Sidor som bilder
PDF
ePub

The tree of a faddle, De za-
delboom, 't boutwerk van een za-
del.

Tree, Kruis, Hout, zie 1 Petr.
II: vs. 24.

The tree-Ivy, Klim op, eiloof.
Tree-goofe, Zekere fchotfe vogel,

zie Barnacle.

†TREET, (an old word for wheat)

Tarw.

TREFOIL, Klaver.

Sweet trefoil, Zévengetyde kruid. The fhrub trefoil, (or honeyfuckle) Kamperfoelie.

TRELLIS, Een tralie.

To make a trench about a hou. fe, Een graft rondom een buis graaven.

A trench, (made before a town, in order to attack it) Een loopgraaf.

To open the trench, Loopgraaven maaken of openen. A trench, (or line to defend an army) Linie,affnyding, verfcbanfing.

What a trench (hole or cut) have you got here in your forehead? Wat een fnee bebt daar gy in uw voorboofd?

Trellis, Trielje, een foort van to TRENCH about, Met eene graft

gegomd Linnen.

Trellifed, Getraalied.

to TREMBLE, (or to quake) Béven, rillen, buiveren.

To tremble for fear, Van vrees beeven.

His body trembles all over, Zyn gantfche lichaam beeft, daar is geen lid aan zyn lyf dat ftil Staat.

To tremble, (or fear) Vreezen, ↓ beeven.

He trembles at the fight of you, Hy beeft als by u ziet. Trembled, Gebeefd, gefidderd, getrild.

Trembler, Een beever, fidderaar. Trembling, Beeving, fiddering,

beevende.

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

omringen.

Trenched about, Omgraven, met een graft omringd. Trenched in, Met een graft (of affnydinge) verfterkt. TRENCHER, Een tafelbörd, bouten tafelbörd. A good trencher-man, luftige eeter.

A trencher-friend,

À trencher-fquire,
A trencher-fly,

Een

Een panlikker, teljoor

likker, tys-tafelbézem. TRENDEL, or Trendle, (a fort of weight, or post in a mill) De Spil of poft van een moo

len.

TRENELS, Lange boute pennen die in 't bouwen der schépen gebruikt worden.

TRENTAL, Zékere lykdienft der Roomsgezinden, duurende dertig dagen, of beftaande uit dertig zielmiljen.

TREPAN, Een Panboor, Trepaan, zéker Heelkonftig werktuig.

to

A trepan, (a fharper or cheat)
Een bedrieger.
TREPAN, De hoofdpan doorboo-
ren, trepaneeren.

To trepan, (to catch in a trap,
to decoy) Knippen, vangen,
verstrikken.

A crafty knave may for fome time trepan the affections of his countrymen by plaufible pretences, Een looze fchalk mag voor eenigen tyd, de genegen. beid zyner landslieden,door fcboonfcbynende voorwendsels verkry gen.

To trepan one, Iemand verfcbalken, in 't net brengen, of liftiglyk betrappen. Trepanned, Getrepaneerd,

in 't net gebragt, liftig ver fcbalkt. TRÉPANNER, (one that brings

another into a premunire) | Een die een ander verftrikt, in bet nët brengt. Trepanning, Trepaneering, -verTREPIDATION, Beeving, fiddeSchalking, betrapping.

ring. TREPOLY, zie Tripoly. TRESPASS, Overtreeding, misdaad, zonde.

to

Forgive us our trefpaffes, Vergeef
ons onze fcbulden.
TRESPASS, Overtreeden, zon-
digen.

To trespais against one, Tégen
iemand overtreeden.

You trespass against the authori ty of the schools, Gy zondigt tégen bet gezach der fcboolen. To trespass upon, (to transgrefs) Overtreeden.

To trespass upon a law, Eene wet overtreeden.

I fear to trespass upon ye, or

upon your patience, Ik vrees uw geduld te zullen tërgen. Trespaffed, Overtreeden, misdaan, gezondigd.

We have trespaffed against the

Lord, Wy bebben tegen den Heere gezondigd. TRESPASSER, Een overtreeder,

[blocks in formation]

I made a trial of it, Ik heb 'er een proef van genomen; ik beb bet beproefd.

A trial, (or endeavour) Eene pooging.

Trial, (or temptation) Verzoeking.

It was a great trial, Het was een groote beproeving.

Trial at law, Te recht ftelling. When is he to have a trial? Wanneer zal by te recht gefteld worden? wanneer zal zyne zaak dienen?

After the prifoner was brought to his trial, Ne dat de gevangen te recht gefteld (of in't openbaar verboord) was.

We hat a trial in open court, Wy badden een opentlyk rechtsgeding.

I will have a trial for it, (fpeaking of a civil caufe) Ik wil 'er de uitspraak van afwagten. TRIANGLE, Een drieboek. Triangular, Driehoekig. TRIARIANS, Derdelingen, zekere

dappere foldaaten by de aloude Romeinen, die tot de agterhoe-, de behoorden. TRIBE, (a kindred or company of

people that dwells together in the fame ward or liberty) Stam, gedeelte van een gantfch

völk.

Tribe, (race, or family) Stam, geflacht.

The twelve tribes of Ifrael, De twaalf stammen Ifraëls. He is one of the tribe, Hy is van het zelfde geflacht. Tribe, (or fort) Soort. TRIBLET, (a goldsmith's tool) Een goudimits gereedschap. TRIBULATION, Druk, wéder waardigbeid, verdriet, gequel, TRIBUNAL, een Rechterftoel, Vierjcbaar. TRIBUNE, Een voorstander des völks

onder de aloude Romeinen, als
ook een voornaam Overfte van
't Krygsvolk.

The office of a Roman tribune,
Het voorstanderschap, onder de
Romeinen.

Tributary, Cynsbaar, fcbetting on-
derworpen.
TRIBUTE, (what a ftate or Prin-

ce pays to another as a token of dependance) Cynsgeld,jebatting.

Tribute, (or tax) Töl, impost. | To pay tribute to nature, Den töl der natuure betaalen, d. i. fterven.

Accept our tribute of praise and thanks, (fpeaking to God) Neem ons lof offer en dank-offer

aan.

TRICE, Een oogenblik.

In a trice, In een oogenblik, op een
Sprong.

TRICK, (device or way to bring a thing about) Uitvinding, middel, trek.

to

I know none of their tricks, Ik weet niets van bunnen bedekten

bandel.

He ufes many tricks to compass his end, Hy gebruikte veele tréken om zyn oogmerk te bereiken. Trick, or juggling trick, Een goochelaars bandgreep.

To fhew jugling tricks, Goochelen, guichelen.

To fhew tricks with cards, Konften met de kaarten doen. Trick, (a fetch, a while, a reach) Handgreep, gaauwheid, bebën dighetd.

To play one a trick, Iemand een pots Speelen.

He put a bafe trick upon him,

Hy fpeelde bem een fnoode pots. A fimple trick, Een gekke kuur, zotterny.

Childish tricks, Kinderachtige

[blocks in formation]
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors]

It is a tried cafe 't Is een be-
proefde zaak.
When he was tried, Toen by te
recht gefteld (of verboord)
wierdt.

TRIENNIAL, Driejaarig.
The triennial Parliament, Een
driejaarig Parlement, onder Ko-
ning Karel den Eersten.
A triennial meeting, Een driejaa-
rige byeenkomft, die om de drie
jaaren eens gebouden word.
Trier, Een beproever.
to TRIFALLOW, 't Land ten der-
denmaale ploegen.

TRIFLE, Een beuzeling, kleinig beid. To infift upon trifles, Op kleinig

to

heden, (of beuzelingen) blyven staan.

'Tis a meer trifle, 't Is een loutere beuzeling. TRIFLE, Beuzelen.

To trifle away one's time, Zyn

tyd verleuteren of verquiften. To trifle with folemn oaths, Met plechtige, eeden als met beuzelin gen Speelen.

To

[ocr errors]

To trifle with one, (to amufe | TRIM, als; The trim of a fhip, him) Iemand ophouden, om den

tuin leiden.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

(that ballafting of her, which moft conduceth to her good failing) Regte ftuuwing van een Schip.

† TRIM, (forry drefs) Slegte klee

to

ren.

[blocks in formation]

To trim a fute of clothes with
ribbons, Een pak kleeren met
linten voorzien, beleggen.
To trim (or fhave) one, Iemand
den baard fcbeeren (of potfen.)
To trim up old cloths, Oude
kleederen verbanselen (of oppot-
Jen.)

To trim up things for fale, De
dingen opfcbikken om duur te ver-
koopen.

[ocr errors][merged small][merged small][merged small]

To trim a boat, Een fcbuit zo
évenwigtig maaken dat by ftévig
zeilt zonder overslingeren; of
zo eenpaarig aan beide zyden van †
een fcbuit zitten dat by niet
overbelt.

[ocr errors]

To trim, (to carry it fair between two parties) Tuffchen twee vyanden onpartydig blyven, zich voorzigtig gedraagen. To trim, Weiffelen, zich tuschen beide bouden, en naar elke party zich wat voegen, falivouwen. To trim a fail, Een zeil uit

zëtten.

[merged small][ocr errors]

To trim a discourse Eene ré-
denvoering befcbaaven.
To trim up a garden, Een tuin
op maaken, in order bouden.
To trim up a tree; Een boom
opfnoeijen.

Trimly, Netjes, puntiglyk. Trimmed, Opgetooid, opgefchikt, verbanfeld, gepotft, gefchooren." Trimmer, Een optooijer, opfcbikker, oppotjer,

als ook een die den middelweg boudt tuchen

The bleffed and glorious Trinity, De beilige en aanbiddelyke Drie-éénbeid.

1

Trinity-funday, (the first funday after whitfunday,) Zondag der Heilige Drie-éénbeid, de eerfte Zondag na Pinksteren. TRINK, or TRINKE, (a fort of net to catch fish witbal) Zéker vifcb-net.

TRINKET, Het bramzeil, 't hoogste zeil op de mast. Trinkets, Speeltuig, grollen, fnorren.

Trinkets of a woman, Sauißteryen eener Vrouwe. TRINKLING, Getrantel.

To go trinkling up and down, a TRIP of goats, Een trop geiten. Op en neer gaan trantelen. TRIP, Een ftruikeling, een glipa To take one in a trip, Iemand To give one a trip, (or fall, in zyne réden vangen. to trip up one's heels) Iemand een beentje ligten, doen vallen, 4 de voet dwars zetten. To take a trip, (or little jour. ney) into the country, Een klein TRIP, (to ftumble) Struikelen reisje op bet land doen. I tript. and was like to fall, Ik glipte en bad baaft gevallen

to

To

To trip it or to trip along, Daar been trippelen.

To trip it, (to hop) Huppelen. His tongue trips, he trips with his tongue, Hy verspreekt zich. To trip one up by the heels, Iemand den voet ligten, (of een poolje zetten.) TRIPARTITE, (divided into three) In driën gedeeld. TRIPE, Pens, afval.

A tripe-woman, Een pensverkoop. fter, penswyf. Tripe-houfe, Pens buis.

The tripery, De pensbanken, een markt van afval. TRIPHTHONG, Een woord van drie lettergreepen. TRIPLE, Drievoudig.

[ocr errors]

The Pope's triple crown De driedubbelde kroon van den Paus. (1) A triple tree, Een galg van drie ftylen.

to TRIPLE, Drievoudig maaken. TRIPLICATION, (or making tri

ple) Driemaal vergrooting. TRIPLICITY, (a word ufed in

Aftrology for three figns fuppofed to be of the fame nature) Drie tekenen van den zelfden aart.

TRIPOD, (a three-footed table in

the Temple of Apollo) De drie. voet in den Tempel van Apol. TRIPOLY, (a fort of stone) Tripel, Amaril, zékeren fteen. Tripoly, (the plant turbith or blew camomil) Blaauwe kamillen. TRIPPED, Tript, Getrippeld, geglipt. Tripping, Getrippel,

glip.

ping. Tripping, als; I endeavoured to catch him tripping in fome part of his story, Ik poogde in de een of andere byzonderheid van zyn verbaal een fout te vinden. To take one tripping, Iemand betrappen, vertrappen. He lay at catch with him to ta. ke him triping wherever he could, Hy lag op de loer om bem te betrappen, zo dra als bet mogelyk was. Tript, zie Tripped.

to TRISE up, Iets met een touw zonder katrol opbaalen. TRISSYLLABLE, Een woord van drie lettergreepen. TRITE, Gefleeten, gemeen. I. DEEL.

A trite argument, Een gemeen bewys. TRITEISM, Driegoden dryvery. TRITHEITES, (hereticks holding three diftin&t Godheads) Ketters die ftelden dat 'er drie Goden waren. TRITON, (a fea-god, Neptune's trumpeter) Triton de trompetter van Neptunus.

Triton, (or weather-cock) Een weerbaan, windwyzer. Triturable, Dat vermaalen kan worden, vergruisbaar. to TRITURATE, (a chymical expreffion, for to pulverize) Tot ftof vermaalen, vergruizen. Triturated, Vergruisd. TRITURATION, Dörfcbing, ftam.

ping in een mortier. Trivet, Een treeft, zie Trevet. TRIVIAL, Zeer gemeen, flecht, beuzelachtig.

A trivial faying, Een ftraatloopje. Trivially, Op een zeer gemeene

wyze.

TRIUMPH, (a folemn fhew among

the Romans, at the return of a general from noted victories) Zeegepraal, zégepraalende in tréde van een overwinnend Veld. beer onder de Romeinen. To decree a triumph, De overwinnaar de eere des zégenpraals toewyzen.

Triumph, (or victory) Overwinning, Triomf.

He makes a triumph of it, (he takes a pride in it) Hy verbovaardigt 'er zich op.

To triumph, (to make a folemn

and pompous entry) Zégepraalen, triomfeeren, een zégepraalende intrede doen.

To triumph over, (to vainquish or overcome) Overwinnen, t'onder brengen.

To triumph over one's enemies,

Over zyne vyanden zégepraalen.

To triumph, (to hug one's felf, to pride) Zich verbovaardigen. Triomphal, Triomfelyk. Triumphant, (or triumphal) Triumfaal, tot den zégepraal beboorende.

A triumphant-chariot, Een triomf

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

Triumphant, (that triumphs, victorious) Triumfeerende, zégepraalende.

Triumphantly, Op een triomfeerende

wyze.

Triumphed over, Overwonnen, gezégepraald. Triumpher, Een zégepraaler, triomfeerder.

Triumphing, Zégepraaling, zégepraalende.

Triomphingly, Op een zégepraalende wyze.

TRIUMPH R, (one of the tree magiftrates that governed Rome in chief, and who were called triumvir) Drie man, lid van 't driemanfebap in 't oude Rome. TRIUMVIRATE, Driemanschap. TRI-UNE, Drie eenig. TRO. TROCHE, (a foot in Greek and Latin verfes) Een voet in de Griekfche en Latynsche vaarfen. TRŎCHINGS, (the many fmall branches on the top of a deer's head) De kleine takjes op de kruin des boofds van een Hert. TROCHISKS, Medicyn koekjes. I TROD, [van to Tread] Ik trad. Trodden, Getreeden, betreeden.

Trodden road, Gebaande weg. to TROLL about, Slordig en baveloos loopen.

She trolls it in a hack all day.
long, Zy rydt den gantfcben dag
in een buurkoets door de Stad.
I have a tune trolling in my
head, Daar Speeld my een liedje
in 't boofd.

To troll it away, Haaftig over iets been loopen. TROLL-MADAM, (or pigeon-holes, a fort of game) Gekspel, Speeltafel aan 't end met dertien poortjes en fleufjes voorzien. TROLLOP, Een fons, vodde

[blocks in formation]

A troop of horse, Een bende |
ruitery, een ruiter-vaan.
Troops, (or forces) Troepen,
benden, foldaaten.

to TROOP together, Met tröppen faamen loopen.

To troop AWAY, or to troop OFF, Weggaan, vluchten. Trooper, een Ruiter. TROPE, Een woordwiffeling, bet gebruik van een woord in een fi guurlyken zin, gelyk als wanneer men zegt, Een ftroom van völk.

TROPHY, Een zeegetéken, Trofee.

Trophies of honour, (carried at a great funeral before the corps) Eere tekenen, die in een lykstaatie voor bet lyk been gedraagen worden. Trophy-money, Vier ftuivers die

jaarlyks door yder lid van de Burgery tot bet onderbouden van Trommels en Vaandels van bunne Kompagnie betaald worden. TROPICKS, de Zonnekeerkringen. TROPOLOGICAL, (belonging to tropology) Tot de figuurlyke, of zédelyke redeneering beboorende.

The tropological (or moral) fenfe, De zédenkundige zin. TROPOLOGY, (figurative or mo ral difcourfe) Figuurlyke of zédenkundige redeneering. TROT, Een draf.

To go a gentle trot, Een leenige (of zachte) draf gaan.

A hard trot, Een ongemakkelyke draf.

An old trot, (or decrepit woman) Een oud wyf.

A trot town, (or gadder) ↓ Een straatflyper. to TROT, Draaven.

To make a horse trot, Een paerd doen draaven.

Your horfe trots very hard, Uw paerd draaft zeer ongemakkelyk. A horfe that trots freely, Een paerd dat gemakkelyk draaft. To bring a horse to trot, Een paerd in den draf brengen. To trot, (or run) up and down, Op en neer draaven. TROTH, Trouw.

By my troth, By myn trouw. In troth. Ter goeder trouw. TROTTER, (or trotting horse) Een draavend paerd.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

A trotting horfe, Een draavend paerd. TROUBLE, (pains, inconveniency) Ongemak, moeite, arbeid, verdriet.

I won't put my felf to that trou-
ble, Ik wil my zelven die moei-
te niet aandoen.
What trouble were it for you?
Wat moeite zou bet voor u zyn?
To be a trouble to, Tot eenen
laft zyn.

His old age is no trouble to him,
Zynen ouderdom ftrekt hem tot
geen last.

Without any trouble, Zonder
eenige moeite.
With little trouble, Met weinig

[blocks in formation]

A trouble feaft, Een ruft verstoor der, ruzie maaken.

to TROUBLE, (to be troublefome, to importune) Laftig vallen, verveelen.

Get you gone, you trouble me, Loop been, gy verveelt my. Why do you trouble yourfelf with fuch a man? Waarom laat gy u door zulk een man laftig vallen ?

Don't trouble thy felf about it, Bekommer u daar niet over. To trouble, (to caufe trouble, or confufion, to diforder) Verwarring, wanorder aanrechten, verstooren.

To trouble the publick peace, De openbaare ruft verstooren. To trouble the ftate, Den ftact verftooren, muiteryen aanrecb

ten.

To trouble one's joy, Iemands blydfchap flooren.

To trouble, (or disturb, or interrupt) Stooren, verbinderen. He troubled their converfation, Hy stoorde bun in bun gejprèk. To trouble one at work, Temand in zyn werk verbinderen. To trouble, (to vex, to dis quiet, to afflict) Iemand têrger, quellen, ontruften, verdriet aandoen.

It troubles me very much, Het quelt my zeer. Nothing is able to trouble him, Niets is in ftaat om bem te ontruften.

What need you trouble yourself?

Wat beboeft gy uw zelven te be kommeren?

That's not the thing that troubles me, Dat is de zaak niet die my bekommert.

To get out of trouble, Uit de nood raaken, bevryd, gered wor-To trouble, (to bring into trou

den.

Trouble, (confufion, or difturbance) Verwarring, onrust. The troubles of a ftate, (or civil wars) Burgerkrygen, onluften in den Staat.

During the troubles of our country, Geduurende de beroerte onzes lands.

Trouble, (vexation, anxiety of mind) Angtvalligheid,benaauwtbeid, quelling.

He was in great trouble of mind, Hy was in groote ontroerdheid (of ontjieltenis) des gemoeds.

ble, to find bufinefs) in moeite brengen, bedroeven.

To trouble, (to cause pain, to torment) Smerte aandoen, pynigen.

The gout troubles him mightily,

De jicht pynigt bem geweldig. That troubles his confcience, Dat ontruft zyn gemoed.

To trouble, als; It troubles me, Het spyt my, bet doet my leed. Don't trouble my head with it, Breek 'er myn boofd nict méde.

« FöregåendeFortsätt »