QUESTUARY, (or gainfull) Voordeelig, profytelyk. QUAFF, (a Scotch's word fignifying a fort of drinking cup) Een foort van een beker. to QUAFF, Zuipen en zwelgen, dronken drinken. QUAFFER, Dronkaard. Quaffing, Gezuip, Dit woord is my eens by zékeren Schryver aldus voorgekomen, They fell a quaffing of a poor people, Zy begonnen een arm volk te beSpotten of uit te funfen. [SEWEL.] A quaffing cup, Een zuip-kroes. QUAĞ, QUAGMIRE, Een poel, ras. moe to QUAG, (to provoke to lechery, by rubbing or tickling) Aanprikkelen tot onkuisheid. Quagged, Aangeprikkeld. Quaggy, Moeraffig. QUAIL, Een kwakkel. A young quail, Een jonge kwak kel. lieden, welken in 't eerft Belyders des Lichts genoemd werden, in den jaare 1650 te Darby in Engeland om zyn ge loof gevangen, voor den Viéderechter Gervafe Bennet gebragt, en onbetaamelyk van het en de zynen bejégend, zeide tot hen, dat zy voor het woord des Heeren behoorden | te beeven. Dit vatte Bennet al fpottende op, en gaf Fox en zynen médeĺtanderen allereerst den naam van Quakers; welke nieuwe en ongewoone benaaming zo greetig opgeraapt wierdt, datze terstond voortvloog, en wel haaft over ganfch Engeland verfpreidde. QUAKERISM, Het Quakerdom, de leere der Quakers. Quaking, Beeving, QUALIFICATION, (or condition of a thing) Eigenfchap, boedanigbeid van een ding. Qualification, (quality, endow ment) Begaafdbeid. Qualified, zie Qualify'd. beevende. to QUALIFY, (or to make fit) Be kwaam maaken. To qualify, (to temper) Maatigen, temperen. It qualifies the blood, Het maa tigt of tempert bet bloed. To qualify, (appease or soften) | anger, De toornigheid verzagten, bedaaren. To qualify, (to denominate the quality) Inftaat stellen, goed maaken. 'Tis the intention that qualifies the action, Het is 't voorneemen dat de daad goed maakt. To qualify, (or entitle) one's felf, Zicb iets aanmaatigen. To qualify one's felf, (to take the oaths) for an employment, Zich in ftaat stellen tot een ampt, den eed doen. In England, a man must not only take the ufual oaths, but alfo receive the Sacrament, according to the rites of the church of England, to qualify himfelf for a place in the government, In Engeland moet iemand, om zich tot een ampt van de regeering in staat te fiellen, niet alleen eenen eed doen maar ook bet Avondmaal gebruiken QUALM, Een flaauwte, bartvang, kwealykbeid. A fudden qualm, Een febielyke flaauwte, bartvang. A qualm of confcience, Een téderbeid des gemoeds. Qualmith, Kwaalyk, miljelyk. QUANDARY, Een twyffeling wat te doen, als; To be in a quandary, In twyf fel staan. I am in a quandary, Ik ftaa tusfchen beide, ik weet niet wat ik doen zal. A. Dit woord zeggen fommigen dat zynen oorfprong heeft van 't Latyn Quando ara? gelyk als of men onder 't Heidendom iri ty tyden van verlegenheid had willen zeggen, Wanneer zal 't Altaar gereed zyn? Maar andere meenen dat het afkomstig is van 't Franfch, Qu'en dirai je? Wat zal ik 'er toe zeggen, of Quand irai-je ? Wanneer zal ik gaan? QUANTITY, (bignefs, extent) Grootte, uitgestrektheid. Quantity, (number, abundance) Aantal, ménigte. The quantity (or measure) of fyllables, De naat, de voeten of letter greepen. A fmall quantity, Een weinigje. A great quantity, Een groote menigte. What quantity is there? Hoe veel is 'er? boe groot is de party? QUARANTAIN, Een veertigdaagfche-tyd, afzondering tyd. A. Dit heeft zyn opzigt op de Vaften, en inzonderheid op de vertoeving ('t zy aan boord, of op een daartoe geftelde oord) der géner die van een befmette plaats komen, zynde zulks in Italie heel gemeen. QUARDECUE, Een oort van een Franfche kroon. QUARENTINE, Een tyd van veer tig dagen, welke een weduwe van iemand diens land beslagen is, volgens de wet van Engeland, vermag in haar voornaam. fte woonbuis (beboudelyk dat ber geen kafteel zy) ongemoeid te bly ven woonen. QUARREL, Krakkeel, twist. To pick a quarrel, Krakkeel zoeken. To make a quarrel betwixt two perfons, Tuffchen twee perfoo nen krakeel verwekken. He picks a quarrel with me for not anfwering his letters, Hy zoekt ruzie met my over het niet beantwoorden van zyne brieven. Sometimes the quarrel between two princes is to decide which of them fhall difpoffes a third of his dominions, where nei. ther of them pretend to any right, Somtyds ftrekt de twift van twee Vorften, om te beflisfen, wie van bun beide een derde van zyne domeinen zal beroo To decide a quarrel, Een krakeel beЛlechten. A quarrel-breeder, Een krakeelveroorzaaker, taviftzoeker. There is a quarrel broken, Daar is een ruit gebrooken. to QUARREL, Krakeelen, twisten, barrewarren. To quarrel with one, (to pich a To quarrel (or find fault) with, I don't quarrel you about it, Ik geef er u de fcbuld niet van, ik befchuldig 'er u niet méde. Quarrelled, Gekrakeeld, getwist. QUARRELLER, Een krakeeler, barrewarrer. Quarrelling, Krakeeling, keelende. kra A quart-bottle, Een mengelens fles. A quart-pot, Een mengelens kan. a QUARTAN ague, Een derdendaagfche koorts. QUARTER, Het vierde deel. A quarter of a year, Een vierendeel jaars. A quarter of an hour, Een kwar tier uurs. A quarter of the moon, Een kwartier maans. The first quarter, Het eerfte kwar tier. The last quarter, Het lefte kwar tier. A quarter of a pound, Een vie rendeel ponds. A quarter of mutton, Een fcbaapen-bout. A quarter of corn, Agt Engelfche Bushels of Schepels, of twee mudden graan. Men rékenttien Quarters op een laft, doch met de Amfterdamfche maat komt het fchaars uit. A quarter of a hundred of ap ples, Een vyfentwintig appe len. A quarter of timber, Een vier kante plank. Quarter, Lyfsgenade. To call for quarter, Om lyfs genade roepen, om 't leeven bid den, om quartier roepen. To give quarter, 't Leevenfchen ken, kwartier geeven. There was no quarter given, Daar was geen lyfsgenade; dan wierdt geen kwartier gegeeven. A quarry-inan, Een die in de fteen-To keep a heavy quarter, Ex groeven werkt. Quarry, De prooy der Jagtvo- To be eager upon the quarry, Quarry, Het gewey, den afval of to QUARRY, Aazen, verslinden. doen drie Amfterdamfcbe men- A quart of wine, Een menge. len. ven, daar geen van hun beide bet✡A quart, (a fequence of four minfte recht op kan voorwenden. To have a quarrel to a thing, (to find fault with it) Ergens cards at picket) Een vierde, vier volgende kaarten, in 't Piquet-spel. groot geraas, getier maaken The four quarters of the world, De vier waerelds deelen. Quarter, Een wyk, geweft. To beat up the quarters of a bo dy of foldiers, De Soldaaten in bunne kwartieren overvallen. I fhall come one of these days and beat up your quarters, Ik zal u in 't kort eens komen overvallen, beftormen, verraffen. The enemy broke out upon us from all quarters, Den vyand viel van alle kanten op ons aan. They fent meffengers into all quarters, Zy zonden booden in alle wyken. What did he stay in thofe quar ters for? Waar toe onthielt by zich op die plaats? SOL Soldiers quarters, Soldaaten buisveftingen of légerplaatjen. A winter-quarter, Een winter lé. ger, winter kwartier. They have taken up their winter quarters, Zy bebben bunne winter légeringen ingenomen ; y bebben zich in hunne winter-kwartieren begeeven. Quarter-day, De vierendeeljaars. dag. Quarterly, Vierendeeljaars, by 't The queen, (at cards or cheft vierendeeljaars. De Koningin, of Vrouw, in 't ¡QUARTERN, Een mutsje. kaartfpël. Half a quartern of brandy, Een† QUEER, Buitenspoorig, grilziek, balf mutsje brandewyns. flegt. QUARTILE, als; Quartile afpect, (in Aftrology the distance of three figns) Wanneer het eene Hémellicht of Ster met bet andere, oogfchynlyk, een regten boek maakt. QUARTO book, Een boek in vieren, (in quarto.) QUASH, Tot niets brengen, doen verstuiven, om verre flooten. Quashed, Tot niet gebragt, om verre geftooten. to A. De vier Quarters days, of Vie-a Quarter Seffions, Vierendeeljaar- worden. A quarter-ftaf, Een zekere stok ellen lang, waar mede de Boeren The quarter deck of a fhip, Het zeilen, balf wind. to QUARTER, Vierendeelen, wy ken inneemen, buisvesten, légeren, inquartieren. kwartieren verdeelen. The defign is quite quafhed, De aanflag is t'eenemaal om verre geftooten. Quafhing, Vernietiging, vernietigende. QUATER COSINS, Neeven in 't vierde lid, Goe-vrienden. QUATERNARY, Viertallig. QUATERNION, Een viertal. A quaternion of foldiers, Een ry van vier foldaaten. to QUAVER, (a half crotchet in mu. fick) Een téken in 't Mufiek ge naamd Tremblant. QUAVER, Draaijen in 't zin· gen, met een trillende ftem zin QUAVE with fat, Waggelen van vetheid. to gen. To quaver, (as a wren) Geluid maaken als een winter-koningje. QUAVERER, Trillend zingen, een tremblant To quarter foldiers, De Soldaa-QUAVERING, maaken. ten buisveften, inquartieren. QUAVIVER, Zékere Zee-vifcb. To quarter, (in heraldry) In vier QUE. QUEAN, Een boer, fons, floery. He was fentenced to be drawn,QUEASY, Braakachtig. banged, and quartered, Hy wierdt gevonnifd om op een borde gesleept, opgebangen en gevierendeeld te worden; de gewoonlyke ftraffe in Engeland over hoog verraad. Quartered, Gevierendeeld, ge buisvest, ingekwartierd. One Regiment was quartered in the town, Een Regiment wierdt in de Stad (of bet Dorp) gelé gerd. Quarterer, Een vierendeeler. Quartering, Vierendeeling, lége ring, inkwartiering, vendeelende, enz. vie He has a queafy ftomach, Hy beeft een kwaade maag. Queafinefs, Braakachtigheid. QUEEN, een Koningin. A queen confort, Een gebuuwde Queen-gold, (a duty belonging The queens bench, de Rechtbank A queer fellow, Een belachelyke, zotte quant. Queerness, Mislykbeid, grilligbeid. QUEEST, Een ringduif. to QUELL, Betoomen, bedwingen, temmen. betoomendo. to QUEME, als; To queme a thing into one's hand, Iets beimelyk in iemands band steeken. to QUENCH, Bluffchen, uitblusfchen, leffchen, dëmpen. To quench the fire, 't Vuur uitblueben, de brand bluffcben (of leffcben.) To quench thirst, Dorft leffcben, dorft verflaan. Quenchable, Uitbluffcbelyk, lesschelyk. Quenched, Geblufcht, uitgeblufcht, gelefcbt, gedempt. Quencher, Een uitblucher, lecher, demper. Quenching, Uitbluebing, leJcbing, demping, uitblufcbende. QUENTIN, (a fort of linnen cloth) Een foort van linnen dus genaamd. QUERENT, Klaagende, ook een vraager. QUERIMONIOUS, Klaagende, beweenende, betreurende. Querimoniousness, Klaagziekte. QUERIST, Een vraager. QUERISTER, Een koorzanger, zie Quirifter. QUERK, Een woorden lift, doortrapte bewoording. The querks and tricks of the law, De draaijen of streeken in de Rechtsgeleerdheid, Chicanes. QUERN, Een bandmeulen. QUERPO, In 't bemd, als; To walk in querpo, In 't bemd wandelen. QUERRY, Een stalknegt van eenen Vorst, ook de stal van een Vorft. Gent Gentlemen of the querry, Heeren wiens ampt bet is des Konings flygbeugel te bouden als by te paerd flygt. QUERULOUS, Klaagachtig, kermend. QUERY, Een vraag. to QUERY, Vraagen, een vraag voorstellen. QUEST, Een onderzoek, omtrent misdryf. Queft-men (or fide-men) who are chofen and meet about Christmas, to enquire into misde. ineanors in the ward) Menfchen die 'sjaarlyks in ieder Wyk van Londen gekooren worden, om onderzoek te doen over misbruiken, inzonderheid betreffende maaten en gewigten: ei kers. Queft, (or fearch) Navorsching, onderzoek. To go in queft of new adventures, Nieuwe avonturen gran zoeken. I was in queft of you, Ik heb u gezogt, over al na u gevraagd. to QUEST, Opzoeken, als een hond.] QUESTION, Een vraag, verfchil, twyffel. Anfwer me to the question, Antwoord my op de vraag. To ask a question, Een vraag doen. To propofe a queftion, Een vraag opstellen. The question was put to me, De vraag wierd aan my gefteld, men vroeg bet my. To give up the queftion, Alles toestaan dat men eifcht. That is the matter in question, Dat is de zaak die in ver· febil is. When it was a question to march, Toen bet 'er op aan kwam om te marcheeren. Queftion, (or doubt) Twyfel, twyfelachtig. To call in queftion, In twyffel trekken, tot rékenschap vorde ren. I make no queftion of it, Ik twyffel 'er niet aan. There's no queftion to be ma de of it. Men kan daar niet aan twyfelen, bet is buiten alle swyffel. to I do not queftion but it must be] QUESTER, fo, Ik twyffel niet of bet moet 20 weezen. It is a great question whether his meaning was fo, 't Is zeer bedenkelyk of zyne meening zo geweeft zy; daar is groote reden om te twyffelen of by bet zo meende. We shall not make it a quef tion here, the merit of fuch an action, (we fhall not examine it) Wy zullen de verdienfelykbeid van zulk eene daad bier niet onderzoeken. To put the queftion, In omvraage brengen. To put one to the question, Iemand ter fcherper vraage (d. i. ter pynbank) brengen. Queflion, (or account) Rekening die men iemand doet doen. To call one in, or into question, Iemand rekening afvorderen. To beg the quellion, De zaak die in gefcbil flaat voor vast ftellen; het onderftelde voor cen bewys neemen. Questions and commands, Dit is eene tydkorting, waar in één perfoon aan ieder van het gezelfchap twee vraagen doet en één bevel geeft, of een vraag doet en twee bevelen geeft, om te lachen en pand te verbeuren. QUESTION one, (to ask one queftions) Iemand iets vraagen, bem ondervraagen. To queftion one, (to call him To queftion, (or to doubt) I queftioned him about it, Ik beb bem daar over ondervraagd. I question his fidelity, Ik twyfjel aan zyne getrouwigheid. Queltiorable, Daar men rekening van moet doen. Queftionable, (or doubtful) Twyffel achtig, onzeker. Queftioned, Ondervraagd. Queftioned, (or doubted) Aan getwyffeld. Queftioner, Een ondervraager, on derzoeker. Queftioning, Ondervraaging, twyf feling ondervraagende, twyffelende. Queftionless, Ongetwyffeld, buiten twyffel, zonder twyffel. Een openbaare fcbatbewaarder, Tre forier. Queftor, to QUETCH, Zich roeren, febreeu wen. QUI. QUIBBLE, Een boertige of dubbel zinnige manier van spreeken, een loopje. QUIBBLE, Loopjes gebruiken in 't jpreeken. to They do nothing but quibble He endeavoured to quibble away, the dead, God zal de leevendi To cut or touch one to the quick, Quick, (fprightly, lively, To have a quick wit, Een gaauw verstand bebben. He is a quick writer, Hy is een fnel fcbryver. Quick of apprehenfion, Snel van To be quick of apprehenfion, vuur. A quick fire of coals, Een vuur van geglomme koolen. Quick, (diligent or ready) Ge dienftig, vlytig. To be quick in one's reparties, Prompt in zyne antwoorden zyn. He was very quick at it, Hy was 'er beel rad op, by was 'er bec fnedig by. To A quick (or moving) fand, Be-To quicken, (to put forward) weegend zand. This wine has a quick tafte, Deeze wyn heeft een aangenaame prikkelende fmaak. To have a quick eye, (to have fparkling eyes, or a piercing fight) Een levendig, doordringend oog of gezigt bebben. Quick of fcent, Scherp van reuk. Be quick, Haaft u, rep u wat. Quick quick! Wakker wakker! luftig! ras! dra! Quick at meat, 'quick at work, Gaauw eeten en gaauw werken. * Good ware makes quick markets, Goede waar gaat wel af I will be quick about it, Ik zal 'er fcbielyk méde voortgaan. They were not very quick at it, Zy zyn 'er niet zeer baaftig méde. To have a quick draught, (as one that keeps an ale-house or tavern) Veel vertier, (van wyn en sterke dranken) hebben, veel wyn flyten. To give quick ftrokes, Helder opkloppen. She is quick, Zy draagt al lee ven. Quick, Gaauw, fcbielyk, bandig. Quick, quick away, Schielyk voort, weg maar. Voortzetten. Continual finning will quicken God's judgements, Een geftadige voortgang in 't zondigen zal Gods Oordeelen verbaaften. She was very ill before the came to quicken, Zy was zeer onpaffelyk eer zy leeven droeg. To quicken a difcourfe, (to give life to it) Een gefprek verlévendigen. Quickened, Leevendig gemaakt, opgewekt, leven gedragen. Quickening, Leevendigmaaking,— leevendraaging. A quickening fpirit, Een leeven- A quickening grace, Eene verlé Quickly, (foon) Vroeg, in 't kort. Come quickly, Kom wakker, kom luftig. Quickned, zie Quickened. Quicknefs, (fwiftnefs) Snelbeid. Quickness, (readiness, fubtilty) Gereedheid, bebendigbeid. Quickning, zie Quickening. QUIDDANY, Kweevleefcb, marQUIDDENY, melade. Quick-grafs, or quitch-grafs,QUIDDITATIVE, (effential) Wé Hondsgras, zéker kruid zentlyk. Quick-beam, or quicken-tree, Sor- QUIDDITY, (a term in philofo benboom, Effenboom. Quick-filver, Quik-zilver. A quick-fand, Een zand-plaat. Quick-fets, Leevendige takken, of afzetzels om fcbielyk een baag of begge te zetten. A quick-fet-hedge, Een groene I. DEEL. phy, the effence, being or definition of a thing) De wézentlykbeid, beftaanbaarbeid van eene zaak. Quiddity, (or pun) Loopje, rel letje, quinkflag. Quiddity, (or fubtle question) Strik-vraag, liftige vraag. QUID PRO QUO, (or mistake) Verzinning, miftafting, in bet één voor bet ander te neemen. Mmmm It was a quiet time, 't Was een gerufte tyd. Be quiet, Wees ftil, boud u ruft. Let me be quiet or be at quiet, Laat my met rust, laat my mot vrede, laat my begaan. A quiet mind,. Een stil, gerust gemoed. His mind is never quiet, Hy beeft nooit een gerust gemoed. A quiet life, Een ftil leeven. Happy is he that lives a quiet li fe, Gelukkig is by die een geruft léven leidt. To make a crying child quiet, Een fcbreijend kind sussen, stil doen zyn. I'd give any thing for a quiet life, Ik zou alles willen geeven om ftil te kunnen léven. He is a quiet perfon, Hy is een vreedzaam perfoon. QUIET, (Subft.) Ruft, ftilte. The quiet he enjoy'd was owing to his wisdom, De ruft die by genoot was by aan zyne wysheid verfchuldigd. To live in quiet, In rufte lee ven. |