Sidor som bilder
PDF
ePub

a SWASH of water, Een gulp ws

ter.

to SWASH, Kletteren, plassen.

To fwash the water about, In't
water plaffen dat bet rondom op-
Springt.

To fwafh, (or make a noise
with fwords) Met de degen
kraffen op de straatfteenen, als
de ligtmiffen doen.
Swath buckler, (a hectoring
blade) Een blaaskaak, poch-
bans, fnoesbaan.

A fwathing blade, Een zwieri-
ge jonker.

a SWATHE of grafs, Een zwaade

(of regel) van afgemaaid, gras. to SWATHE, Zwachtelen, in de

luijeren winden, bakeren. Swathed, Gezwachteld, gebakerd. Swathing, Zwachteling, bakering. A fwathing-band, Een zwachtel, Luijer.

The fwathing clothes of a child, De luuren of luijers van een kind. SWAY, (power, rule, command) Macht, gezach, beerschappy. To bear fway, Heerfchappy voe

ren.

to SWAY, (to bear fway, or rule) Heerfchen, regeeren, 't bewind bebben.

[blocks in formation]

To sway with one, Gezach over to iemand bebben.

To fway one with his counfels,
Iemand door zynen raad flinge.

ren.

Reason fhall fway with me more

than the opinion of the vulgar, De reden zal meer op my vermogen dan de waan des ge. meenen volks.

to SWAY, (to govern) Regeeren. To fway the fcepter, Den fchepter zwaaijen. Sway'd, Gezwaaid, geregeerd. Sway'd in the back, Gezwikt, in de rug geknakt. SWE.

to SWEAL, Verzëngen, verbranden, verfmelten.

The candle fweals away, De kaars Smelt weg. SWEAM, Een fcbielyk overval van ziekte.

SWEAP, Wip, zie Swipe. to SWEAR, (to affirm, confirm, or promife with an oath) Zweeren, onder eede bevestigen.

1. DEEL.

To caufe or promote fweat, Zweet

verwekken.

A great fweat, Een fterke

zweet.

Cold fweat, Het koud zweet. I was all in a sweat, Ik was overal bezweet; ik dreef in myn

zweet.

SWEAT, Zweeten, bezweet zyn.

I fweat all over, Ik ben overal bezweet; ik zweet over myn ganfcbe lyf.

To fweat blood and water, Wa ter en bloed zweeten.

He fweats for fear, Hy zweet van angst.

To fweat, (to caufe fweat) Zweeten, doen zweeten.

To sweat our a diftemper, Een ziekte uitzweeten. Sweated, Gezweet.

Sweated OUT, Uitgezweet. Sweater, Een zweeter.

He is a great fweater, Hy is een geweldige zweeter, by is zeer 2weetachtig, by zweet zeer ligt. Sweating, Zweeting,

tende.

zwee

The fweating fickness, De zwee. tende ziekte, zékere befimettelyke kwaal die weleer zeer fterk in Engeland regeerde, en de zieken zeer flaaperig maakte; doch als men hen XXIV uuren

Kkkkk

kon wakker houden, dan zweeteden zy 't fenyn uit. Sweaty, all fweaty, Bezweet. to SWEEP, Veegen.

[ocr errors]

To sweep a room clean, Een kamer fchoon veegen. To fweep the chimney, Defchoorfteen veegen.

To fweep ftakes, or to fweep AWAY, (to take away) Weg rukken, met geweld weg nee

men.

To fweep away, (to deftroy)
Vernielen, bedërven.

* A new broom fweeps clean, Nieuwe bézems veegen feboon. Sweep before your own door, Moei u met u eigen werk. Sweeper, Een veeger, veegster. A chimney-fweeper', Een feboorfteenveeger.

He is as black as a chimneyfweeper, Hy ziet 'er uit als een Schoorsteenveeger. Sweeping, Veegende.

1

Sweeping, (filth or duft fweept out) Uitvaagfel, drek, vuilnis. A goldsmith's fweeping, De afcb van een Zilverfmits fornuis. A sweep-net, Een fcbrob-net. A fweep-ftake, Een die 't gebeele Spel wint, en al't ingezëtte gèld na zich frykt. SWEET, (to the tafte) Zoet van fmaak.

Sweet, (or fweetened with fu gar) Gezoet, met fuiker zoet gemaakt.

As fweet as hony, Zo zoet als boning.

[ocr errors]

A fweet look, Een zoet gezigt. A fweet fmile, Een vriendelyk gelaat.

[ocr errors]

To be sweet, (to look fweet or amorously) upon a woman, Een vrouwsterjoon met verliefde oogen aanzien.

Sweet (kind, or good) nature
or temper, Goed aardig.
Sweet, (or pretty) Lief, aar-
dig.

A fweet cbild, Een lief kind. t You made a sweet bufinefs on 't, Gy bebt daar een fraay ftuks werk gedaan zeker. A fweet ftile, Een lieflyke ftyl." Afweet voice, Een lieflyke Atem.

Sweet, (that does not ftiuk, that has no ill fmell) Frifeb.

That

[blocks in formation]

Life is fweet when one wants
for nothing, Het leeven is zoet
als men niets ontbeert.
To ufe fweet (or flattering) ex-
preffions to the fair ladies,
Lieve woordtjes aan de fchoone
Fuffers geeven.

Sweet fingers, Zékere Secte in
Schotland.

A fweet bag, Een reuk zakje, reuk
kuffentje.
SWEET, (pleasure or comfort)
Zoetbeid, trooft.

The fweets of peace, De zoetheid der vreede.

No fweet, without fome fweat,

Geen zoet zonder zuur, *geen. roozen zonder doornen. After sweet meat comes fowr fauce, Na 't zoet komt zuur. Sweet, (to the smell) Lieflyk van reuk.

A fweet breath, Een frischen
adem.

Sweet perfume, Reukwerk.
A very sweet flower, Een bloem
van een zeer lieflyke reuk.
Sweet briar, Egelantier.
Sweet cane, Kalmus, zoetruiken-
de kalmus.

Sweet-trefoil, Zévengetyde-kruid.
A fweet-hart, Een vryer of vry
fter, minnaar of minnares, bart-
je lief.

Sweet-fmelling, Zoet-ruikende. Sweet fcented, Lieflyk van lucht. Sweet-natured, Zoetelyk van aart.

Sweet-breat of veal, Kalfs zweeferik.

to SWEETEN, Zoet maaken, ver

zoeten.

To fweeten wine, Wyn zoet maaken.

To sweeten an expreffion, Eene uitdrukking verzagten.

To fweeten, (to foften er alleviaten) Maatigen. To fweeten one's anger, Zyne gramjcbap maatigen.

To fweeten forrow, Droefheid

verzoeten.

SWEETING, (a fort of apple) Zocteling, zéker foort van ap. pelen.

t Sweeting, (fweet-heart, or lo ver) Minnaar, lief. Sweetish, Zoetachtig. Sweetly, Zoetelyk, lieflyk, aangenaamlyk.

Sweetned, Zoet gemaakt, verzoet.
Sweetned with fugar, Met fuiker
zoet gemaakt.
SWEETNER, (a decoy among ga.

mefters) Een valfcbe fpeelder, die anderen tot bet spel verleidt. Sweetning, Zoetmaaking, verzoeting, verzoetende. Sweetnefs, Zoet beid, lieflykbeid, aangenaambeid.

SWEETS, zie Sweet.
SWELL, als; The fwell of the sea,
De booggaande baaren der Zee.
SWELL, (to puff, or fill up)
Zwellen, opblaazen.

to

To fwell or fwell up, (to increa· fe or make bigger) Uitzetten, grooter worden, oploopen. The rain has fwelled up the river, De régen beeft de Rivier doen opzwellen.

To fwell up a volume, Een boek

deel vermeerderen, vergrooten. To fwell, (in a proper and figurative fenfe) Zwellen, in een eigentlyken en figuurlyken zin. He did fwell like a toad, Hy zwol als een pad.

A book that fwells too much, Een boek dat al te dik (of te groot) wordt.

The waves begun to fwell, De golven begonnen op te zwellen. His philofophical discourfes are now fwell'd almoft to the bulk of his orations, Zyne Philofopbifche leffen zyn nu byna zo groot geworden als zyne réden voeringen.

To fwell OUT, (as a wall does) Uitzetten, als een muur doet. Swelled, Gezwollen, opgeblaa

zen.

Swelling, Zwelling, gezwèl, zwellende.

Swelling, or tumour, Gezwel, opzwelling.

to

A fwelling in the groin, Gezwel in de liezen.

SWELTER, Smoor beet zyn, door bitte fmooren.

To fwelter with heat, Smooren
van de bitte.

Sweltring, Smoor beet.
Sweltry,

A fweltry heat, or fweltry wea. ther, Smoor beet weer. SWEPAGE, De party booi die men van een weide krygt. SWEPE, zie Swepage and swipe. Swept, Geveegd.

SWERD, Zwoord, zie Sward. to SWERVE from, Afdwaalen, afdoolen, afzwerven.

To fwerve from the truth, Van de waarbeid afwyken. Swerving, Dwaaling, zwerving, afdwaalende.

[blocks in formation]

To fwim under water, Onder w0ter zwemmen.

Oyl fwims on the top of the water, Olie dryft boven op 't wa

ter.

To fwim in pleasures, Zich in vermaakelykbéden baaden.

My head fwims, Myn boofd draait. SWIM-BLADDER, Luchtblaasje 2 van een visch. Swimmer, Een zwemmer. Swimming, Zwëmming, zwemmende.

The fwimming of the head, De duizeling des boofds.

To fwing one, Iemand fchoppen, | SWOOP, Sop, zie Soop.
(op een schop.)

To fwing about, ́Omflingeren,
omdraaijen.

Swing-gate, (a gate that goes to
and fro) Een wipbrug.
SWINGE, Een zweep, klets.
to SWINGE, (or to fwing OFF, to
wip, to bang, to mawl) Slaan,
kloppen, geeffelen, Schelden

> enz.

[ocr errors]

4t To fwinge, or swing off, (in
a lewd fenfe) Geryven.

Swinged, Gekletft.
Swinged off, Geslagen, gegeesseld,
af geroft.
Swinging, Kletfing,
Swinging, Kletfing, kletfende.
Swinger, Een luftige klouwert, een
grootert, dit wordt van verschei-
denerley dingen gezeid.
SWINGER, Een fchopper, finge-

raar.

Swinging, Schopping, flingering, ·
flingerende.

A fwimming place, Een bad, zwemplaats. Swimmingly, (very well, with good fuccefs, eafily) Gemakkelyk. SWINDGE, zie Swinge. SWINE, Een varken, zwyn. *He that mingled himself among draff, is eaten of the fwines, Wie zich onder bet draf mengt wordt van de zwynen gegeeten. A fwine-herd, Een zwyneboeder, een kudde zwynen. Swine-bread, (or truffle) Truffel, foort van kleine aard-appel. Sea-fwine, Bruinvifcb, Zee-var-†

ken.
Wild-fwine, Wild zwyn.
Swine-creffes, (a plant) Herts-
boorn, een plant.
Swine-grafs, (a plant) Varkens
`gras, duizend- knoop, kreupel-
gras.
Swine-pox, (a fort of measles)

Zwyn pokjes.
Swine-like, Zwyns, Varkenacbtig.
SWING, (a fort of fport, with a

loofe rope) Een fchop, fehop-
ftoel, voor de kinderen.
Swing, (or jerk) Scbök, fcbud-
ding, foot.

To give one a swing, Iemand een ftoot geeven. To follow the fwing of one's genius,

Zich aan zyne neiging overgeeven, zyne genegenbeid opvolgen. Let him take his fwing, It Laat bem zyn tuil tuilen.

A fwing, to fwing withal, Touw, fcbopftoel.

He may have a fwing, (or be hang'd) † Laat bem na de galg Loopen.

to SWING, Schoppen, op een fchop zitten, fingeren.

Swinging off, Geeffeling, enz.
geeelende.
SWINGING, Byfter, groot.

a

A fwinging ftomach, Een zeer
groote bonger.
SWINGLE-ftaff, Een vlasknup.
pel.

SWINK, (or labour) Arbeid,

werk.

† Swinker, Arbeider, werkman.
SWIPE, Een putgalg, wip.
SWITCH, Een rysje, Spitsroede.
to SWITCH, Met een rysje flaan.
to SWIVE, Afryden.
Swived, Afgereden.
SWIVEL, (a ring) Een ring.
SWIVER, Afryder.
Swiving, Afryding.

SWO.
SWOLING, a fwoling of land,
(as much as one plough can
till in a year) Zo veel land als

men in een jaar met één ploeg
kan ploegen.

SWOLN, [van to Swell] Gezwol-
len.

Swoln ftile, Een opgeblaazen
Styl.

SWOM, Gezwommen.
SWOON, Een bezwyming.
In a fwoon, In zwym.

to SWOON, Bezwymen, zwymen,
van zich zelven vallen.

She fwooned away, Zy bezweem,
zy viel van baar zelven.
Swooning, Bezwyming, — bezwy-

mende:

Kkkkk 2

to SWOOP, (to catch up as a bird
of prey does with his claws)
Met de klaauwen aanvatten,
een roofvogel.

als

to SWOP, Ruilebuiten, verruilen. To fwop, zie to Swo op. Swopping, Ruiling, ruilende. SWORD, Een degen, zwaard, kling.

A naked fword, Een bloot zwaard. A drawn fword, Een uitgetoogen zwaard.

A two-edged fword, Een tweefnydend zwaard.

An arming fword, Een flag zwaard.

The blade, point, gard, handle, and pommel of a fword, Het lemmer, de punt, plaat, bet geveft, en de knop van een degen. He fell upon his fword, Hy viel in zyn zwaard.

To wear a sword, Eenen dégen draagen.

To clap his hand to his fword,

Zyn band aan zyn dégen flaan. To draw his fword, Zyn dégen trekken.

t

To run one trough with his
fword, Iemand met zyn dégen
door ftooten.

To put all to the sword, Alles
over den kling jaagen; alles door
't zwaard verdelgen.
To put up his fword, Zyn dé
gen opfleeken.

By dint of fword, Voor de punt
van den dégen.

He is as good at the pen as the fword, Hy is zo goed met de pen, als met de dégen. To make one's way through fwords and flames, Zich door. vuur en zwaard eenen weg bad

[blocks in formation]
[blocks in formation]
[blocks in formation]

SYNAGOGUE, Een vergadering, Foodjche vergadering. to SYMBOLIZE, (by certain out- SYNCHRONICAL, Gelyktydig. ward figns to fignify fome hid-SYNCHRONISM, Tydgenootschap. den thing) Door uitwendige té- to SYNCOPATE, (to fwoon) Zwykenen, eenige verbörgene zaaken melen, bedwelmd worden. beduiden. To fyncopate, (to make an elifion, or fyncope) Een letter uitlaaten.

To fymbolize with one, (to concur, or agree in any thing with him, In gevoelen of aart met iemand overeenstemmen. Symbolized, Door tekenen beduid. She fymbolized with him, Zy Stemde met bem overeen. Symbolizing, Beduiding door téke

nen.

SYMMETRICAL, Evenmaatiglyk. SYMMETRY, Evenmeetbaarbeid,

évenmaatigheid, overeenkomst, welgemengdbeid. SYMPATHETICAL, Méde-neigend,

médelydend, onderling overeen ftemmend van aart. Sympathetically, Op een méde-nei

gende wyze. Sympathetick, zie Sympathetical. to SYMPATHIZE, Medelyden, een onderlinge trek bebben, wéderzyds gevoelig zyn, gevoelig zyn van eens anders wedervaaren.

To fympathize in humour with one, Met iemand van eenerley

aart zyn.

I fympathize with you in your troubles, Ik draag myn deel in uwe moeijelykheden; uwe ongemakken gaan my gevoelig ter

barte.

SYMPATHY, (the natural agreement of things) Natuurlyke

[ocr errors]

SYNCOPATION, (in mufick, notes driven' till the times fall even again) Nooten fleepen, tot dat de tyd in de muziek wederom gelyk is; tot dat de maat uit is. SYNCOPE, (a term of grammar, the cutting away of a fyllable in the middle of a word) Letter uitlaating, in 't midden eens woords.

Syncope, (or fwooming) Bezwyming, zwymeling. SYNDIC, or Syndick, (a cenfor, or comptroller) Sindicus, opsiender.

Syndicable, (fubject to cenfure)

Beftraffelyk.

SYNDICATE, or Syndick ship, (the place of a fyndick, or time of one's being a fyndick) Opzienderfchap. SENECHDOCHE, (a figure in the. torick, confifting in putting a part for the whole, or the whole for a part) Vervanging. SYNOD, Een Kerkvergadering, Synode. SYNODALE, Een fchatting die de Onderkerkelyken jaarlyks aan den Bifchop of Aarts diaken op bec Paafcb bezoek betaalen.

Sy

SYN.SYR. enz. T. TAB.

Synods provincial, (the canons, or conftitution of a provincial fynod) Synodaale instellingen. Syndal, (the fynod of itself) Het fynode zelve. Synodal, Kerkvergaderlyk, 't geene tot een Synode

beboort.

Synodical,
SYNODICK, (or lunar) Dat tot de
maan beboort.

A fynodick month, Een maanmaand. SYNONIMA'S, (words of one and the fame fignification) Woorden van dezelfde betekenis. Gelykluidende, van Synonimal, Synonimous, eenerley meening. Synonimous words, Woorden van eenerleye betekenis. SYNOPER, Zékeren bergftof, zie Sinoper.

SYNOPLE, Groen, in de wapenschilden.

SYNOPSIS, Een kort begrip.
SYNTAX, Woordenvoeging, woor-
denfchikking, letterkonftige faa
menstelling der woorden, taal-
febikking.

SYNTERESY, (remorfe of con-
fcience) Gemoeds knaaging.
SYR.

SYRINGE, Een Spuit.

to SYRINGE, Spuiten.

To fyringe an ulcer, In een zweer
Spuiten.

Syringed, Gefpooten.

TAB.

Cut tabacco, Gekurven tabak.
Spanish tabacco, Varinas tabak.
Virginia tabacco, Virginifcbe ta-
bak.

A tabacco box, Een tabaks doos.
A tabacco-pipe, Een tabaks pyp.
A tabacco ftopper, Een tabaks
Stoppertje.

Tabacco-ftalks, Tabaks steelen.
TABARD, een Wapenrok, Herauts-

rok.

TABBY, Tabyn, zéker zyde ftof.
Tabby-like, Als tabyn.
Tabby, Gevlakt, geplëkt.

[ocr errors]
[blocks in formation]

TABELLION, een Beamptfchry-Table-plate, Tafel zilver.
Table-basket, Fruit mandje.
ver, Notaris.
Table-talk, Tafelpraat.
Table-dialogue, Saamenfpraak over
tafel.

TABEFACTION, Uitteering.
to TABEFY, Verteeren, uitteeren.
TABER, zie Tabor.
TABBERNACLE, (tent or pavil.
lion among the Ifraelites) Ta
bernakel of tent onder de Ifraëli-

ten.

A table-bed, Slaapbank.

A table diamond, Een tafelfteen, diamant.

Table beer, Dun bier, gemeen bier. The feaft of tabernacles, 't Loof-The table of a book, Een zoekbutten feeft.

Tabernacle, (the tent where the Ark of the Covenant was kept) de Tabernakel daar de Arke des Verbonds in bewaard wierd. Tabernacle, (a little veffel in which the Popish Pyx is put on the Altar) 't Siborium, daar de geconfakreerde Ouwel op den Altaar in bewaard wordt. † TABID, Uitgeteerd, uitteerend, uitgedroogd.

Syringing, Spuiting, Spuitende. TABLATURE, (a fort of mufick

SYRUP, Stroop.

SYS.

SYSOR, Een lid van de Gerechts

zittingen of van de Jury. SYSTEM, Een opftël, vertoog, kort

begrip, faamenzëtjel, ftëljel. Syftematical, Vertoogbaar.

He is altogether for fyftematical
learning, Hy is geheel voor de
betoogbaare geleerdbeid.
SYT.

SYTHE, een Sys, zie Sithe.

T.

is the letter wherewith fome

T. malefactors are branded in

England, T. is de letter waar
mede fommige kwaaddoenders in
Engeland gebrandmerkt worden.
TAB.
TABACCO, Tacak.

Leaf-tabacco, Tabaks bladeren.

book) Voorschrift, zangfleutel, muziek tafel.

To fet down a leffon upon the guitar in tablature, Een les op de guitair op nooten ftellen, opSchryven.

TABLE, Een tafel, tafereel.

To fit at table, Aan tafel zitten. To keep a good table, Een goeden tafel bouden.

A writing table, Een schryftafel.
A folding table, Een toelaande
tafel.

To come to the Lord's table,
Tot de tafel des Heeren nade-

ren.

Table, (whereon the ancients ufed to write their laws) Tafel, waar op de ouden bunne wetten pleegen te fchryven.

The laws of the twelve tables among the ancient Romains, De wetten der twaalf tafelen onder de oude Romeinen. Kkkkk 3

lyft, Regifter van een boek.
A fide table, Een aanrecht tafel.
Tabler, (or boarder) Een köft-
ganger.

To table, (a Scotch word for to
board) In de köft zyn.

I table with him, Ik ben by bem
in de koft, ik heb my by bem in
de koft besteed.

To table one, (to entertain him

at one's table) Iemand aan zyn
tafel onthaales.

contents of every fine paffed in To table fines, (to draw the any one term) Een lyft maaken van de boetens die verbeurd zyn. Tabler, Een köftganger. Tablet, Een tafeltje, zakboekje. Tabling, Kofgang.

Tabling of fines, Opstelling in gefchrift van boeten onder 't bouden van rechtsdagen verbeurd. TABOR, Tabret, Zeker flach van een trommeltje.

to TABOR, (to play upon the tabor) Trommelen. Taborer, Een trommelaar. TABOURET, (a low tool) Een lac

ge ftoel zonder leuning. To have the privileges of the tabouret, (which is a privilege for fome great ladies in France to fit in the queen's prefence) Het voorrecht bevben van in de tégenwoordigheid der Koningin

te zitten. TABRET, zie Tabor.

TA

« FöregåendeFortsätt »