Sidor som bilder
PDF
ePub
[merged small][ocr errors][ocr errors]

$

1

Tempted, Aangevochten, verzocht,
beftreeden, bekoord.
Tempter, Een aanvechter, verzoe-
ker, bekoorder.

The temptor, the devil that temp-
ted our Saviour, De verzoeker,
de duivel die onzen Zaligmaker
verzogt.

Tempting, Aanvechting,

vecbtende, enz.

TEN, Tien.

TEN.

[ocr errors]

aan

The ten Commandments, De tien
Geboden.

Ten-times, Tienmaal.

Ten fold, Tienvoudig. The tenth, De tiende. TENABLE, (holdable, or capable of defence) Houbaar, verdedigbaar.

A tenable place, Een boubaare plaats.

Tenable, (that can be maintained) Handbaafbaar, dat gebandbaaft kan worden.

This opinion is not tenable, Dit gevoelen is niet te bandhaaven. TENACIOUS, (fticking faft) Vaft becbtend, kleevend. Tenacious of his liberty, (that keeps it with might and main) Die yverig is voor zyne vrybeid. Tenacious, (clofe fifted, or covetous) Vaftboudend., gierig. Tenaciously, (or covetously) Vrekacbtig.

Tenacity, the being tenacious or fticking faft) Vaftboudend.

beid.

|TENCH, Een zeelt, zékere vifch.
to TEND, (to drive or aim at)
Doelen, voor bebben, mikken.
Whereto tend all thefe things?
Waar toe dient dit alles?
It tends to inflame the people,
Het ftrekt om 't volk op te bit.
Jen.

to TEND, (to look to) Zorg draa. gen, bewaaren.

To tend fick body, Op een ziek
mensch pallen.

To tend the cattle, Zorg voor bet
Vee draagen.

To tend, (or offer) an averment in law, De bewyzen aanbieden. Tended, Geftrekt, opgepast. Tendency, (or drift) Neiging, belling.

That has a tendency to evil,
Dat ftrekt tot kwaad.

A medicine of an univerfal ten-
dency,
Een algemeen genees-
middel dat voor alle kwaalen
goed is.

Tendency, (or difpofition) Nei-
ging.

TENDER, (or foft) Murw, malfcb. This meat is very tender, Dit vleefcb is malfch.

The tender age of a child, De tédere ouderdom eens kinds. Tender, (nice, the contrary of hardy) Teder, keurig, zwak. She is mighty tender, Zy is zeer téder.

Tender, (kind, good-natured)
Vriendelyk, goedaardig.

He has a tender heart, Hy beeft
een téder bart.

+ Tenacity, (or covetousnefs) Gie-To be tender of one, to have rigbeid,

TENANCY, Huizing die men van

een' anderen in buur beeft. TENANT, (one that holds any

land or tenement by any kind of right) Bezitter, eigenaar. He is only tenant for life of the paternal estate, Hy bezit de Vaderlyke goederen maar alleen voor zyn leeven.

A tenant, (that holds land for a certain rent he pays to the Landlord) Huurder, Hoeve

naar.

A tenant, (that holds by homage) Vaffal, Leenman.

A tenant that holds a house, (or part of a houfe of an other) Huurder.

Tenantable, Bewoonbaar.

a tender love for him, Iemand téder beminnen.

Tender words, Tédere woorden. To have a tender regard to or for a woman's reputation, Veel achting bebben voor de goede naam eener Vrouwe.

As to the rights and customs of war, they are points we muft be very tender off, Wat de regten, gewoonte van den Oorlog belangt, daar omtrent beboorden wy zeer téder te zyn.

A tender confcience, Een téder gemoed, tédere confcientie. She has a tender love for her children, Zy bemint baare kinderen zeer téderlyk.

A tender equity, Een naauw gezette, of keurige billykbeid.

Tender eyed, Zwak van oogen. Tender-hearted, Téder van barte, weekbartig. Tender-heartedness, Weekbartig

a

to

beid.

TENDER, Een klein vaartuig,
dat op een Oorlogfcbip paft en
goed af en aan brengt.
A tender, (a nurse of fick peo-
ple) Een oppaffer van zieke men-
Jcben.

Tender, (or love) zie Tender-
nefs.

Tender, (or offer) Aanbod. -
A tender of money, Een aanbie-
ding van geld.
TENDER, (or offer) Aarbie-
den.

To tender his rent, Zyne buis-
buur aanbieden te betaalen.
To tender, (to indulge) Toe-
geeven, infchikken.

To tender, (or love) Beminnen,
lief bebben.

To tender a child too much, Al

te veel werks van een kind maaken.

As you tender your falvation, Indien uwe zaligbeid u ter barte gast.

As they tender his majesty's displeasure, Op ftraffe van de ongenade zyner Majefteit. Tendered, Aangeboden, bebartigd.

Tendering, Aanbieding, aanbie dende.

Tenderly, Téderlyk, weekelyk. Tenderness, (a foftnefs) Zagt beid, malsbeid.

Tenderness (nicenefs) of confcience, Tederbeid van gewee

ten.

[blocks in formation]

TENEBRÆ, De donkere metten der Roomsgezinde TENEBRES, in de de week voor •Paaffchen.

TENEBROUS, Donker, duifter. Tenebrofity, Donkerbeid, duifter

beid.

TENEMENT, Huizing, een woonbuis, buurbuis. TENENT, zie Tenet. TENERITY, Tederbeid. TENESMUS, (a continual but vain defire of going to ftool) Een geduurige docb vruchtelooze perfing om af te gaan. TENET, Een gevoelen, leerfluk.

They hold dangerous tenets Hunne leeringen zyn gevaarlyk. TENNIS or Tennis-ball, Een kaatsbal.

To play at tennis, Kaatsen, balflaan.

Tennis-play, Het kaats spel.

A tennis-court, Een kaatsbaan. TENON, Het end van een bout dat

in een ander vaftgezet wordt. TENOR, (an order, fashion or ftate) Order, manier, ftaat. Tenor, (intent or purport of a writing) Inhoud van een gefchrift. According to the tenor of the writing, Naar luid des gefchrifts. The tenor, (or fenfe) of his words, Den inboud den zin zyner woorden.

[ocr errors]

Tenor, (conftant way, or conduct) als; 'T is not a deathbed repentance but the TENOR of a man's life that mut determine his fate to eternity, Het is bet dood beds berouw niet, maar bet ftandvaftig gedrag van iemands leeven, dat bet löt der eeuwigbeid befliffen zal. The tenor in mufick, De laagStem in de muziek.

De

To play or fing the tenor, laag-ftem fpeelen of zingen. Counter-tenor, Stem naby de bas komende.

TENSES, Tyden, [in de Letterkonft,

als de tegenwoordige, voorledene of toekomende tyd.]

Tenfible, Dat uitgestrekt of uitgebreid kan worden. Tenfive, Tot de uitgebreidbeid beboorende. TENSION, De buiging, geboogerbeid.

TENT, Een tent, but.

To pitch tents, Tenten opflaan.
I. DEEL,

[blocks in formation]

'Tis a court humour to keep people upon the tenters, (or to keep them at a bay) Het is den aart van het böf, de menfcben om den tuil te leiden. TENTH, Tiende.

The tenth time, De tiende reis. Tently, Ten tiende. TENTHS, (the yearly portion

which all Ecclefiaftical livings pay to the King) Tiende, der Kerkelyke bedieningen. TENUIOUS, zie Tenuous. TENUIS, (a Latin word to exprefs

a Greek confonant that has no afpiration) Een Latyns woord om een Griekfche médeklinker uit te drukken, die geen uitblaazende uitspraak beeft. TENUITY, Fynbeid, dunbeid, ge

ringbeid, zwakheid. Tenuous, Fyn, dun, klein. TENURE, (the title or manner

whereby lands and tenements are holden of the head Landlord) Hulde, cynsbaarbeid,

leen.

[blocks in formation]

TERCET, (a third, in mufick) Drie-toon, faamenluiding van drie toonen in bet zingen. TEREBINTH, Terpentyn. Terebinthine, Terpentyn. TEREBRATION, Inbooring, in dringing. TERGIVERSATION, Aerzeling; agteruitdeizing, uitvlugt. TERM, (or word) Woord, uitdruk king.

Terms of art, Konftwoorden. To ufe proper terms to exprefs a thing, Eigentlyke bewoordingen gebruiken om iets uit te drukken. Term, (bound, or limit) Ter myn, bepaaling, afperking. Term, (fet time) Bepaalde tyd. The four terms of the year, De vier gezette Rechtsdagen in 't jaar.

The term of fix years, De tyd

(of 't beftek) van zes jaaren. He has a leafe for term of life. Hy beeft het voor zyn leeven lang in buur.

Term-time, Zitting der Gerechtsbe

ven.

Terms, Voorwaarden.
The terms of Capitulation, Ar
tykelen van een verdrag, van een
Capitulatie.

I fhall make him come to my
own terms, Ik zal bem naar
myn band zetten.

Upon what terms are they with
the Emperor? Op wat voet staan
zy met den Keizer?

I will not consent to it upon tho
fe terms, Ik wil op die voor-
waarden daar toe niet verstaan.
We are upon equal terms, Wy
Staan op een gelyken voet.
To make good terms with one,
Goede voorwaarden met iemand
maaken.

Not upon any terms, (by no
means) Op geenerley wyze,
geenzins.

To keep terms with one, Goede maatregelen met iemand neemen. Upon the fame terms, Op den zelfden voet.

Womens terms, Vrouwe fton-
den.

to TERM, Noemen, benoemen.
He termed it fo, Hy noemde bet

20.

a TERMAGANT fellow, Een groo te onbefuisde vent. TERMED, Genoemd, genaamd.

to

[merged small][ocr errors][merged small]

}

and terminer, zie onder Juftice. TERMOR, Iemand die een leen bezit voor zyn leeven lang. TERNARIOUS, 7 Drielings, tot een drietal beTernary, boorende. TERNION, Een drieling, drietal. TERRACEOUS, Aartsch. Terræ filius, Verraader, zie Prevaricator,

TERRAQUEOUS, Uit land en wa ter beftaande.

The terraqueous globe, Een aardkloot.

TERRAR, or Terrer, (a book or

roll wherein the feveral lands of a mannor are defcribed) Landboek, Landregister. TERRAS, Een opene gallery, een verbeeven wandelpërk. TERRENE, TERRESTRIAL, Aardsch. TERRE TENANT, (he that has

the actual poffeffion of the land) Land-bezitter, Land-beer. TERRIBLE, Schrikkelyk, vreeslyk. A terrible fight, Een fchrikkelyke vertooning.

Terribleness, Scbrikkelykheid, vrees

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

Territorial, Dat tot een Landftreek | Teftatrix, Een Teftamentmaakfler,
beboort.
Teftatrice.

TERRITORY, Een landstreek, ge- | TESTATION, Getuiging, bewys

bied.

TERROUR, Schrik.

To be ftruck with terrour, Door fcbrik getroffen zyn.

He is the terrour of the uni-, verfe, Hy is de fcbrik van 't Heel-al.

TERSE, (neat, polite) Net, befcbaafd.

A terfe ftyle, Een nette styl. TERSE, zie Terce. TERTAIN, Dat om den anderen dag komt.

A tertain ague, Een anderendaag. fcbe koorts.

to TERTIATE, Ten derdenmaale 't land bouwen.

TES.

TEST, Een fineltvat om goud en zil

ver te zuiveren.

Teft, (an oath appointed by an act of Parliament, which confifts chiefly in renouncing the Pope's fupremacy, and the tenet of tranfubftantiation) Een afzaveering van bet Pausdom. To take the theft, Het Pausdom afzweeren.

Teft, (or trial) Beproeving.
To put one to the teft, Iemand
op de toets ftellen; iemand op de
proef zetten.

He won't stand the teft, Hy zal de proef niet doorstaan. Teftable, Die volgens de rechten getuigen mag. TESTACEOUS, Van tichels of feberven, met barde fcbelpen voorzien. Teftaccous animals, Dieren met barde fchelpen, gelyk als Oefters, Kreeften, Schildpadden,

[blocks in formation]

Terrifying, Verfchrikking, -ver-Teftator, Die een uitersto wil maakt

flagen.

fabrikkende.

of gemaakt beeft, Teftateur.

geeving. TESTER, Een stukje van zes fui

vers.

TESTER,

of a bed, De kap of 't bovenste van TESTERN, een ledikant. TESTICLES, De teel-ballen. Tefticular, Dat tot de teel-ballen

beboort. TESTIFICATION, Betuiging. to TESTIFY, Getuigen, betuigen. To teftify the truth of a thing, De waarbeid van iets betuigen. Teftified, Getuigd, betuigd. Teftifying, Betuiging, getui gende. TESTIMONIAL, Tet een getuige nis beboorende. Teftimonial, (fubft.) Een betuigSchrift.

Teftimonial, (or certificate of an Ecclefiaftical fuperiour) Ge tuigfchrift, Atteftatie. TESTIMONY, (or witness) Getuigen.

To bear teftimony against one, Tegen iemand getuigen. Teftimony, (relation, report or account) Verbaal, bericht, verlag.

Teftimony, (or proof) Bewys. In teftimony whereof, Ten bewyze daar van.

His writings give teftimony of it, Zyne gefcbriften geeven 'er getuigenis van. Teftimony, (a fcripture word for law, ordinance) Wet, inzetting, Pfalm CXIX. TESTINESS, Korzelbeid, kritbigheid, gramfleurig beid. TESTON, Tefton, Franfche der tiend' balf. TESTUDINATED, Verwulft. TESTY, Korzel, kribtig, wrastig, gramfleurig, eigenzinnig, ge melyk..

TET.

TETHER, Een touw dat men een paerd in de wey aan 't been bindt, zo dat het niet verder kan gaan weiden als het touw lang is.

To be brought to a tether, Onder beteugeling gebouden wor den.

+ To

To hold one to his tether, Ie-THAMES, de Teems, de Rivier
mand kort bouden, onder bedwang
bouden.

To keep within one's tether,

Zich binnen de paalen bouden. to TETHER a horse, Een paerd aan een touw in de weide vaftbinden. Tethered, An een touw gebonden. TETRARCH, Een Viervorft.

Herod the tretrarch, Herodes de
Viervorst.

TETRARCHY, (the government of a tetrarch) Viervorstendommelyke regeering. TETRASTICK, Een vierrégelig gedicht.

TETRICOUS, Zuur van gelaat, kribbig, korzel.

TETTER, Douw-wurm.

TEU.

TEUTONICK, Duitfcb.

The teutonick order, de Duitfche
Orden, zékere Ridder-Orden.
The old teutonick language, De
oude Duitfche taal.
TEW.

to TEW, Luftig trekken of aanbaalen, zie to Tug.

To tew mortar, Kalk mëngen. Tewed, Gemengd, van kalk fpreekende. TEX.

TEXT, De inhoud, Text.

The text of the law, (the very
words of the law) De text (of
eige woorden) des wets.
The text of a Sermon, De text
van eene Predikatie.
Text-letter, a letter with a flou-
rith, Text letter, by de Druk-

kers.

Textuarift, or textuary, (a devine well vers'd in the holy fcripture) een Schriftgeleerde. Textuary, (a book containing the bare text without any comments upon it) De gantfcbe inboud van 't burgerlyk of geef telyk Recht, zonder eenige verklaaring gedrukt.

A good textuary, (that is well acquainted with holy fcriptu re) Een goed Schriftgeleerde, die wel in de Heilige Schriften

ervaaren is.

TEXTURE, Weeffel, geweef.

THA.

THALMUD, Talmud, zie Talmud..

[ocr errors]

van Londen.

THAN, (a conjonction used to make a comparison) Dan, gebrui kelyk om een vergelyking te maa. ken, als;

Gold is more worth than filver,
Goud is meer waardig dan zil-

ver.

He is taller than I, Hy is langer dan ik.

Than which, never was any thing more abfurd, or ridiculous, Nooit was 'er iets ongerym. der of belachelyker dan dat. THANAGE, als; Thanage of the King, (a certain part of the King's land or property, whereof the Governour was cailed

[blocks in formation]

Thane) Zeker gedeelte van's KoT is a ftrange delight that fo-
nings Domeinen, onder eenen
opzigter, die Thane genoemd

was.

† THANE, or Theyne, (an old Saxon word which fignifies fometimes a Nobleman, fometi. mes a Magiftrate, but more properly an Officer or Minifter of the King) Een oud Saxifch woord, betekenende fom· tyds een Edelman, dan een Rechter, doch eigentlyker, een Amptenaar des Konings. to THANK, Danken, bedanken. He may thank me for 't, Hy mag

't my dank weeten. I thank'd him a thoufand times, Ik bedankte bem duizend maalen.

I am better, I thank God, Ik ben béter, Gode zy dank. Thanks-giving, Danksegging. Thank-offering, Dank offer. Thanked, Gedankt, bedankt.

God be thanked, God zy gedankt. Thankfull, Dankbaar.

He was very thankful to me, Hy was my zeer dankbaar. Thankfully, Dankbaarlyk. Thankfulnefs, Dankbaarheid. Thanklefs, Ondankbaar, geen dankens waard.

Thanklefsnefs, Ondankbaarbeid.
THANKS, Dank.

Give God thanks, Geef Gode
dank.

To give thanks,
Bedanken.
Does he expect any thanks for
this? Verwagt by daar eenige
dank voor?

Mmmmm 2

me people take in telling of lyes, Het is een wonderlyk vermaak dat fommige menfchen schep pen in leugens te vertellen. He is of that humour that none can agree with him, Hy is van zulk een bumeur, dat niemand met bem te regt kan komen. According to that of Horace, Volgens bet zeggen van Horatius. I thought it would come to that, Ik dagt wel dat bet daar toe zous komen.

At that time, Op die tyd.

That way, Die weg. What of that? Wat is dat dan? THAT, (a relative pronoun, which)

Dat.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

to THATCH, Met riet of troo dekken.

Thatched, Met riet of ftroo gedekt. A thatched houfe, Een buis met een riet- of ftroo-dak. Thatcher, Een riet-dekker. Thatching, Rietdekking, ftroodekking. THAUMATURGY, Wonderwerking, toverkunde. THAW, Een dooi.

to THAW, Dooijen..

It thaws, Het dooit. Thawed, Gedooid. Thawing, Dooijing, jende.

dooi

Thawing weather, Dooijend weer. THE. THE, (an article called definite in oppofition to A the indifinite article) De, bet. The woman, De vrouw. The child, Het kind. A. Dit woordtje is fomtyds cen téken van onderfcheiding, weerhouding of uitmuntendheid. The one of them is dead the other alive, De een van bun is dood en de ander is leevendig. He is never the better, Hy is 'er niet te béter om. The higher stations we are in, the more humbly we ought to demean our felves, Hoe wy boo ger van staat zyn, boe wy ons nederiger beboeren aan te stellen. He was the fooner perfuaded to it, Hy wierdt 'er te eerder toe overreed. THEAM, 't Onderwerp, van een réden..

THEATER, een Tooneel.

The theather of war, Het toneel. des Oorlogs.

THEA TINS, (a religious order)

Theatyners, zekere geeftelyken. Theatral, Toneeljcb. Theatrical, Toneeljcb. Theatrically, Toneelswyze. THEE, U

I gave it thee, Ik heb 'tu gegee

ven.

THEEF, zie Thief, &c.
THEFT, Dievery, diefstal.

Theft-Bote, Het aanmoedigen van

Theft-hold, Het ontvangen van goe-
deren van eenen dief, om bem te
bevoordeelen.

THEIR, Hun,
Theirs,

bunner.

[ocr errors]

baar.
Their money, Hun geld.
Their pleasures, Hunne vermaa-
kelykbeden.

It is theirs, 't Is bunne.
Their own, Hun eigen, baar
eigen.

THEM, Hun, baar.

I love them, Ik bemin bun.
I was with them, Ik was by bun.
Give it them, or give it to thein,
Geef bet bun.

I fpied fome faults in them, Ik befpeurde eenige gebreken in bun. Look to them, Ziet bun aan. Themselves, Hen zelven, baar zel;

ven.

They themselves, Zy zelve, THEME, Het onderwerp eener re-. deneering.

THEN, (in that time) Dan, op dien tyd,

Now and then, (fometimes)
Nu en dan, fomtyds.
Then, (afterwards) Dan, ver-
völgens.

We are first to speak of honefty

and than of profit, Wy moeten eerft van de eerlykbeid fpreeken, en vervolgens van bet voordeel. THEN, (therefore) Derbalven,

diensvolgens, uit dien boofde. He breaths, then he lives, Hy baalt zynen adem, dienvolgens leeft by.

What shall I do then? Wat zal ik dan doen?

Where was he then? Waar was by toen?

I fee it, and what then? Ik zie bet, maar wat zal bet nu zyn? wat wilt gy daar mede zeggen?

Then, corruptly used for than,

zie Than.

THENCE, Daar van daan, daar

uit.

Thence it comes to pafs, or thence it is that, Daar door komt bet, van daar is het.

He is gone from thence, Hy is van daar gegaan.

It took its rife from thence, Het beeft van daar zynen oorSprong genomen.

eenen dief door de geftoolen goe-Thenceforth, Toen voortaan, van deren van hem te ontvangen.

toen af.

Thence -forward, Van toen af en vervölgens. THEOCRACY, Gods regeering, Gods beerfehappy. THEODOLITE, (a mathematical inftrument ud by furveyors) Een zeker wiskundig werktuig daar zicb Landmeeters van bedienen. THEOGONY, 't Goden geflacht. THEOLOGER, or Theologian, (a divine) Godgeleerde. THEOLOGICAL, Godgeleerd.

Faith, hope and charity are the theological (or divine) virtues, Geloof, boop en liefde zyn de deugden der Cbriftenen. Theologically, Godgeleerdelyk. †Theologue, (or divine) zie Theologer.

THEOLOGY, Godgeleerdbeid.

THEOMANCY,Waarzegging, wOR in Gods naam misbruikt werat. THEORBO, Zéker flach van een

luit.

THEOREM, Een befchouwelyk voor-
ftèl, befchouw fłuk.
Theorematick, (confifting of
theorems) Befchouw/tukkelyk.
Theoretick, theorical, or theo.
rick, Befchouwelyk, befcbou.
wing.
THEORY, Befcbouwelyke kennis,
bejcbouwing.
THERAPEUTICK, De konft van
kwaalen te geneezen.
THERE, Daar, aldaar.

There is he, Daar is by.
In there, Daar binnen.

There (or in that particular) I
hold with you, Daar omtrent,
in dat sluk, boude ik bet met u.
There is, or there are, Daar is,
of daar zyn.

Thereabout, (about that number) Daar ontrent, byna sat getal.

Thereabout, (or about it) On-
trent het, daar ērgens.
Thereabouts, (about that place)
Naby die plaats.

It is fomewhere thereabouts, He
is ergens daar omtrent.
Thereabouts, (or thereabout)
Byna.

Ten pounds or thereabouts, Tien
ponden of daar omtrent, byna tien
ponden.

Are you thereabouts? Zyt g daar ergens ? †Thereafter, Dear na.

• Ac

« FöregåendeFortsätt »