WITTED, als; Quick-witted, Snel van begrip. Dull witted, Dom van verstand. Half-witted, Half geleerd, balf gek. A half-witted man, Een balf geleerde, balve gëk. WITTICISM, (or witty faying) Een fcbrander gezegde. Wittily, Verftandig lyk, vernuftiglyk. Wittingly, Met voordacht. WITTY, Verftandig, vernuftig, fcbrander. WITWAL, Een Specht, zékere vogel. WIV. to WIVE, Eene Vrouw neemen, of trouwen. WIVES, Wyven, buisvrouwen. Wiving, (or marrying) Trouwende. WIZ. WIZARD, Een waarzegger, to veraar. Wofull, (fad, calamitious, unhappy) Droevig, ongelukkig. By woful experience, Door de droevige ondervinding. Wofull, (a ftrange or odd fort of) man, Een vreemd eigenzinnig man. Wofully, Op een jammerlyke wyze. To complain wofully of one, Fammerlyk over iemand klaagen. Wofulness, Jammerlykbeid, elende. WOI. WOING, Gevry, vryende, zie Wooing. WOL. WOLD, (an open champaign ground, hilly and void of wood) Een woud, beemde. WOLF, Een wolf. To hold a wolf by the ears, Een Wolf, (a fore in one's legs) Wolf's-milk, (a fort of herb) Wonder, (wondering, admira- | WONT, (accustomed, or used) | WOOD-WARD, Een boutvester. tion, furprise) Verwondering, verbaaftbeid. That's the fubject of my wonder, Dat is bet voorwerp van myne verwondering. *T is a nine days wonder, Het is een wonder van négen dagen. Wonder-working, Wonderwer. kende. to WONDER, Zich verwonderen. You'll wonder at it, Gy zult 'er u over verwonderen. Het I wonder you should think, verwondert my dat gy zoud dënken. I wonder what was the reafon that he did not come, Ik ben benieuwd, ik wilde gaarne weeten, waarom dat by niet kwam. What's that, I wonder? Wat is dat, bid ik u? Wondered, Verwonderd. Men ver't Is very wondered at, wondert zich zeer daar over. A thing to be wondered at, wonderlyk ding. Een 'T is not a thing to be wondered at, Dit is geen zaak om zich over te verwonderen. Wonderer, Een verwonderaar. Wonderfull, Wonderlyk, verwonderlyk. Wonderfull well, Wonderbaarlyk wel. Wonderfull rich, Verbaazend ryk. Wonderfully, Op een wonderlyke wyze. ver Wonderfulness, Wonderlykheid. Wondering, Verwondering,-verwonderende. Wonderment, (wondering, furprife) Verwondering. He made great wonderment at or of it, Hy verwonderde 'er zich krachtig over. Wonderous, zie Wondrous. Wondred, zie Wondered. Wondrous, Wonderlyk, wonderbaar. What wondrous thing has he done there? Wat wonderlyke dingen beeft by daar gedaan? Wondrous, (wonderfully, Gewoon. To be wont, Gewoon zyn. We were wont to do fo, Wy waren gewoon zulks te doen. Ik I fhall but do as I am wont, The court was wont to be held fuch a day, Het bof was ge; woon op zulken dag te zitten. to WONT, to be usually at a place) Gewoon op een plaats zyn. That bird wonts commonly near the water-fide Die vogel zit gewoonlyk aan de water kant. WONTED, Gewoon, gewoonlyk, WOO. to WOO, Vryen, zie to Wooe. Log-wood, Kampechie bout. Wood and wood, (a fea phrafe a WOOD, Een bofcb, woud, bosJchaagie. Wood yard, Een bout werf. A timber-merchant's wood-yard, Een boutkopers werf. Wood monger, Een boutkooper. Wood houfe, Een boutfcbuur. Wood cleaver, Een boutkloover. A wood pecker, (a sort of a bird) Een pimpelmees, zéker vogeltje. The ordinary wood-pecker, Een Specht, zékere vogel.. A wood-culver, Een bout } duif, ringel. duif. mely) Wonderbaarlyk, uitmun. tend. WONG, Beemde, zie Wang. WON'T, an abbreviation of will not, als; I won't, Ik wil niet. WONT, Gewoonte. After the old wont, Naar de oude zwier. Wood-itack, Een boutstapel. Wood bine, Geitenblad, memmetjes kruid, kamperfoely. Upright wood bine, Hondskarsjen. WOOD-MEN Oppafers in des Konings boffcbaagie, boomfnoeijers. A wooing candle, or watchlight, Een nagt-kaars. WOOF, Inflag. WOOL, Wol. Sheeps-wool, Schaapen woi. Goats-wool, Kémels baair. A wool-driver, Een opkooper van wol, om dezelve aan de werklic den weer te verkoopen. Wool ftaple, Wolftapel. Wool blade, (a plant) Wollekruid. A wool-feller, Een wolkooper. Beaver-wool, Bever baair. Wool-combing, Wolkamming. Wool gathering, als; His mind goes a wool-gathering, Zyne zinnen zyn op de loop; 't hoofd is bem op böl; by is aan 't mymeren geraakt. Wool pated, Een die wollig baair op 't boofd beeft als jommige moo A proper word, Een eigentlyk, ge paft woord. A word of comfort, Een woord van vertroosting. Not to fay a word', (to be fi lent) Geen woord fpreeken, ftil zwygen. He had not a word to fay, Hy bad geen woord te zeggen. Pray make no words on 't, or fay not a word of that, ↓†Not a word of the pudding, Spreek 'er geen woord van, † boud u 20 digt als een pot. Soft words, Zagte woorden, ↓ fluweele woorden. Words of course, Verplichtende woorden, manier van fpreeken. Word, (what one fpeaks or writes) Woord, bet geene men fpreekt, of Scbryft. Pray fpeak a word for me, Eilieve fpreek een woord voor my ten beften. A word or two with you, Een woordtje of twee, 20 't u belieft. May I fpeak a word with you? To fail of one's word, to goj To keep his word, Zyn woord To be as good as his word, Zo goed zyn als zyn woord. Words, vain words, (in oppo. T is but a word and blow with A word is enough to the wife, zen. If you will take my word, Als gy my gelooven wilt. Take my word for 't, Geloof my op myn woord. To fend word, Laaten weeten. He writ me word, Hy fchreef my, enz. Kan ik u een woord Spreeken? Good or fair words, Goede of fchoo-To ne woorden. Fair words will not prevail, Schoo ne woorden gelden niet. Ill words, Kwaade woorden, Scheldwoorden. woor. To give ill words, Kwaade den geeven, Schëlden. Words, or big words, (ill abufive language) Scheldtaal, fcbëldwoorden. They cannot afford one another a good word, Zy kunnen geen goed woord tegen malkander fpree ken. They exchanged words together, there paffed fome words betwixt them, Daar vielen eenige woorden-wiffelingen tuffcben bun carry word back again, Wederom befcheid brengen. Word is brought, Daar is befcheid gebragt. At that word he flew into a paffion, Op dat woord wierd by kwaad. I will not hear a word you fay, I won't hear you a word, İk wil geen woord van u booren. A man of few words, Een man van weinig woorden. A man of many words, Een praatachtig man. The words of command, (in military exercise) De woorden van Commando. The words of a tune or song, De woorden van een liedtje. I left word with the maid that I would come again, Ik zei tégens de meid dat ik weer zou komen. I left word that he should do it, Ik heb laft gegeeven dat by bet doen zou. In 't kort, in weinig woer. den. Woord voor woord, van woord tot woord. By word of mouth, Mondeling. To take the word, Het woord A word-book, Een woordenboek. to WORD, Bewoorden. To word a thing well, Een zaak I would not defcend to word it The letter is well worded, De brief is wel bewoord. Wording, Bewoording, — bewoor dende. Wordy, (verbose) Woordenryk. I WORE, (van to Wear) Ik droeg. I wore it a long time, Ik heb bet een langen tyd gedraagen. WORK, Werk, arbeid. To love work, Veel van wèrken To be at work, Aan 't werk To fet one's work, Zich aan 't . werk begeeven. To mind or do one's work, Zy werk wel waarneemen. He is bufy at work, Hy is yverig aan 't werk. To set one at work, to find one work, Iemand aan 't werk zêt To confider or reward ore's work, Iemands arbeid beloonen. I have made a good days work on 't, Ik heb van daag een goeden gang in myn werk gegaan. The work of our falvation, Het werk onzer zaligheid. Work, (any thing that is done) Werk. There's a twelve month's works, Daar is voor een jaar werk aan. To give the workmen their work, De arbeiders bun werk geeven. To have no work to do, Geen werk bebben. Work, or piece of work, (the production or refult of our work or pains) Een werk, gewrochte. The works of God and nature, De werken Gods en der natuur. A fine piece of work, Een fraai ftuk werks. An ingenious piece of work, Een fcbrander werkstuk. A mafter piece of work, Een meefter-ftuk. You have made a fine work on 't, (that is you have spoil'd all) Gy bebt 'er wat fcboons van gemaakt. A work of fortification, Een vefting werk. A horn-work, Een boornwerk. The works of a camp, De wer- Work, (deed or action) Daad, Works of fupererogation, Overtollige werken. Work, (bufiness, trouble) Arbeid, moeite. To cut out work for one, To find him work, Iemand werk verfchaffen. He will make work, Hy zal moei te veroorsaaken. You make yourself more work than you need, Gy doet uw zelven meer moeite aan, als n00dig is. We'll make one work on 't, Wy zullen 't in eens doen. You'll find yourself work enough, if, Gy zult genoeg te doen bebben, als -. A woman's work is never at an end, Een vrouw beeft nooit gedaan. 1. DEEL Inftead of doing work, he ma kes work, In plaats van werk te doen, veroorzaakt by werk. He has made a good day's work, (he has got a great deal to day) Hy beeft van daag veel te doen gebad. You should have gone that way to work, Gy behoorde bet op die wyze gedaan te bebben. And that way he did his work, En op die wyse ging by te werk. Work, or working in a fhip, Scheeps-werk, fcheeps boftier. Work-man, Een werkman, arbeider. *The better work-man, the wor fe husband, Hoe beter werker, boe flechter buisbouder. Workman-fhip, Arbeid, werkmanSchap. A fine piece of work manfhip, Een konftig gewrocht werk. A work-day, Een werkendag. Work-houfe, Een werk-buis. A hatter's work-house, Een boedemaakery. Work-fhop, Een werk-winkel. Work-woman, als; She is a very good work-woman, Zy is een beel goede werkster; zy maakt beel goed werk. WORK, (to be at work. to do work, to labour) Werken, arbeiden. to to To work hard, Hard werken. To work one's felf weary, Zich zelven moede werken. It is not lawful to work on Holy-days, Het is niet geoorlofd op Heilige dagen te werken. His mind works day and night, Hy denkt nagt en dag op zyn werk. To work out one's falvation with fear and trembling, Zyne za. ligbeid met vreezen en beeven uitwerken. WORK, (to fashion) Bewerken. fatfoeneeren. This marble is well workt, Dit marmer is wel bewerkt. To work iron, Tzer bewerken. To work a precious ftone, Een édel gefteente bewerken, flypen of zetten. To work wool or filk, Zyde of wol bewerken. To work a gown with gold, Een kleed met goud borduuren. Cccccc taak volbrëngen. To work out one's defign, Zyn oogmerk volvoeren. To work one out of a conceit or error, (to undeceive him) Iemand de oogen openen, zyn misflag doen zien. To work one out of his place, (or to undermine him) Iemand uit zyn ampt tooten. To work one's felf out, Poogingen doen om uit te komen. "T will work itfelf out by degrees, Dat zal van langzamerband uitgaan. Time will work it out, De tyd zal bet aan den dag brëngen. To work UPON, (to ftir up, to move, or affect) Beweegen, indruk maaken, aandoen. To work upon the humours, De bumeuren beweegen. That That very thing works upon the To work one's felf OFF, Zich ergens uit redden. Worker, Een werker. The mafter-worker of the mint, Workers of iniquity, Werkers der ongerechtigheid. Working, Werking, werkende. Weary of working, Moede van werken. Eene The working of phyfick, Het Working in a fhip, Scheeps- A working brain, Een vindingryk brein. Workt, Gewerkt, gewrocht. WORLD, (the Univerfe, Heaven and Earth) 't Gebeel al, Hémel en Aarde, de Waereld of Wereld. Since the beginning ftood, fince the world began, Sédert het begin der waereld, zo lang de waereld geftaan beeft. The creation of the world, De The world, (the Earth) De To come into the world, Ter wereld komen. To go out of the world, to leave this world, (to die) Uit de wereld gaan, de wereld verlaaten, stërven. He is the fitteft man of the world for that Employment, Hy is de bekwaamfte man van de waereld tot die bediening. He is known all the world over, Hy is de gebeele waereld door bekend. The new world, (the Weft-In dies, or America) De nieuwe Wereld, Amerika. The old and new world, (the two hemipheres) De oude en nieuwe wereld. World, (the fociety of men, or part of that fociety) Waereld, de maatschappy der menschen of een gedeelte daar van. To live among the great world, In de groote waereld leeven; met de Grooten verkeeren. He has feen the world, Hy beeft de waereld gezien. All the world knows it, Alle menfcben weeten 't; al de waereld weet bet. To know the world, or underftand the world, Zyn waereld verstaan. So goes the world, Zo loopt de waereld. As the world goes, Zo als 't nu in de waereld toegaat. He lives at the world's end, (or a great way off) Hy woont bier zeer ver van daan. World, (a fecular life, in op. pofition to a religious one)Waerelafch, in tegenoverstelling van Kerkelyk. To renounce the world, De waereld verzaaken. To love the world, De wereld lief bebben. To think of the next world, (or of a future life) Om de toekomende waereld denken. To begin the world, De wae reld beginnen. To begin the world again, Op nieuws iets by der band neemen. World, (an expletive term) Waereld, een grootspraak Nothing in the world pleafed me fo much, Niets in de waereld bebaagt my zo zeer. I would not have it for any thing in the world, Ik zou bet voor geen ding in de waereld bebben willen. He fays the finest things in the world, Hy zegt de fraaifte dingen van de waereld. by no means in the world, Ter waereld niet, voor alle dingen niet. I know not what in the world to do, Ik weet op de waereld niet wat te beginnen. He minds nothing in the world, Hy geeft nergens in de waereld om. I know not which way in the world to hide it, Ik weet wiet waar dat ik het in de waereld verbergen zal. Juft for all the world as if, No where in the world, Ner. A world of money, ↓ Een war. reld vol gèld. She shed a world of tears, Zy stortte een ongelooflyke menigte van traanen. He has fhed a world of blood, Hy beeft zeer veel bloeds vergoo. ten. There was a world of people in the street, Daar was een ontelbaare menigte volks op straat. We have feen a world of prodigies, Wy bebben zeer veel wonderbéden gezien. World without end, In alle eeuwigheid. The world to come, De toekomen de qvaereld. To be forehand in the world, Zyne koeijen op 't droog bebben, gegoed zyn. To be behind hand in the world, Agteruit gaan met zyne dingen, He hath the world in a ftring, 't Guat bem alles maar wenjco. The world is well amended with him, Hy beeft bet nu vry wat béter in de waereld. One had as good be out of the world, (or be dead) Men zo alzo lief uit de waereld zyn. I am for the woods against the world, (or before any thing) Ik boude boven alles van de bor Schen. To leave one to the wide world, (to leave him to his shifts) Iemand voor zich zelven laaten zörgen. World, (the publick) Het alge |