Sidor som bilder
PDF
ePub

to BLOW (as a flower), Bloei- | BLUNT, Stomp, bot, plomp, onbe.
jen.

Blower, een Blaazer, waaijer.
Blowing, Geblaas, gewaai, waaijing;
blaazende, waaijende.
Blowing weather, Windig weer.
Blown, Geblaazen, gewaaid.

One might have blown them down at a blast, 't Minfte windje zouze om ver waaijen. Blown up, Opgevloogen, gefprongen, [als door buskruid.]

(†) BLOWZE, Een rood bol bakkes.
BLOWZY, Rood van trooni.
BLU.

BLUB, Gezwollen, bol.
BLUBBER, Walvifch spek.
to BLUBBER, De wangen opblaazen.
BLUBBER lip'd, Groote dikke lippen.
BLUE, Blaauw.

Een

A blue ribbon, Een blaauw lint.
A blue Apron Statesman,
bierenbroods Politiek.
True blue, Schoon blaauw.
A true blue Proteftant, Een ftyf-
boofdig Proteftant.

He looked blue (or blank) upon
it, Hy ftond zeer verlegen, ↓*
Hy keek als piet fnot.

It wil be a blue day for him,
Het zal een flegte dag voor hem

zyn.

Blue (a colour given to iron,)
Geblaauwd Tzer of Staal.
The blue (or bloom of fruits,)
De bloem of bloffem van zekere
vruchten.

BLUEBOTTLE, Een groote vlieg,
koorn-bloem.

BLUED, Verlegen gemaakt, be-
Schaamd.

+ Bluely, Adv. He came of blue-
ly, Hy kwam 'er blaauw af.
to BLUFF, Blinddoeken.
BLUISH, Blaauwachtig.
BLUNDER, Een misftal, fout, ver-
gilling.

BLUNDERBUSS, Een donderbos. to BLUNDER, Onbefuisd iets doen,

rompslomp daar over been loopen. To blunder a thing out, Iets onbedacht uitrammelen.

To blunder upon a thing, Iets verkeerd bevatten, of voortbrengen. Blundering, Een baaftig geftommel, onbefuisd.

A blundering fellow, Een onbefuisde vent. BLUNKET, Een zekere ligt-blaauwe kleur.

bouwen.

A blunt knife, Een ftomp mes.
A blunt fellow, Een ongefchikte
vent, een plompe boer.
A blunt-headed lance, Een afge-
broken fchicht, een stompe lans.
to BLUNT, Stomp maaken, verstom-
pen.

To blunt a point, Een punt ftomp

maaken.

To blunt the pain, De pyn ver-
dooven.

Blunted, Stomp geworden.
Bluntly, Bottelyk, plompelyk.

BLY.

(1) BLYSS, Blydfchap, vreugde.
BO.
BO. * He cannot fay bo to a goose,
Hy heeft in 't gebeel geen praats,
by zit of by geen drie kan tellen.
BOA.
BOAR, een Beer-zwyn, 't mannetje
van een verken.

a Wild boar, Een wild verken.
a Boar-pig, Een jong wild ver-
ken.

a Boar-fpear, Een zwynfpriet. BOARD, Een plank, deel, bord, tafel.

Bluntnefs, Stompheid, botbeid, plomp-A loose board, Een loffe plank.

beid.

BLUR, Een klad, vlek, fmet.
to BLUR, Bekladden, bevlakken.
Blurred, Geklad, beklad.

to BLURT out, Uitrammelen, uit-
labben.

Blurted out, Uitgelabt.

He blurted out an odd word, Hy
rammelde een misselyk woord uit.
BLUSH, een Blos, bloozing.
A blush appeared upon her face,

Zy kreeg een blos in baar aan-
gezigt.

To put one to the blush, Iemand

eene kleur aanjaagen, beschaamd

maaken.

[blocks in formation]

A chefs-board, Een fchaakbord,
dambord.

On board, on fhip-board, Aan
Scheepsboord, na boord.

To caft over board, Overboord
werpen, buiten boord fmyten.
BOARD, De koft (Spys en drank.)
He entertains him at his board,
Hy geeft hem de koft.

To deal above board, Openbartig te werk gaan.

I am above board, ↓ Ik heb myn koeitjes op 't droog.

A falling board, Een trapdeur,

een luik.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

BOA. BOB. BOC. BOD. BOAST, Geroem, gepoch.

To make a boaft of a thing, Op

iets roemen.

* Great boast, small roaft, * Veel gefchreeuw, en weinig wolle. to BOAST, Pochen, roemen, roemdraagen, boogen, Snorken, boog opgeeven.

Hy He boafts of his exploits, zwetft wakker van zyne daaden, Boafter, Een pocher, snorker, blaas

kaak, grootfpreeker. Boafting, Roeming, roemende. Boafting words, Snorkery, zwetfery, opfnyery.

a Boafting fellow, Een pocher, froever. Boaftingly, Pochender wyze. BOAT, een Boot, fcbuit.

To go by boat, In een boot of febuit vaaren, met de fcbuit reizen, béter, to go by water. a Packet-boat, Een pakket-boot. a Ferry-boat, Een fchouw, een pont om over een rivier te zet

ten.

a Paffage-boat, een Veerfchuit. a Fly-boat, een Fluit, Fluitfchip. An advice-boat, een Advysjagt. Boatman, Een fcbuitevoerder, roeijer. Boat-fwain, een Bootsman. a Boat-hook, een Bootsbaak. a Boat-ftaf, een Bootsbaak. a Boat-bowl, Een fcbustswyze drinkfebaal, een drinkfcheepje.

BOB.

BOB, Begekking, boert. BOB, De kwaft van een ftaert; een korte Paruik. BOB, Een oorftrik, pendant. been en weer Bobbig, Gefop;

fingering; fingerende. to BOB, Begekken, bedriegen, loeren, foppen; -bangen te flin

geren.

Bobbed, Begekt, geloerd.
a Bob-tail, Een afgekapte ftaert, of
een kraft.

2 Bob-wigg, Een korte Paruik.
BOBBIN, Een Babyn, klos, pyp.
BOC.
BOCCASSINE, Fyn gewafcht doek,
fyne trilje.

BOD.

to BODE, Voorzeggen, voorspellen. Boded, Voorspeld.

BODICE, Een ryglyf zonder balynen, korfet.

BODIED, Ex. Big-bodied, Dik,

Det.

BODILESS, Onlichaamelyk.

BODLIKINS, or Bodikins (a co-
mical oath) Slapperloot!
Bodily, Lichaamlyk.
BODKIN, Een bairnaald, priem,
bair-tang.

BODY, Een lichaam, lyf.
The body and foul, Het lichaam
en de ziel.

The Parliament went thither in a
body, Het Parlement ging ge-
zamentlyk (en corps) derwaards.
A great body of men, Een groote
boop krygsvolk.

Any body, Iemand, ieder een.
I do not fear any bodies finding
of it, Ik ben niet beducht dat
iemand het vinden zal.

Let any body be judge, Ik ftel
't aan bet oordeel van ieder een.
A fick body, Een ziek menfch.
A dead body, Een lyk, dood li-

chaam.

That wine has a good body, Die
wyn beeft een goed lyf, dat 's
con lyvige wyn.
The body of a Church, De buik
van een Kerk.

The body of a coach, Het ruim
van een koets.

The body of a tree, Deftam van
een boom.

a Body of people, Een genootschap
van menfchen.

a Body of the Civil Law, Eene verzameling van Burgerlyke wetten, Groot Plakaat-Boek, Corpus Juris Civilis.

a Body of Divinity, Een faamenftel
van Godgeleerdbeid.

a Body of foot, Een bende voet-
volk.

a Body of horfe, Een bende rui-
tery, een trop ruiters.
Every body, Een iegelyk, ieder
een, elk een, alle menfchen.
Every body was for him, Ieder
een ftondt bem voor.

It is in every body's mouth, Al-
le menfchen hebben 'er den mond
vol van.

No body, Niemand, niet een menfch.

There is no body here but we,
Daar is niemand bier dan wy
alleen.

No body understands him, Geen
menfch kan bem verstaan.
The Queen's body-coach, De lyf-
koets der Koninginne.
Some body, Iemand.
Any body, Even veel wie, ieder een.

a Bufy-body, Een albefchik, be-
moeial.

BODIES, or a pair of bodies, Een
fliklyf, een ryglyf.
Big-bodied,
Well-bodied, Lyvig, dik, grof.

BOG. BOG, Een moeras. Boglanders, Een bynaam aan de Ieren gegeeven. Boghoufe, Een fekreet, befte kamer. a Bog-trotter, Een moeras-treeder, [dus noemt men de Ierfche Roovers.] BOGGLE, Haperen, ftameren. He did not at all boggle at it,

to

Hy ftondt 'er niet verzet voor;
by nam 't niet eens in beraad.
BOGGLE-BOE, Een bullebak.
BOGGY, Moeraflig, bol, broekig.
BOH.
BOHEE-TEA, Thee-boei.
BOI.
BOIL, Een buil, een zweer.
to BOIL, Kooken.

To boil faft, Snel kooken.
To boil a piece of meat, Een stuk
vleefcb kooken.

To make the pot boil, De pot
doen kooken.

To boil away, Verkooken. Boiled, Gekookt, gezooden.

Half boiled away, Half verkookt, Boiler, Een keuken-fornuis, groote

kétel.

Boiling, Kooking, - kookende. BOISTEROUS, Onftuimig, ftormBoiling-hot, Ziedend beet. achtig, windig. Boifterous weather, Stormig of onftuimig weer.

a Boisterous fellow, Een oplospende vent. Boifterously, Onstuimiglyk. Boisterousness, Onftuimigbeid.

BOL. BOLD, Stout, koen, vrymoedig, on

bevreesd, onvertfaagd, vrypoftig. a Bold foldier, Een ftout Soldaat. a Bold fellow, Een toute, cen vrypoftige gaft.

a Bold face, Een onbefchaamde trooni.

[ocr errors]

To put on a bold face, Zich verftouten.

It is a bold part of him, Het is een fout beftaan van bem. To make bold, De vrymoedigheid neemen, zich verftouten.

I fhall make bold, Ik zal de vry

mee

moedigheid neemen, ik zal my verftouten.

We have made bold to fpeak,
Wy bebben de vrymoedigheid ge-
bruikt om te fpreeken.

He is bold upon it, Hy is 'er
Stout op.

Bold, (fure, found and without
any danger,) Veilig, zonder
gevaar.

A bold fhore, Een veilige Oever. Boldly, Stoutelyk, onvertfaagdelyk, onbefchroomdelyk.

Boldness, Stoutheid, koenheid, vry

moedigheid, onvertfaagdheid. Bole, Kom, zie Bowl. BOLINGS, or Bowlings, Boelyns, zékere touwen aan de zeilen. BOLL, Stam, balm.

Boll of flax, Vlasbalm, ftam van bet Vlas.

Bolled flax, Vlas dat een balm beeft. BOLLIMONG, (or Boll-mong,) Boekweit.

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

BOLLEN, (or Swollen) Gezwol-BOMB, Een bem, bombe.

len.

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]

Steunen, tyven.

To bolfter one up in his wickednefs, Iemand in zyne boosheid ftyven.

Boltered up, Geftyfd, onder-
fchraagd.

BOLT, Een grendel, bout.
A bolt, Een werpfpies.

* A fool's bolt is foon fhot, Een
gek kan men fcbielyk den mond
Jnoeren.

a Thunder bolt, Een donderfteen of donderflag.

He has fhot his bolt, Hy heeft zynen flag gedaan.

Bolt upright, Zo recht als een kaars.

to BOLT, Grendelen, builen, ziften, betswiften.

To bolt a door, Een deur grendelen.

to BOLT out, Uitfchieten, uitpui

len.

to Bolt meal, Meel builen. To bolt (to fift or pump) out, Iemand liftig uitvraagen. To bolt a Coney, Een Konyn op stooten.

|

[blocks in formation]

To be in bondage, een Slaaf zyn, in flaaverny zyn. BONE, Been, graat.

He is all fkin and bones, Daar
is niets aan hem als vel en been.
I have given him a bone to pick,
Ik heb hem een been te kluiven
gegeeven.
*He made no bones of it, Hy

vondt 'er geen been in, by maak-
te daar niet eens zwaarigheid

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

The bones of fish, Vifcb-graaten.
Whale bone, Walvifcb-been, ba-
Lyn.

a Bone-fetter, een Leézetter.
to BONE, De beenderen uithaalen.
Boned, Van beenderen gezuiverd,
de graat uitgebaald.
Boneless, Beeneloos, zonder beende-

ren.

BONELY, Welgedaan, gezond. I am glad to fee you look fo bonely to day, Het is my lief te zien dat gy 'er van daag, zo BONE-LACE, Gespeldewerkte kant. welgedaan uitziet. BONEFIRE, Een vreugdevuur. BONGRACE, Een Zonneschermtje voor kinderen. BONESPAVEN, Zéker gezwel aan een Paerdsbiel. BONNET, Een bonnet, ondermuts. The bonnet of a fail, Een stuk

dat men onder aan een zeil rŷgt. BONITY, Goedheid. BONNY, Aardig, bupfch, (een Schots woord.) BONY, Beenig, beenachtig, volgraaten.

Pike is a very bony fish, De fnoek
beeft zeer veel graaten.
BOO.

BOOBY, Een zekere Westindische

Vogel, Scholfert.

A great booby, Een groote fcbolfert, een onbefchofte flodder of vlégel.

Booby

[blocks in formation]

een zot.

BOOK, Een boek.

To fay without book, Van buiten
opzeggen. (To fay by hearth,)
is veel beter gezegd.
To fall to one's books, Zich tot
de boekoefening begéven.
To be in any one's books, Ie-
mands fchuldenaar weezen, agter
iemands zaaken komen.

To book a Debt, Een schuld aan-
tékenen, opfcbryven.

a Book of record, Een aantékenboek.

Statute-books, Wet-boeken, Willekeuren.

a News-book, een Poftryder, of Maandboekje.

a Bound book, Een gebonden boek. a Stiched book, Een ingenaaid boek.

a Book of accounts, een Koopmans febryf boek, een réken boek. to BOOK down, Te boek ftellen, boeken.

Book-binder, een Boekbinder.
Book keeper, een Boekhouder.
Book-printer, een Boekdrukker.
Book-feller, een Boekverkooper.
a Book-feller's fhop, Een boekwin-
kel.

a Book-worm, Een boekworm,
of fchieter.

mot

a Book-worm, Iemand die altyd aan 't leezen is. Booked, Geboekt. Bookish, Beekacbtig.

He is bookish, Hy is een boekminnaar, by is een liefbebber van boeken, of een ftudent. BOOM, Een boom, maft, fluitboom voor een Haven. BOOMING, Alle de zeilen by zet

ten.

BOON, Een verzoek, gefchenk, gunft, voordeel.

Will you grant me one boon?
Wilt gy my een verzoek (of gunft)
toestaan?

a BOON companion, Een goed
gezel.

To do a thing with a boon-gra-
ce, lets op eene bevallige wyze
doen.

BOOR, een Boer, plompaart.
Boord, zie Board.

+ BOORD, Boertery.

to BOORD, Boerten.

*

a BOOSE, een Offe of Koeftal.
BOOSY, or Bosky, Half dronken.
He is boofy, Hy heeft een knip,
een verbeuging.
BOOT, Een laers, ftével.
To draw on one's boots, Zyne
Laerzen aantrekken.
To pull one's boots off, Zyne
Laerzen uittrekken.

A pair of boots, Een paar Laer

zen.

[ocr errors]

Boot, De Laars. Pyniging of Straf der Misdaadigen. Men trektze Laarzen of Koufen van nat Perkament aan, 't welk, by 't Vuur gebragt, door krimping onverdraaglyk zeer doet.

Boot straps, Litfen van binnen aan
de Laerzen om ze mee aan te
trekken.

The boots of a coach, De Por-
tieren van eene Karos.

BOOT, Toegift, winft.
What will you give me to boot
if we exchange? Wat wilje my
toegeeven indien wy ruilen?
To much boot, Met veel winft.
It is to no boot, Het doet geen
nut, 't is te vergeefs.

It BOOTS little, Het doet weinig nut.
What booteth it? Wat voordeel
doet het? wat baat het?
BOOTED, Gelaersd.
† BOOT-HALING, Roof, vrybuit.
Boot-haler, Een roover, vrybuiter.
BOOTH, Een tent, kraam.
Booth cloaths, Zeilen van tenten of
kraamen.

BOOTING, Subft. (a kind of pu-
nifhment ufed in Scotland, by
putting an Iron - bar on the
Offender's leg, and driving an
Iron peg upon his fhin bone,)
Een wreede pyniging in Schot-
land, beftaande in een yzere bout
die men de misdaadigers aan 't
been doet en een yzere pen,
die langs de Scheen word
aange-
dréven.
BOOTLESS, Te vergeefs, vruch-

teloos.
BOOTY, Buit, roof.

To get booty, Rooven, buit krygen.
BOP.
BOPEEP, Kiekeboe."

To play at bopeep, Kiekeboe spee

len.

BOR.

to Boord, Ter koft gaan, zie Board. BORACE, zie Borax.

BOORISH, Boerfcb.

L. DEEL.

BORAGE, Bernagie, [zéker kruid.]

BORACHIO, Subft. (a Spanish wi ne veffel made of leather) Een Spaanfche ledere wynzak. Bordagium, zie Bordland. BORAX,(The tenure of Bord-lands) zie Bord-lands.

BORDEL, or Brothel, (a bawdyhoufe,) Een bordeel, Hoerbuis. BORDER, De rand, kant, bet uiterfte.

to

Land

The borders of a country,
paalen, grenzen.
They cannot agree about their
borders, Zy zyn oneens over de
landfcheidingen.

The utmost borders, De uiterste
grenzen.

The borders of a garment, De Zoomen of 't boordfel van een kleed.

A border (among printers,) Vignet tot cieraad der boeken.

A border (of a garden,) Het rabat van een tuin.

BORDER upon, Aangrenzen,
aanpaalen.

The Province of Utrecht borders
upon Holland, De Provincie
van Utrecht grenft (of paalt) aan
Holland.
*Falfhood borders upon truth,
De valsheid volgt de waarbeid
dicht op de bielen.

Thofe jefts border upon profa-
neness, Zodaanige boerteryễn
fcbeelen weinig van openbaare
godloosheid.

To border together, Aan malkanderen paalen. Borderer, Een aangrenzer. Bordering, Aanpaalende, aangren

zende.

BORD-LANDS, Land dat een Heer,

buiten 't verbuurde, tot gebruik

van zyn tafel uitbedongen beeft. BORE, Een beer-zwyn, zie Boar. BORE [did Bear,] Ik verdroeg, [van Bear.]

I

He bore his age very well, Hy bieldt zich beel wel naar zyner ouderdom.

The BORE of a gun, De bolte van een stuk gefchut. The bore of a lock, Het gat van een flot.

to BORE, Booren, doorbooren.

To bore a hole, Een gat booren. Bored, Geboord. Borer, Een boorder. Boring, Een booring, doorlooring; -boorende.

BORN,

BORN, Gebooren.

Bafe-born, In onecht gebooren.
Firft-born, Eerftgebooren.
Still-born, Dood gebooren.
Well-born, Welgebooren, eerlyk
van geboorte.

Born of mean parentage, Van
geringe ouders gebooren.
Born after, te death of his Father,
Poftbume.

Gentleman-born, Een Heer van
geboorte.

Born before his time, Ontydig gebooren, misdragt.

Since I was born, Myn léven lang.

I never faw the like fince I was born, Ik heb nooit iets dergelyks gezien.

Born to flavery, Tot flaaverny gebooren.

Born to a great eftate, Hebbende door zyne geboorte een groote erffenille te verwachten.

Born again, Wedergebooren.

BORN, Gedraagen, van to
Bear.

The charges, were born by him,
De koften wierden door bem ge-
draagen.

To be born up, Ondersteund wor-
den, onderfcbraagd worden.
To be born with, Verdraagen
worden.

He hath born gently with me hi-
therto, Hy heeft my tot nog toe
zachtelyk bejegend, of zich toe.
geeflyk jegens my betoond.
It may be born with, Men kan
't nog eenig fins infcbikken, 't kan
nog palleeren.

BORROUGH or Borrow, Een Burg,

een Vlek dat Stads recht heeft. to BORROW, Afborgen, ontleenen, borgen.

To borrow upon use, Op rente

neemen.

Borrowed, Afgeleend, afgeborgd. Borrower, Een ontleener, inleener, afborger.

Borrowing, Borging, ontleening; — afborgende.

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

BOS. BOSCAGE, Eene boskaadie, als mé-A de, Akers tot mestinge. BOSKY, Half Scheef, dronken, een knip weg hebben. BOSOM, Boezem, fcboot.

Within the bofom of the Church,
In den fchoot der Kerke.
a Bofom-friend, een Boezem-vrind.

To bottle hay, Hooi aan boffen
binden.

BOTTOM, Grond, bodem.
At the bottom, Op den grond.
Without bottom, Grondeloos.

to

To the very bottom, Tot op den grond toe.

I found an odd expreffion at the bottom of his Letter, Ik vond een mijelyk uitdrukfel onder aan zynen brief.

The bottom of a business, De grond van een zaak.

But love was at the bottom of it, De liefde was 'er de wézendlyke beweeg-oorzaak van. He complained of his acting on a feparate bottom, Hy klaagde dat by alles op zyn eigen boutje deed, zonder bem iets te zeg gen.

Bottom, (end) Oogmerk, einde. You will find it at the bottom of the account, Gy zult bet op het einde gewaar worden. And this is that which lies at the bottom of all his objections, En dit is bet oogmerk (of de grond) van alle zyne tegenwerpingen. The boarded bottom of a bedftead, De onderlaagen van een bed.

The bottom of an Artichoke,
De ftoel van een Artisjok.
The bottom of the stairs, On
der aan de trap.

The bottom of the belly, Het
onderfte van den buik.
The bottom of a perriwig, Het
net van een pruik.
To ftand upon a good bottom,
Op een goede voet staan.
To fix one's bottom upon one
Zyn betrouwen op iemand tel-

len.

*Better spare at the brim, than at the bottom, 't Is beter jong te fpaaren als oud.

A bottom, (or Ship) Een Schip.
The bottom, [dregs] Het grond
Sop.

a Bottom, [valley] Een dal.
a Bottom (to wind thred on,)
Een klos om garen op te win
den.]

a Bottom of thred, Een kluwen garens.

BOTTOM, Gronden, grondves

ten.

Broad-bottomed, Breed van bodem. Bottomlefs, Bodemloos, grondeloos, ondoorgrondelyk.

A woman is a bottomless thing, Een Vrouw is niet te doorgronden.

∞A

« FöregåendeFortsätt »