nutteloos. to SUPERVENE, Overkomen, onvoorziens op den bals komen. SUPERVISAL, Een overziening, naziening. to SUPERVISE, (to overfee) Overzien, naziening. He is to fupervife the business, Hy zal bet werk nazien, by zal 'er bet opzigt over bebben. To fupervife, (to revife, or examine) Overzien, onderzoeken. To fupervife a will, Zien of bet Teftament wel ter uitvoer gebracht is. Supervifed, Overgezien. Superviser, (or overfeer) Een over ziener, naziener. The fupervifer of a will, De uitvoerder van een Teftament, Executeur. to SUPPLANT one, Iemand den voet ligten, onderfteek doen, verSchalken, bedriegen, 't kruid on. der de zoolen weg maaijen. Supplanted, Den voet geligt, onderfteek gedaan, verschalkt. Supplanter, Verfchalker. Supplanting, Ondersteekdoening, verfcbalking, verfcbalkende. SUPPLE, (foft, or limber) Zagt, leenig. Supple joints, Slappe leden. to SUPPLE, Slap maaken. Suppled, Slap gemaakt. SUPPLEMENT, Vervulling, van 't géne ontbreekt. The fupplement of an Hiftory, De vervulling van een Hiftorie. A fupplement to the gazette, Een byvoegfel, tot de Courant. Supplemental, Aanvullende. Suppleness, (the being fupple) Zagtbeid, leenigheid. Suppleness, (compliance, fubmiffion) Onderdanigbeid, onderwerping. Suppletory, Vervullende, aanvul lende. SUPPLIANT, or fupplicant, Een Smeekeling, verzoeker, verzoekfter. I come an humble fupplicant to you, Ik kom u een ootmoedig verzoek doen. to SUPPLICATE, Smeeken, ootmoedig verzoeken, bidden. Supplicated, Gefmeekt, gebeden. Supplication, Smeeking, béde, outmoedig verzoek. SUPPLICE, Straf. Supplied, zie Supply'd. SUPPLY, Onderftand, verzorging. A fupply of money, Onderftand van geld. to A fupply of provifion, Ferzorging van voorraad. SUPPLY, Vervullen, verzorgen, toereiken. To fupply one's place, Iemands To fupply or furnish) with, He appointed his workmen to Supply'd, Verzorgd, vervuld, zie to 1 He is the only fupport of his family, Hy is de eenigste steun van zyn buisgezin. SUPPORT, (or bear up) OnderЛеилеп. To fupport, (or maintain) Handbaven, verdedigen. To fupport, (or help) Helpen. To fupport, (to favour, or back) Begunftigen, onderschraagen. Support the truth, fpeak well of it, and you'll find your ad vantage in it, Verdédig de waarbeid, Spreek 'er wel van, en gy zult 'er uw voordeel by inden. To fupport. (to maintain, to feed) Onderbouden, voeden. Ho He fupports himself upon rapine Supporter, (a fupporter, a pro- The fupporter of a table, De ling, zie Suppofition. To fuppofe, (to produce a falfe thing inftead of a true) Voor waar uit geeven 't geen valfch is. To fuppofe, (or put the cafe) Onderstellen. I fuppofe it was he, Ik vermoed dat by 't was. It will come fooner than you fup. pofe, 't Zal eerder komen dan gy vermoedt (of denkt.) Supposed, Vermoed, onderfield, gewaand. It is to be fuppofed that, Men mag vertrouwen of vermoeden dat. His fuppofed father, Zyn gewaande (vermeende of onderftelde) vader. =Suppofing, Vermoeding moedende. -ver The libel was fuppreffed, Het Suppreffion, verbod. water te loozen. Suppreffor, Een onderdrukker, dem- to SUPPURATE, Tot etter zetten, SUPPUTATION, Rékening, opré- to SUPPUTE, Rékenen, oprékenen. Bovenwae reldfcb, bovenaardfcb, The oath of fupremacy, De eed The oaths of allegiance and fu premacy, de Eeden van getrou- to A furbated or furbeaten horse, Surceafe from any further trou- de op. Iiiii 3 SURD, Doof. A furd number, Een furdisch ge. tal, [BOYER.] Surdity, Doofbeid. SURE, (affured or certain, that knows for certain) Zéker, verzékerd, gewis. I am fure of it, Ik weet het zéker. We are fure of the victory, Wy zyn verzekerd van de overwinning. Sure, (true or undoubted) On getwyffeld. Sure, (or infaillible) Onfeilbaar. A fure or good paymaster, Een Sure, (or firm) Zéker, vaft. Zich van To make fure of one, iemand verzekeren. To make fure of a thing, Zich ergens meefter van maaken, iets in beflag neemen. She is fure, (or promis'd in marriage) Zy is verloofd. *Sure bind, fure find, * De ge Be fure to do it, Zie wel toe légendheid maakt een dief. dat gy 't doet, maak vooral dat gy't doet. To be fure don't go there, Voor alle dingen gaa daar niet. Be fure not to take notice of it, Draag zorg van niets te laaten blyken. He fhall be fure to be laughed at, Hy zal zekerlyk belacht wor den. Sure enough, Wis genoeg. As fure as I live, as fure as I am alive, Zo waar als ik leeve. To be fure, as fure as can be, as fure as any thing, Zéker, gewifelyk, ongetwyffeld, bémelfch vaft. Yes fure, Zekerlyk. No fure, Wisje wasje, dat kan niet waar zyn. Sure-footed, Vaft op zyne beenen, die niet ftruikelt. A fure-footed horfe, Een wis paerd, een paerd dat niet ftrui kelt. Sure-holding, Vasthoudend. Surely, (or certainly) Zékerlyk, gewiljelyk. Will he come? yes furely, Zal by komen? zékerlyk. Surely, (fecurely) Stévig, vaft. To tread furely, Stevige stappen doen. Sureness, Zekerheid, gewisheid, vaftbeid. Suretifhip, (the being a furety) SURETY, Borg, vaftigheid. To take furety, Borg neemen. To become furety, Borg worden. SURFACE, De bovengrond, oppervlakte. SURFEIT, (an excefs in eating and drinking, overcharging one's ftomach) Slempering, brasfery, overdaadigheid in eeten en drinken. To take a furfeit, Zyne maag overlaaden. Surfeit, (or fatiety) Zatheid. to SURFEIT himself, Zich overlaaden, verkroppen. To furfeit, (fatiate or glut) one's felf with a thing, Ergens zat van worden, bet moede worden. Surfeited, Overlaaden, verkropt. Surfeiting, Overlaading van de maag, overlaadende. SURGE, Een baar, zwaare golf. To make great furges, Groote baaren veroorzaaken. Surprife, (or aftonishment) Ver- To furprife, (or to amaze) Ver- To surprise a town, Een Stad overrompelen. It surprises me, 't Komt my onverwacht voor; 't maakt my verbaafd. Surprifed, Overvallen, verbaald, overrompeld, opgetoegen, verfield, overyld. I am furpris'd with an extraor dinary bufinefs, Ik ben met een ongewoone bézigbeid overeallen. I am furprifed at it, Ik ftaa er verfteld voor. Surprifing, Overvalling, overyling. overrom overrompeling, pelende, enz. Surprisingly, Verwonderlyk, wonderbaarlyk. (t) SURQUIDRY, Hoogmoed, verwaandbeid. ➡SURREJOYNDER, De aanklaagers beantwoording tegen verweerders wederantwoord. SURRENDER, Overgave, afftand van bezittinge. The furrender of a town, to De overgaave eener Stad. SURRENDER, (to yield or give up) Overgeeven, opgeeven. To furrender the town, De Stad overgeeven. To furrender his place, Zyn ampt overgeeven (of afstaan.) To furrender one's felf a prifoner, Zich zelf gevangen gee. ven. SURROGATE, Die eens anders plaats bekleedt, eens. Bifchops gevolmachtigde. to SURROGATE, In eens anders plaats ftellen. Surrogating, } In de plaats ftel Surrogation, ling. to SURROUND, Omringen, omfingelen. Surrounded, Omringd, omgingeld. Surrounding, Omgingeling, omgingelende. SURSENGLE, (a long upper girth, to come over the pad or faddle) De bovenfte buikriem van een paerd. SURSISE, (a word properly ufed in the castle of Dover for a pe. nalty) Eene boete. SURTOOT, or furtout, Een opperrok, overtrekfel, jas. SURVEY, Een beschouwing, fchets, ontwerp, omflag. Survey, or furveying, (meafuring) of land, Landmeeting. To take a furvey of a thing, Het gezigt van iets neemen, iets befebouwen. A furvey of the eftates, Een omflag van de middelen, een fchatting. He writ a furvey (or defcription) of the country, Hy maakte eene befchryving van bet land. to SURVEY, Befchouwen, bezigtigen, bezien, meeten. To furvey land, Land-meeten. Surveyed, Befcbouwd, bezigtigd, gemeeten. Surveyer, zie Surveyor. Surveying, Opzigt, opziening. maintain or feed) Voeden, ver. fterken, onderbouden. To fuftain his family, Zyn buis- To fuftain, (to fupport or bear I cannot fuftain it, Ik kan 't niet uitstaan. Suftained, Ondersteund, onderbouden, verdraagen, geleeden, uitgeftaan. Surveying, or meafuring) of to SUSPEND, (to hang up) Op-Sustaining, Ondersteuning, onder land, Landmeeting. SURVEYOR, (or overfeer) Opzigter. The furveyor of the King's Surveyor, (or measurer of land) Surveyorthip, Opzigterschap. Survivance, (an outliving of one) to SURVIVE, Overleeven. bangen. To fufpend any thing in a church or temple, lets in een Kerk of Tempel ophangen. To fufpend, (to keep in fufpen. ce or doubt) In bet onzekere bouden. To fufpend, (to defer, delay or ftop) Uitstellen, vertraagen. To fufpend his judgement, Zyn oordeel opschorten. To fufpend one from his office, Iemand de bediening van zyn ampt voor een tyd verbieden; iemand in zyn ampt opfchor ten. Sufpended, Opgefchort, uitgefield. Surviver, Een overleever, langftlee-Sufpending, Opbanging, uitstelling, on bouding, verdraaging, derfteunende, onderboudende, uitStaande. Suftenance, Onderboud, voedfel. SUSTENTATION, Ondersteuning, onderbouding, onderboud. SUSURRATION, Inluistering, ge. mompel. SUT. SUTABLE, Gevoeglyk, overeenkomende, famen paffende. Sutablenefs, Overeenkomendbeid, voeglykbeid. Sutably, Op een gevoeglyke wyze. SUTE, Een pak. A fute of clothes, Een pak klee ren. He got a new fute, Hy kreeg een nieuw pak. Su Sute, (or fet of things) Stelsel. There was a rich fute of han. zwart. I have none of that fuit, Ik heb 'er niet één van die kleur. a SUTE at law, Een rechtsgeding, zie Suit. to SUTE with, (or agree) OvereenStemmen. To fute, (or match) Paaren. To fute cards, (to put the fu Suted, Gepaft, overeengekomen. mour, Dat kwam zeer wel met Wel-futing, Wel paffende. SUTURE, Een Naad. The coronal future, De naad van 't bekkeneel. A boat-fwain, Een bootsman. Een zwaluw maakt geen zomer. Swallow-wort, great Celandine, SWALLOW, (or gulf) Een gron- A large swallow, (or throat) To fwaddle one, Iemand zwach-To telen. Swaddled, Gezwachteld, geroft. af. to Swaddling, Zwachteling, afroffing. This weight will fwag it down His belly fwags, or hangs down, An arrow that fwags in the air, drink a glass of wine at one To swallow DOWN, Neerzwelgen, To fwallow down pills, Pillen He will never fwallow this opi- To fwallow one's words, Zyne woorden intrekken, ontkennen 't Swallowed, Gezwolgen, verzwd. gen. Swallowing, Zwelging, verzwel SWOMP Een moeras. SWAN, Een zwaan. A fwanking lafs, Een dikke ge- to SWAP, Ruilebuiten, zie to Swop. SWARD, Zwoord. The fward of bacon, Het zwoerd The green fward of the earth, A fwarm of bees, Een zwèrk A fwarm, (or great number) A fwarm of ants, Een zwêrm A fwarm of lice, Een zwěr m luizen. A fwarm of people, Een groote trop volks. to SWARM, (as bees do) Zwer. To swarm up a tree, or a rope, Swarming, Zwērming, krieling,- Swarthith, (a little swarthy) Ees He has fwallowed a fpider, Hy Swarving, Zwērving, —— swir is bankroet. vende. |