Sidor som bilder
PDF
ePub
[blocks in formation]

Silent, (hufht, peacefull) Stil,
gerust, bedaard, vreedzaam.
By filent fteps, (infenfibly)
Ongemerkt.

Silently, Stilletjes, in ftilte.
SILERY, Seldery, zie Cilery.
SILK, Zyde.

Raw or wrought filk, Ruuwe of
gewerkte zyde.

Silk, or filk-ftuff, Zyde ftoffe.
Cloathed in filk, In zyde gekleed.
Sowing filk, Naai-zyde.
Stiching-filk, Stik-zyde.
Silk-ftockings, Zyde-koufen.
A filk gown, Een zyde tabbaard
of Jamaar.

Silk, filk-wares, Zyde waaren. A filk-man, Een zy'kooper, koopman in zyde. A filk worm, Een zy-worm. Silk-throwfter, Een zy-reeder, zydewindfter. Silk-weaver, Een zyde-weever, zydewerker.

Silk-dyer, Zy-verwer.
Silken, Zyden.

A filken rope, Een zyde ftrop. SILL, (or threshole) Een drempel. SILLABLE, zie Syllable. SILLIBUB, Zekere Engelfche

The land floods drive away the| filt the tides bring with them, De ftroomen dryven de flyk weg, die de vloed mede brengt. Silted, (choak'd up with filt) Slykig, vol flyk. SILVER, Zilver.

Fine filver, Fyn zilver. Quick-filver, Quik-zilver. Silver-foam, Zilver fchuim. To do a thing over with filver,

Iets verzilveren.

A filver hilted fword, Een dégen
met een zilver gevëft.
Beaten filver, Geslagen zilver.
To enchafe in filver, Met zilver
bellaan.

to SILVER over, Verzilveren.

A filver-mine, Een zilver-myn.
A filver-fmith, Een zilverfmit.
Silver-wire, Zilver draad.
Silver lace, Zilvere kant.

Silver oar, Zilver erts, ruuw zilver zo als 't uit de Myn komt. Silver-herb, wild Tanfy, Ganfe rik, zilverkruid, zilverschoon. Silver thistle, (a plant) Zilver diftel, een plant. Silver ey'd, Glaaze oog, paerds oog

met een witte rand. Silvered, Verzilverd. SIM. SIMBAL, Een fimbaal, fimbel. to SIMBER, Vriendelyk lachen, zie to Smile.

SIMILAR, or Similary, (of the fame nature, a word used in Anatomy) Gelyk, van de zelfde Stoffe.

Gelykbeid.

Een gelykenis,

SIMILITUDE, } vergelyking.

furpdrank, be- Similarity, SILLABULE, ftaande uit melk, | Similarnefs,belegen bier, of wyn, met SIMILE, fuiker en kruid. That fine difcourfe is but a fillibub, (or a florid, frothy, and empty difcourfe,) Die fraaije rédenvoering is niet anders als Schuim.

SILLY, Slecht, mal, zot, dwaas.
A filly look or countenance, Een
fimpel, mal gezigt.

A filly fellow, Een zotte bol, malle
quibus.

A filly thing, Een mal ding, een
dwaaze zaak.

Silly doings, Zotte daaden.
Sillily, Dwaaslyk.

Silliness, Zotbeid, dwaasheid, flecbt

beid.

SILT, (dirt, or filthinefs in a river) Slik, flyk in een Rivier.

Simile, (or example) Voorbeeld. Similitudinary, Gelykmaatiglyk. SIMITAR, zie Scimitar. SIMNEL, Een groote koek met ro

zynen.

to SIMON, (to glue or join with

maftick) Met mastik lymen. SIMONY, Geeftelyke amptkooping, koopbandel van geestelyke dingen; alzo genoemd naar Simon den Toveraar, om dat hy de gaave des H. Geefts om gëld wilde koopen. Simonical, 't Géne tot de geestelyke amptkooping beboort, geeftelyk, amptkoopend. Simonically, Dat tot Simonie beboort. Aaaaa 2

Simoniack, Een bandeldryver van Simonift, } geeftelyke zaaken. to SIMPER, Torlachen.

To fimper upon one, Iemand toelacben.

To fimper, Zachtelyk kooken, beginnen te kooken.

Simpering, Toelacbende, fmylende. SIMPLE, (not compound) Enkel onvermengd.

Simple, (fingle, not double)
Enkel, niet dubbel.

Simple, (innocent, harmlefs)
Eenvoudig, onbeschadigende.
Simple, (filly, foolish) Zot,
dwaas, onnozel.

A fimple thing, Een onnozel ding, een beuzeling.

A fimple fellow, Een flechte bloed. SIMPLE, (the weak fort of people) De zwakken.

Simples, (phyfical herbs) Enkelde kruiden. Simplenefs, Slechtheid, eenvoudig

beid.

Simpleton, Een jool, flechtboofd, weetniet, flechte floof. Simpler, Een kruid oeffenaar, } Simplift, kruidkundige. SIMPLES, Kruiden, droogen, drogeryen.

SIMPLICITY, (ingenuity) Nadrukkelykbeid.

Simplicity, (filliness) Onnozelbeid, dwaasheid. SIMPLING, Kruiden-zoeking.

To go a fimpling, Kruiden gaan plukken. SIMPLY, Slechtelyk, eenvoudig lyk. He looks fimply, Hy lykt wel balf mal.

He looks fimply upon 't, Hyftaat verfuft daar over. Familiar Dialogues look fome. what fimply in print, Gemeenzaame faamenfpraaken, fchynen zeer eenvoudig (laf) als ze gedrukt zyn. SIMULACRE, Een beeld. SIMULATION, Veinzing, bewimpeling. SIMULTANEOUS, Tot een oude wrok behoorende. SIN.

SIN, Zonde.

A crying fin, Een luid-fchreeu wende zonde.

Original fin, De erf zonde. A fin-offering, Een zond'-offer. to SIN, Zondigen.

Το

1

To fin against God, Tégen God | zmdigen. SINAPISM, Een uitwendig genees

middel van moftaard zaad. SINCE, Sédert, fint, geleden. Since his death, Sedert zynen dood.

Since the beginning of the world, Sedert bet begin, of van den beginne der waereld.

What became of him fince? Wat
is 'er federt van bem gewor-
den?

That hapned fince, Dat is na
dien tyd gefchied.
Some days fince, Eenige dagen
geléden.

Long fince, Lang geleden.
Not long fince, Niet lang gelé-
den?

How long is it fince? Hoe lang
is 't geleden ?

It is many years fince, 't Is veele
jaaren geleden.

He died fome years fince, Hy is
al eenige jaaren geleden geftor-
ven, of dood geweeft.
This is the third day fince I heard

of it, Dit is de derde dag fédert
dat ik bet geboord beb.
Since, (whereas) Derbalven,
nadien, nademaal, alzo, aan-
gezien.

Since he will have it fo, Nademaal by 't zo wil bebben. Since it cannot be proved, Aangezien bet niet kan beweezen worden.

SINCERE, Zuiver, oprecht, onvervalscht.

A fincere repentance, Een oprecht berouw.

Sincerely, Oprechtelyk.
Sincerenefs, Gerechtheid, zuiver-
beid, onvervalfcht-

Sincerity,
beid,
The whole affair turns and de-
pends on the fincerity or un-
fincerity of our allies, De gant
fche zaak bangt van de oprechtbeid,

[blocks in formation]

Sinfully, Zondelyk. Sinfulness, Zondelykbeid, to SING, Zingen.

to

To fing Pfalms, Pfalmen gen.

ven.

A fingle combat, Een tweege vecht.

Single harted, Enkel van barte. Single foled fhoes, Schoenen met enkelde zoolen.

SINGLE, (the tail of a deer) De ftaart van een Hert. SINGLE OUT, Uitzonderen, uispikken, uitzoeken.

to

To fingle out a deer, Een bert, of rbee nitkippen, uitzonderen om te fcbieten.

Singled out, Uitgezonderd, uitgezocbt.

Singlenefs, Enkelbeid, eenvoudigbeid.

zin-Singly. Enkelyk, een voor een. SINGULAR, (in opposition to plu ral) Enkelvoudig.

I went into the fields to hear the nightingale fing, Ik ging na buiten om den nachtegaal te booren zingen.

To fing one a fleep, Iemand in flaap zingen.

To fing, (a poetical term for
to praife) Pryzen, roemen, ver-
beffen.

SINGE, Zengen, verzëngen, zie
Sindge.

Singed, Gezengd, verzèngd.
Singeing, Zenging, verzënging›
zengende.

SINGER, Een zinger, zanger. Singing, Zinging, gezang, zingende.

The finging of a fong, Het zingen van een lied.

The finging of birds, Het gezang der vogelen.

of onoprechtbeid onzer Bondge-Singing boys, Zing jongens (in de noten af.

SINDERS, Uitgedoofde fmitskoolen. to SINDGE, Zengen, verzengen. To findge a capon, Een kapoen zengen, de toppels afbran

den.

To findge one's clothes, Zyne kleederen zëngen, of verzengen. Sindged, Gezengd, verzengd..

Domkerken.)

A finging place, (in a Roman Church or Chapel) Cboorzangers Gallery

Singing, (hiffing, as an arrow, a fpear, &c.) Schuiffelen, blaa. zen, fnorren.

SINGLE, Enkel.

A fingle life, Een onbebuuwde
Staat.

Singular, (fpecial, particular)
Byzonder.

Singular, (rare, 'excellent) Zeldzaam, uitmuntend. Singular, (particular, odd, that affects fingularity) Bysonder, vreemd, eigenzinnig, grilsick. A fingular favour, Een byzondere gunft.

Of a fingular opinion, Van een zonderling gevoelen.

The fingular number, Het enkel getal.

Singularity, (in oppofition to plurality) Enkelvoudigbeid. Singularity, (uncommonnels, excellence) Zeldzaambeid, uitmuntendbeid.

Singularity, (an affected way of being particular) Eigenzinnigbeid, vreemdheid.

He affects fingularity, Hy wil iets byzonders fcbynen, by zoekt ust

te munten.

to SINGULARIZE, (or diftinguith) Onderfcheiden.

Singularized, Onderfcbeide. Singularly, Op een byzonderlyke wryze, byzonderlyk. SINISTER, (or unlawful) Onlessmelyk, ongeoorloofd.

Sinifter, (or ill) Kwaad, flegt. Sinifter, (unlucky, fad) Ongelukkig, droevig. Sinifterly, Slinkfchelyk, valfcheSiniftrously, lyk.

SINK, Een waterfteen, geutfteen,

riool.

A common fink, riool.

Een gemeen The fink-hole, Het geutfteen-gat. The fink of a fhip, De durk, daal, waterloozing, riool eens fchips.

to SINK, Zinken, te gronde gaan, verzinken.

The ship finks, Het fcbip zinkt. To fink into the mire, In de flik zinken.

To fink a ship in the harbour, Een fchip in de baven laaten zinken.

To fink, (to destroy, to undo) Vernielen, bederven, te gronde belpen.

To fink, or keep part of a fum of money, Een gedeelte eener fomme gelds agterbouden, ↓ broe

ken.

To fink a fund, Een fonds vernietigen.

In matter of annuities the capi

tal is funk for the lender, In geval van lyfrente, is de boofdfom voor den leender.

to SINK, (to go to the bottom as a fhip) Zinken, verzinken. To fink, (to go to the bottom in general) Zinken, te gronde gaan, naar de kelder gaan. Eyes funk in one's head, Oogen die diep in 't hoofd ftaan. This paper finks, Dit papier vloeit, (of flaat door.)

To fink a mine, Een myn maa-
ken.

To fink, to go lower as a great
weight, Zakken, zinken, als een
groote zwaarte.
His courage finks or lowers

(his courage fails him) Zyn'
moed begint te zakken, begeeft

bem.

Mean fpirits rife or fink, as for. tune fimiles or frowns, Laage

geeften ryzen of daalen, na dat bet fortuin bun toelacht of vergramd aanziet.

His merit finks, (or lowers) Zyne verdiensten verminderen. To fink down in one's own for. rows, to fink in one's troubles,

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

SINNER, Een zondaar, zondares.
Sinnes, or Sins, Zonden..
Sinning, Zondiging,
gende.
Sinnow, Zenuw, zie Sinew.
SINOPER, Sinopel, zékere berg-
SINOPLE, ftof.

Sinople, (or green in heraldry)
Groen, de groene kleur, in een
Wapenfchild.
SINUOUS, Krom, met bogten, en
draaijingen.

Sinuofity, } Bogtigheid, krom

Sinuousnefs,

te.

SIP.

SIP, Een slurpje, Soopje. I had but two little fips, Ik bad maar twee kleine teugjes. to SIP, Slurpen. SIPHON, (a crane) Een kraan, om zwaare goederen uit de Schepen te ligten. SIPPER, Een flurper. SIPPETS, Kleine fneedjes brood. Sipping, Slurping, flurpen. de. →SI-QUIS, Een bekendmaaking van iets dat verlooren is; zynde 't begin daar van veeltyds, Zo iemand, enz..

SIR. SIR, Sire, een tytel die men aan eenen Koning geeft.

SIR, Ridder, doch in deezen zin word het altoos voor de voornaam geplaatft, als; Sir, Richard Loyd, de Ridder, Ri chard Loyd,

Sir, Myn Heer, alleen gebruikelyk als men iemand aanfpreekt, als; How do you do Sir? Hoe vaart gy myn Heer? Yes Sir, Ja myn Heer, en boven aan een brief; want als men van iemand fpreekt die geen Lord of Ridder is, zegt men altoos Mafter; zie hier van onze aanmerking, onder de woorden LORD en MAS

TER.

SIRE, Vader, Voorvader.
Grand-SIRE, Groot-vader.
SIREN, Een meermin, fireene.
A firen fong, Een fireenen zang.
To firenize, Verlokken, verleiden.
SIRINGE, Seringe, zie Syringe.
SIRNAME, Een toenaam, zie Sur.

name.

SIRRACH, Dit woord in den mond

eens Vaders of meefters, kan men houden voor eenen uitroep, als of men zeide: Hola bei jongen! kom bier bengel. Sirrah, Schavuit, fcbobbejak. SIRRUP, Siroop.

Sirrup pot, Een firoop pot.

SIS,

the SISE, De zitting, zie Affife,

SINUS, (a gulph or large bay) a SISE, Een maat, zie Size.
Een golf, inbam, Zeeboezem.

SIO.

SISARS, Een fchaar, zie Cifars. SISKIN, Een cysje of diftelvink.

SION, Een Spruit, boomspruit, zie to SISS, Siffen. Scion.

Aaaaa 3

SISTER, Een zuster.

A filter in law, Een schoonzuster.
The

[blocks in formation]

This coat does not fit clofe enough, Dit kleed fluit niet genoeg.

I fhall fit as close to you as your fhirt to your back, Ik zal u geen oogenblik met ruft

laaten.

A coat that fits well, Een rok die wel zit, of vel ftaat. That does not fit well, Dat zit u niet wel, dat ftaat u niet goed.

To fit DOWN,

Neerzitten.

Sit you down, Zēt u neer. He is contented to fit down and reft satisfied with it, Hy is 'er méde te vrede; by zal 'er geen verdere moeite om doen.

To fit down, or to fit down at table, Aan de tafel zitten, zich aan tafel zetten.

To fit in the fun, In de Zon zit-To fit down before a place, (to

ten.

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

lay fiege to it) Een plaats belégeren.

To fit one down, Iemand doen zitten, een floel geeven.

To fit UP, Opzitten, overend zitten, waaken.

To fit up with a fick body, By een zieke opzitten, waaken. To fit up at play, De nagt door Speelen.

To fit up at work, 's Nagts

werken.

SITICULOUS, Zeer dorftig.
SITTER, Een zitter.
He was a long fitter, Hy was
een plakker.
Sitting, Zitting,

zittende. Few good pictures have been finish'd at one fitting, Daar zyn weinig goede Portretten gemaakt, met 'er maar eens weer te zitten.

Sitting, (or feffion of an affem-
bly) Zitting, als;
The fitting of the Parliament, De
zitting van 't Parlement.
The fitting of a council, Het zit.
ten van den Raad.

The fitting of the states, Het zit-
ten der Staaten.
Since their first fitting, Sedert
bunne eerfte zitting.

The fitting of the court of chan-
cery, De zitting van de Kan-
celary.

A fitting at table, or at play, Aan de tafel of aan 't Speelen zittende.

I lost twenty crowns in two fit tings, Ik verloor twintig kronen in twee partyen. Sitting, als; To do one's work fitting, Zyn werk zittende doen. A fitting-place, Een zitplaats. SITUATE, Gelegen, ge SITUATED, plaatft.

To fit up in one's bed, Over-Situation, Stand, gelégenbeid.

end zitten.

To fit up, (to rife,) Van zyn'
Stoel opstaan.

To fit UPON thorns, Op beete koolen zitten.

Why d'ye fit upon thorns? be free with us, Waarom zit gy op heete koolen? gy bebt by ons uw vrybeid.

The Doctors fat upon him, De Dokters pleegden raad, of bielden raad over bem.

To fit upon one, or upon a
thing, (to fit as judge) Ergens
over zitten, als Rechter.
The coroner fat upon the dead
body, Het gerecht beeft het lyk
gefcbouwd.

He will fit upon your skirts,
Hy zal u plaagen, moeite, ver.

driet aandoen.

Y-SITE, De ftand.

To fit close to one's work, verig aan zyn werk zyn. A coat that fits close to the body, a clofe coat, Een kleed dat wel fluit.

† SITH, Naardien, nademaal. Sith that, Sédert dat. a SITH, Een feiffen, zein. SITIBUND, Zeer dorftig.

The fituation of a town, Dege légenheid eener Stad.

The fituation of a building, De D: Stand van een gebouw.

[blocks in formation]

Six hundred, Zes bonderd.
At fix and fevens, (at random,
without any order) In 't bon
derd been.

To leave all at fix and fevens,
Alles in 't bonderd laaten lee-
pen.

Sixfold, Zervoudig.

Sixiesme, Zesde, zie Sizieme.
Six-times, Zesmaal.
Sixteen, Zeftien.

A book in fixteen, Een back in zestiene. Sixth, De zesde, zefte.

[ocr errors]
[blocks in formation]

Size, (a farthing of bread, &c. noted with a S. in the butterbook at Cambridge) Een oortjes böl, op de booge jcbool te Cam. bridge.

Size, (gluifh-stuff that comes from leather before it is tanned) Zekere kléverige ftof die van 't leer komt voor dat bet ge. taand wordt.

to SIZE, (or measure pots, veffels,

&c.) Potten en vaten meeten. To fize the blanks or pieces for coining, Zilvere of goude plaatjes in order brengen om te mun

[blocks in formation]

boek der Studenten te Cambrid.
ge laaten aantekenen: het zelve
wordt onder de Studenten te
Oxford genoemd to Battel.
Sized, Gemeeten, enz.
Sizer, Een gering Student te Cam-

[blocks in formation]

bridge die zyn koft op 't Colle-To have skill in any thing, Van
gie boek laat aantekenen, wor
dende zulk een Student te Ox-
ford Batteler, of Servitor, ge-
noemd.

SIZIEME, (a fequence of fix cards,
at picket) Een zesde, zes vol-
gende kaarten in 't piketten.
Sizing, (from to fize) Bewaslich-
ting.

Sizy, (gluish) Lymig, kleeve-
rig.
SIZARS, Een fcbaar.

ren.

SKA.

a SKAIN of tred, Een streng gaa.
SKALLION, Chalot, zie Scallion.
to SKARE, Vervaard ́maaken, zie
SKAR, Krap, fcbram, zie Scar.
Scare.

SKATE, Zékere visch, zie Scate.
SKATES, Schaarfen.

(†) SKATHE, Schaade, verlies.

One doth the skath, another has
the fcorn, De een doet de fchaa-
de, en de ander beeft de jcban

de.

SKE.

SKEIN, Een Ierfche pook.
SKELETON, Een geraamte.
Skellet, zie Skillet.

SKEP, Een vat om koorn in te be

[blocks in formation]

een bouten Speedtje braaden.
'Tis dangerous skewring upon
the errors of the age we live
in, Het is gevaarlyk, aanmerkin-
gen te maaken op de dwaalingen
der eeuw, in welke wy leeven.
SKEYN, zie Skein.

to SKID, (or trig) a wheel, Spaa-
ken in een wiel fteeken.
SKI.

SKIE, De lucht.

He has skill in Greek, Hy is er

vaaren in 't Griekfch. He has great skill in mathematicks, Hy is zeer bedreven in de wiskonft.

His skill is a like in both, Hy verftaat het een zo goed als bet ander.

I have no skill in those things, Ik beb geen verstand van die dingen; ik ben in die zaaken onër

[blocks in formation]

SKILLET, Een klein kételtje, een koper eijer pannetje.

to SKIM, Scbuimen, de fcbuim af

neemen.

To skim a thing over, (to pass it over flightly) Ergens ligt over been loopen. Skimmed, Gefcbuimd. Skimmer, Schuimfpaan, schuimlépel. Skimming, Scbuiming, - fcbuimende.

SKIN, Een vel, buid, leer.

A man's or woman's skin, Het
vėl eens mans, eener vrouwe.
The skin of beafts, fishes, &c.
Het vel der beeften, viffchen,

enz.

The skin of fome fruits, De fcbil
Sommiger vruchten.

He came off with a whole skin,

Hy is 'er beels buids afgekomen. He is afraid of his skin, Hy vreest voor zyn buid, by beeft geen bart om te vechten.

« FöregåendeFortsätt »