen, waarneemen, bebandelen. To manage a business, Een zaak beftieren. We manage affairs of this kind as if we had a mind to be over MANDAMUS, Een bevelfchrift. A mandamus of the King, to the heads of a College, Een bevelfchrift des Konings aan de boofden van een genootschap. MANDATARY, (one that obtains a benefice by a mandate) Man dataris, een die uit boofde van een Mandement een voorrecht geniet. MANDATE, Bevel, gebod, ontbod, laftgeeving. A pope's mandate, Een bevelfchrift van den Paus. MANDIBLE, (or jaw) Kinnebak. MANDILION, Een Soldaaten wyde kazak. MANDRAKE, Alruin, gora, zeker gewas.] Mandra to MANDUCATE, Kaauwen, woonte. Mangling, Scheuring, opryting, flor-MANNER, Manier, wyze, gedige bakking. MANHOOD, Manlykheid, dapper beid, manbaarbeid, manbaare ftaat, menfcbbeid. The manhood of Christ, Chriftus menfibbeid. MANIABLE, Handelbaar, leenig, regeerbaar. MANIACK, Raazend, woedend. to The cheat is made manifeft, 't Bedrog is aan den dag geko Manifeftly, Openbaarlyk, opentlyk. MANIFESTO, Een openbaar verklaarfcbrift. MANIFOLD, Veelvoudig, veelvuldig. Your manifold favours, Uw ménigvuldige weldaaden. Our manifold fins and wickedneis, Onze menigvuldige zonde en goddeloosheid. Manifoldly, Veelvuldiglyk. Manifoldness, Veelvuldig beid. MANIPLE, Een bandvol. In this manner, Op deeze After this manner, } wyze. In a manner, Op zekere wyze, by maniere van Spreeken. He was in a manner ignorant of it, Hy was zo te zeggen onkundig daar af. What manner of man is he? Wat voor een flach van een man is bet? According to our custom and manner, Volgens onze gewoonte en vyze van doen. In like manner, Op een gelyke wyze, desgelyks. He did it two manner of ways, Hy deed bet op tweederley wy ze. ren. (4) To leave no manners in the dith, De fcbotel schoon uit eeten; alles ongefchiktelyk op eeten. Mannered, Gemanierd. Ill-mannered, Ongemanierd, ongefchikt. MANIPLE, (or fannel, a fcarf like ornament worn about the left wrist of Roman- priests) Manipel, arm-bebang fel van den Priefter die de Mis bedient. A Roman maniple, (or Company of foot foldiers,) Rot, Bende, Vaendel, Romeiniche Voetkneg-MĂNNIKIN, (manning) Uitrus Mannerly, Manierlyk, geschiktelyk. ten, Manipulus genaamd, on A very mannerly child, Een zeer manierlyk kind. Mannerlinefs, Manierlykbeid, gefcbiktbeid. ting, bemanning. The A child's mantle, Een doopdéken. The mantel tree of a chimney, De fcboorfteen-mantel. Mantles, (in heraldry) Pronkdekzel of kap van 't wapenfchild. to MANTLE, (as beer) Schuimen of werken [gelyk bier als 't in een glas gegooten wordt.] The hawk mantles, De valk Spreidt zyne wieken uit. MANTLET, Zeker verdek op de manier als een luifel. MANTOW, (fort of womans gown) Een zekere kleeding der vrouwen, een famaar of japon. A mantow maker, Een wolle naaifter, japonne maakler. MANUAL arts, Handwerken. Manual diftributions, Handreiking, uitdeeling met de band. A fign manual, Handtekening, ondertekening. A thing in the manual occupation of one, Iets dat in iemands banden is. Manual, (Subft.) Een handboekje. Manualift, (or Handicraft man) Handwerks-man. MANUDUCTION, Een leiding by de band. 1. DEEL. ontflaan. Manumitted, or manumifed, Ont-He is too many (or too ftrong) Lagen. MAÑURE, Alles daar men 't land to MANURE, Bebouwen, bemeften. for me, Hy is my te machtig, by is te sterk voor my. Be they never fo many, Al zyn 'er nog zo veel. Twice as many, Tweemaal zo veel. MANY FEET, (or poorcontrel, a fish) Veelvoet, een zékere visch, in 't Latyn, Poly. pus genaamd. MANY-TIMES, Many a time, Manurable land, Bebouwbaar|MANY-TIMES, land. Manured, Bearbeid, bemeft. Manuring, Bearbeiding, bemesting, bearbeidende. MANUSCRIPT, Met de band gefchreeven, band geschrift. An old manufcript, Een oud gefchreeven boek. MANWORTH, (the price or va lue of a man's life or head, which was paid of old, to the lord, in fatisfaction for killing one) De boete die men aan den Landbeer plagt te betaalen als men iemand om 't leeven gebragt bad. Veeltyds, ménig I have done it many and many a time, Ik heb bet ménig en ménigmaal gedaan. How many times? Hoe ménigmaal? boe dikwils? How many times foever Hoe dikwils bet ook zou moogen zyn. Many ways, Op veelerley wyze. MAP. MAP, Een kaart, landkaart. A map of the world, Een waereld-kaart. MAPLE, or Maple tree, Esdoorn, maftboom. MAR. to MAR, Bederven, zie to Marr. MARA, Een meir, poel, polder. MARAUDER, (a foldier that ftrag gles for booty) Moeskopper, Soldaat die ter fluip den boer gaat plangen, Marodeur. Marauding, Op den boer gaan ftroo pen. MARAVADIS, (a little Spanish. coin where of 34 go to a fix pence fterl.) Maravadis, een kleine Spaanfche, of liever Portugeefche munt, Rees genaamd, iets meerder waardig als een duit. MARBLE, Marmer, marmerfteen. White marble, Wit marmer. A marble-quarry, Een marmergroeve. A Letters of MARK, Brieven van wéderneeminge, brieven van Re prefailles. A mark of filver, Een mark, [be- A mark, (weight) Een mark trois to MARK, Merken, tékenen, opletten. To mark with chalk, Met kryt To mark with a hot iron, Brand To mark out a piece of ground for a Camp, Een léger affice ken. Mark, Merk, let 'er op. Mark what I fay to you, Let 'er Marked, Gemerkt, getekend. MARKER, Aantékenaar, Mar MARITIME, Aan de Zee gelégen. He is quite befide the mark, Hy beeft het wit in geenen deele getroffen. To fhoot above the mark, Over bet doel been fcbieten. To make one's market, (orgain) of a thing, Ergens winft mede doen. I'll make the best market I can, Ik zal myne waaren zo duur verkoopen als ik kan. The |