Sidor som bilder
PDF
ePub
[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Tingling, Geklink, tinteling,

Toeting,

klinkende, rinkelende. Tingling in the ear, ruilling in bet oor. TING-TANG, Het geluid van een klok of bengel. to TINK, Luiden, klinken. TINKER, Een kétellapper. *Tinkers work, for a hole men

ded, two made, Ketelboeters werk, een gat gestopt, en twee gemaakt.

A ftate tinker, (a blue apron Statesman) Een gemeen man die zich met Staatszauken bemoeit. to TINKLE, Klinken, zie to Tin gle.

A tinkling cimbal, Een klinkende of luidende fcbel. TINNED, Vertind.

Iron tinned over, Vertind yzer. TINSEL, zie Tincel. TINTAMAR, Een groot geraas, gerammel.

TINY, (or a moth-worm) Möt, kleerwurm, boekwurm. Tiny, (flender, thin) Teer, mager, dun.

TIP. TIP, Een tip, tipje.

The tip of the finger, De top van de vinger.

The tip of the nofe, Het tipje

van de neus.

Tiptoe, Het tifje van de toon.
To ftand a tip-toe, Op de toonen
staan.

The tip (or point) of a needle,
De punt eener naald.

To fpoil one's tip, (to hin-
der him from drinking) Iemand
bet drinken beletten.

The tip of the crown of a hat,

De böl van een boed.

Tip staff, De roede van een Op. per-rechter van 's Konings Bank. Tip ftaff, (or baston, one of the warden of the fleet's men) Staf van een Deurwaarder of boode.

The tip of a boar's foot, or fore-claws, De voorklaauwen van een Wildewyns poot. to TIP with iron, De enden met yzer beflaan of beleggen.

To tip a ftaff with filver, De enden van een ftaf met zilver beЛаап.

To tip pins, (or nine-pins) Kégels raaken.

[blocks in formation]

to TIRE, (weary) Vermoeijen. fi-To tire, (to weary or be tedious)

I carried two pins, and tipt ve, Ik heb twee kegels omgeworpen, en vyf geraakt. It To tip one a wink, or the twinkle, Iemand een wenk met de oogen geeven, toelonken. To tip one a box on the ear, Iemand een klap aan bet oor gee

[blocks in formation]

to

Verveelen.

I fear I fhall tire you, I fear I fhall tire your patience, Ik vrees dat ik u zal vermoeijen, dat ik TIRE, (to be or grow tired) uw geduld zal misbruiken. Moede worden.

Such a journey will tire one,

Zulk een reis zal iemand wel moe maaken.

My body is a jade that tires under me, Myn lichaam is een moe' paerd dat my niet meer draagen kan. Tired, Vermoeid, moede.

I am tired with walking, Ik ben
moede van bet wandelen.
Give me none of that meat, I
am quite tired with it, Geef
my niet meer van die koft, ik ben
ze al moe.

Tirefome, Moeijelyk, gémelyk.
Tiresomeness, Vermoeidheid.
Tiring, Vermoeijing, vermoei-
jende.
TIRWHIT, (a bird) Een Kiewit,
of quikflaart.

TIS. TIS, (for it is) 't Is, in plaats van Het is.

'T is pity, 't Is jammer. TISSICK, Longziekte, teering. TISSUE, Goud- of zilver-laken.

TIT.

TIT, Lekker, zie Tid.

TIT, or Tit moufe, Een meeze, zéker vogeltje.

The great tit-moufe, De groote

meeze.

A welch tit, (or little horse)
Een klein paerdtje, een bit.
† An envious tit, Een bitfe of
fnibbige feeks.

To give one tit for tat, † Doe
voor ba antwoorden, niet Schul-
dig blyven.
Titchy, zie Touchy.
TITHABLE, Vertienbaar.
TITHE, Tiende.

To pay tithes, Tienden betaalen. To gather tithes, Tienden inzamelen.

A tithe-gatherer, zie Tither.
to TITHE a field, De tienden van

een akker zich aanmaatigen, ver-
tienen.

Tithed, Vertiend.
Tither, Een inzamelaar der tienden.
Tithing, Vertiening, vertienende.
TITHING, (the number or com-

pany of ten men, with their
families) Een getal van tien man-
nen met bunne buisgezinnen,
een tiental.

A tithing-man, (the chief of a tithing) Een overfte van tienen. TITHYMAL, (a fort of herb,

otherwise called fea-lettice wolf-milk, or milk thistle) Wolfs melk, zékere plant. TITILLATION, Kitteling. TITLE, (infcription) Tytel, opSchrift.

The title of a book, De tytel van een boek.

The title page, Het tytelblad.

Title, (quality, great name)
Tytel, boedanigheid.

A title of honour, Een eeren-
tytel.

Title, (right or claim) Recht, eifcb.

He has no good title to it, Hy beeft geen goed recht daar toe. To give up his title, Van zyn recht afftaan.

Title, (writings or record to pro

ve one's right) Papieren, gefebriften om zyn recht te bewy

zen.

to TITLE, Een tytel geeven.
To title a book, to give it a ti-
tle, or make a title to it, Een
tytel aan een boek geeven.

Titled, Getyteld.
TITMOUSE, Een meeze, zéker
vogeltje.

to TITTER, Beeven, trillen, zie
Twitter.

tto TITTER-TOTTER, Wagge-
len, gereed zyn om te vallen.
TITTLE, Een tuttel.

A French ï with two tittles to
it, Een Franfche ï met twee
tuttels.

t Not a tittle (or fyllable) on 't,
Niet een tuttel.

He will not part with a tittle of
his right, Hy wil geen ftip van
zyn recht afftaan.
Tittle-tattle, Klapperny, geklap.
Let's have a little tittle-tattle,
Laaten wy een weinigje praa-
ten, keuzelen.

A tittle-tattle, (a pratler) Een
praatje maaker.

to TITTLE-TATTLE, Snappen,
kallen, praaten.
TITUBANCY, Stamering, flotte-
ring.
TITULAR, Niet dan een blooten

tytel hebbende; die maar alleen
den tytel van eenig ampt voert.
A titular Bishop, Een die de bloote
tytel van Bifchop beeft.
A titular office, Een eer-ampt.
TO.

TO, Na, tot, aan.

I fpoke to him, Ik sprak tegens

bem.

I said to the woman, Ik zeide
tégens de Vrouw.

He is gone to Holland, Hy is
naar Holland gegaan.
To go to the College, Naar bet
Collegie gaan.

To the mines, In de Mynen.
But to the ghoft again, Maar
om wederom van den geeft te
Spreeken.

A. Merk hier in het voorby gaan
aan, dat de Engelfcben het La-
tyn na volgen, met onderschei-
dene voorzëtzels te gebruiken
voor de werkwoorden die ee-
ne beweeging aanduiden en
die zulks niet doen: dus zegt

men

To go To Amfterdam, Na Am

[blocks in formation]

From top to toe, Van bet boofd tot de voeten,

From door to door, Van deur vet deur.

From hand to hand, Van band
tot band.

He gave it to my cuftody, Hy
- gaf bet my in bewaaring.
To have a title to a thing, Recit
ergens toe bebben.

Rife early to your work, Staa
vroeg op om te werken.
To, (or Toward) Naar, tegen.
He went ftrait to the place, Hy
ging recht uit naar de plaats.
To be ungratefull to one, Ore
dankbaar tegen iemand zyn.
Two fhips paffed by this port
to the weftward, Daar zeilden
twee fchepen weftwaards voorby
deeze baven.
To, Tot aan.

I waited on him to his houfe, Ik beb bem tot aan zyn buis vergezeld.

I paid him to a farthing, Ik beb bem tot een duit toe betaald. To the bottom, Tot de grond

toe.

To, (towards or for) Voor. Charitable to poor, Liefdadig aan den armen.

My love to you, Myne liefde

voor u.

That's loft to me, Dat is vruch teloos voor my.

I loft twenty pounds to him at
play, Ik beb met Speelen twintig
ponden aan bem verloeren.

I writ to him, Ik schreef aan bem.
To, (or with) Met.

To drink to excefs, Met onmaa-
tigbeid, of béter onmaatig drin
ken.

fterdam gaan, To be AT or INTo, (or in comparison of) In

Amfterftam, TE of IN Amfter

dan zyn.

To, Naar, in, tot.

To go to Paris, Naar Parys

gaan.

vergelyking van.

My knowledge is nothing to his, Myne weetenfchap is niets by de zyne te vergelyken.

't Is but a fmall matter to what I owe him, 't Is maar een kleinigbeid in vergelykinge van 't gene ik bem fchuldig ben. There's no foal to the finner, Daar is geen grooter dwaas als een zondaar. To, By.

The pleasures of the next life to a wife man, weigh down all the evil of this, De vermakelykheden van een toekomend leeven, bebben meer gewicht by een wys man, als al bet kwaad van 't tégenwoordige.

Mens wisdom is but folly to God, De wysheid der menfchen is maar dwaasheid by God.

They faid to them, Zy zeiden tégens bun.

They faid to him or her, Zy zeiden tegens bem of baar. This is no prejudice to you, Dat ftrekt u tot geen nadeel. He won't be spoken to, Hy wil niet toegesproken zyn.

That's nothing to me, Dat gaat my niet aan.

He lived to a great age, Hy wierd zeer oud.

There are a thoufand fools to a Philofopher, Daar zyn duizend gekken tegen één Pbilofoof. There are a two to my know. ledge, Daar zyn 'er twee zo veel ik weet, of dat ik wel

weet.

Not to my knowledge, Niet dat ik weet.

I spoke to the best of my knowledge, Ik sprak naar myne beste kennis.

Do it to the best of your power, Doet bet zo goed als gy kunt.

I am to fight a duel, and there must be four to four, Ik moet een duel vechten, en wy zullen vier tégen vier zyn.

I am undone to all eternity, Ik ben in alle eeuwigheid verlooren. Dit is de taal van wanhoopige zondaars.

He is a kind of antipode to common sense, Hy is een foort van tegenvoeter van 't gezond verstand.

As to that, Wat dat belangt. I have no enmity to that. Ik beb daar niets tégen, ik ben daar geen vyand van.

L DEEL.

He has a covetous man to his father, Zyn' Vader is een regte vrëk.

She has got a clown to her husband, Zy beeft een kinkel tot eenen man gekregen.

That's to herself, Dat raakt baar.

A man ought to be honeft to himself and others, Een man beboorde voor zich zelf en voor anderen eerlyk te zyn. To fall to, according to, con trary to, to the purpose, zie To fall, according, contrary, purpose.

To it again, no body comes, Al weer aan, want 'er komt

niemand.

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors]
[blocks in formation]

TOA. TOAD, Een pad, padde. To fwell like a toad, Zwellen als een pad.

A toad ftool, Een paddestoel. Toad-ftone, Paddefteen, fyne fteer: a TOAST, Een gerooft ftuk broods. To make a toaft, Een stuk broods rooften.

to

A toaft and butter, Een boterham.
A toaft and ale, Gerooft brood, in
bier geweekt.

Toaft, (a celebrated beauty)
Een vermaarde fcboonbeid.
Toaft, (or health) Gezondbeid.
Above a year before the fair
Temple came to be a toast, Een
jaar voor dat de gezondheid van
de fchoone fuffrouw Tempel
overal gedronken wierd.

An old toaft, (or jolly old
fellow) † Een oude fmulpaap,
likkebroer.

He is as drunk as a toast, ↓ Hy is zo vol als een kartouw.

TOAST, Rooften, een gezondbeid inftellen.

To toaft cheese, Kaas braaden. To toast a piece of bread, Een ftuk brood rooften.

To toaft a lady, De gezondheid van een Juffrouw drinken. To toaft one, (to give him as good as he brought) Iemand leer om leer geeven. Toasted, Gerooft. Toafting, Roofing, rooftende. A toafting iron, Een rooft-yzer. TOB. TOBACCO, Tabak. Tobacco in ftalks, or in the leaf, Tabak in rollen of bladen. To finoke or take tobacco,

bak rooken.

[ocr errors]

Ta

A tobacco-box, Een tabaksdoos. A tobacco-pipe, Een tabakspyp. A tobacco-stopper, Een tabaksStoppertje.

A tobacconift, Een tabakkooper, tabakbandelaar.

TOD,

TOD.

a TOD of wool, XXVIII. pond wol.

[blocks in formation]

--

TOILET, Een tafelsprei.
TOILING, Slooving, loovende.
Toiling and moiling, Wroeten en
flooven.
Toilfom, Moeijelyk.

mark, Alle Koopvaardy Schepen betaalen in de Zond een töl aan den Koning van Dénemarken. A toll gatherer, Een tollenaar,

ontvanger van töl.

Toilfomnefs, (the being toilfom) Toll-booth, Een tolbuis,

Verveelendbeid.

[blocks in formation]

They care not a token for him,
Zy geeven geen boon om bem.

TOL.

TOLD, [van to Tell] Gezegd, ge.

zeid, verteld, getèld.

Being told by him how things
went, Door bem verstaan beb-
bende boe bet met de zaaken ging.
I told him of it, Ik beb 'er bem
van gezegd.
TOLERABLE, (fufferable) Draa-
gelyk.

ther by the ears, Saamen věcb-Tolerable, (or indifferent) Ré

ten, malkander by de oøren kry. gen.

To mix together, (in a neutral fenfe) Vermengen, faamenmëngen.

To gather together, By één vergaderen.

ΤΟΙ.

TOIE, zie Toy.
TOIL, Moeite, arbeid, flommer.
It was a great toil to me, Het
was een groote laft voor my.
Toils, fagers nëtten.

to TOIL, Slooven, zich afflooven,
of moe werken.

To toil and moil, Slooven en
wroeten.

Toiled, Gefloofd, gewerkt, gear-
beid.
Toiler, Vermoeijer, fukkelaar.

delyk, middelmaatig.
Tolerablenefs, als; The tolera-
bleness of a thing, Middelmaa-
tigheid van eene zaak.
Tolerably, Middelmaatiglyk.
to TOLERATE, Verdraagen, dul-
den, lyden, infchikken, toelaaten.
Tolerated, Toegelaaten.
Tolerating, Dulding, toelaating,-
duldende.

Toleration, Verdraagzaambeid, dul

ding, infcbikking, toelaating.
The King has granted the dif-
fenters a toleration, De Koning
beeft de Diffenters vrybeid van
geweeten gegund.
TOLL, Tol, Jcbatting.

To take toll, Töl ontvangen.
All merchant-men pay a toll at
the Sound to the King of Den-

voor

naamste Kerker binnen E de Toll-free, Tolory. burg. Toll-money, Tol, tölgëld.

to

Toll, (liberty to buy and to fell within the precincts of a manor) Voorrecht om in eene Heerlykbeid te koopen en ver TOLL a bell, Een klök kleppen. koopen. To toll on, Aanlokken, bekoo

ren.

[blocks in formation]

The bell tolls, De klok klept. Tollage, Schatting, zie Tallage. Tolled, as a bell, Geklējt, als een klök.

Tolled on, Aangelökt. Tolled away, Afgeleid, weggeleid.

The tolling of a bell, 't Geklēp

van een klök.

↓ A tolling on, Een aanlokking.
TOM.

TOMB, Een graf-ftéde, tombe.
A ftately comb, Een prachtige
tombe.

A tomb ftone, Een zerk, graf-
fteen.
TOMBOY, Een wilde rabas van
een meid een meid die langs
ftraat loopt fpeelen en springen als
een jongen.
TOME, Een boek deel.
TOMRIG, zie Tomboy.
Tom-turd, Een fekreet-ruimer.
TON.

TONE, Klank, toon.

A doleful tone, Een droevige toon.
TONGS, Een tang.
Reach me the tongs, Geef my de
tang eens.

That is a heavy pair of tongs,
Dat is een zwaare tang.

TONGUE, Een tong.
A man's, a bird's, a horfe's, or
a fish's tongue, De tong van
een man, een vogel, een paerd
of een vifcb.

The tongue is the organ of the
fpeech, De tong is bet werktuig
der Spraak.

His tongue is well hung or wel/ oiled, he has his tongue at command, he has command of his tongue, Zyn' tong is wel gebangen, by beeft zyne tong wel tot zyn wil.

Her heart is at her tongue's end,
Zy beeft baar bart op haar tong;
zy rammelt al uit wat baar in
den zin komt.

His tongue runs upon wheels,
Zyn mond staat niet ftil.
To hold his tongue, Zynt
mond bouden.

To loll out the tongue, De tong
uitsteeken.

He is all tongue, Hy doet niet
dan praaten; by beeft al de praat
alleen.

He is all tongue, (he is a blad)
t Hy is een regte langtong.
She got an ill tongue, a railing
or a fcurvy tongue, Zy beeft
een kwaade, een steekende tong.
Your tongue's no flander, Al wat
gy zegt is zonder eenig gevolg,
van weinig belang.

Your tongue runs before your
wit, Uwe tong loopt uw ver-
ftand voor uit, gy Spreekt eer gy
denkt.

What the heart thinketh, the tongue fpeaketh, Daar bet bart vol van is, Spreekt de mond. To rule one's tongue, Zyn tong bedwingen.

The tongue of a fword-blade,
Angel van een dégen.
Tongue, (language or fpeech)
Taal, Spraak.

The gift of tongues, De gaave
der taale.

Our mother tongue, Onze moeder taal.

To speak feveral tongues, Verfcheiden taalen Spreeken. To be tongue-tied, Niet spreeken konnen, of durven. to TONGUE, (to bill, or bufs with the tongue in one's mouth) Binnens monds praaten. Tongued, Getongd. Long-tongued, Lang van tong, een langtong. Ill-tongued, Vuil van mond, vuil van bek, lebbig. Double-tongued, Tweetongig, dubbelbartig, weifelaar. TONNAGE, Ton geld. TONSILS, Keel klieren, Amandelen.

TONSIL, Scheerbaar, fnoeibaar. Tonfure, Snoeijing, fcbeering. TONY, (an oaf, or nizy, a fimpleton) Een gek, zotskap, bot

muil.

TOO. TOO, (or also) Ook.

And I too, En ik ook.

I was there too, Ik was daar ook.

4 He has loft his tongue, (he canToo, (or even) Zo wel.

't speak) Hy beeft zyn tong verlooren, by kan niet fpreeken. To find one's tongue again, Zyn' tong weer vinden, wederom beginnen te fpreeken.

Turn your tongue (or difcourfe) upon an other fubject, Spreek èrgens anders van.

Keep your tongues in your heads,

I advife you, Spreek zo als bet beboort, dat raad ik u.

His tongue failed him, Zyn tong verftomde.

To be under an ill tongue, Belafterd worden.

She has a flippery tongue, De

tong is baar wel gebangen. A neats tongue, Een Offe tong. Dog's tongue, (a herb) Hondstong, zéker kruid. The tongue of a balance, Het tongetje van een balans.

The tongue of a razor, De rug van een scheermes.

I

We have need of your counfel and favour too, Wy bebben uwen raad zo wel als uw gunft noodig.

Too, (beyond what's fitting)

Te.

Too foon, Al te vroeg.
Too late, Te laat.

He is too wife, Hy is al te wys.
It is too high for us, 't Is al te
boog voor ons.
Too big, Te groot.
Too little, Te klein.

Too well, Te veel, of te wel.
I love you too well, Ik bemin u
te wel.

Too much, Te veel.

Too much of one thing is good for nothing,*Te veel is ongezond; al te veel is kwaad. TOOK, [van to Take] Ik nam,

ik vatte.

They took up that room, Zy namen die kamer in.

00000 2

He took to the next hill, Hy begaf zich op den naaften berg. TOOL, Gereedschap, werktuig. It A man's tool, 't Manlyk lid. Tool, (a perfon or thing made ufe of to bring any thing about) Werktuig.

He made her the tool of his re-
venge, Hy maakte baar tot bet
werktuig zyner wraak.
He is a fit tool for the times,
Hy is een nuttig meubel naar
den tyd.

† He is a fad tool, Het is een verachtelyk fchepfel. to TOOT, Toeten. TOOTH, Een tand.

A loofe tooth, Een loffe tand. To draw a tooth, Een tand uita trekken.

Tooth-ake, Tandpyn.

To have a fweet tooth, (to lo• ve dainties) Dun van tong, lekker zyn.

To have a aking tooth at (or a grudge against) one, Een kwaad oog, een wrök tegens iemand bebben. The cats fell upon him tooth and nail, De katten vielen met de tanden en nagels op bem aan. I fhall do it in fpite of your teeth, t Ik zal bet doen spytje bakbuis.

It makes my teeth water, Het doet myne tanden wateren. †To labour tooth and nail, Met

banden en voeten arbeiden; al zyn macht aanwenden. Tooth drawer, Een tandtrekker.

A tooth-picker, Een tandeftooker. Toothed, Getand. TOOTHING, (a corner-ftone for more building) Een boeksteen, om meer aan te bouwen.

Toothlefs,

Tandeloos. An old toothless woman, tandeloos besje. Toothfom, Smaakelyk.

TOP.

TOP, De top, 't bovenste.

Een oud

The top of a hill or a house, De top van een berg of buis. The top of the head, De kruin des boofds.

The top of the bed, De bémel van bet lédikant.

The top of the water, De oppervlakte des waters. Upon the top, Boven op.

Ho

« FöregåendeFortsätt »