Sidor som bilder
PDF
ePub
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors]

Sedert de reis van den Gouverneur-Generaal van der Cappellen in 1824 door de Molukken, met het fregat Eurydice, kapitein-ter-zee Waardenburg, brik Sirene, kapitein-luitenant Buys, en koloniale brik Dourga, luitenant-ter-zee Kolff, waren deze belangrijke buitenbezittingen door geen zijner opvolgers bezocht geworden, niettegenstaande de wenschelijkheid daarvan dikwijls was ingezien.

[ocr errors]

ZOO

De tegenwoordige Gouverneur-Generaal, Mr. A. J. Duymaer van Twist, wilde zich daarom het laatste jaar van zijn bestuur ten nutte maken, om die vooral in de laatste jaren zwaar geteisterde eilanden te bezoeken, en op de plaats zelve, en in overleg met de autoriteiten aldaar, maatregelen te beramen om die geledene rampen zoo veel mogelijk te lenigen, en na te gaan welke middelen het doelmatigst zouden kunnen aangewend worden om het lot der bewoners te verbeteren.

Toen dit voornemen eens opgevat was waren er verscheidene omstandigheden, die bij velen het vermoeden deden ontstaan, dat die voorgenomen togt niet zoude plaats hebben. De Gouverneur-Generaal van der Cappellen toch had deze reis met bijzonder veel staatsie gemaakt, en behalve de Eurydice, waar Zijne Excellentie zich aan boord bevond, werd dit fregat nog begeleid door twee andere oorlogschepen.

Vooral voor het oog van den inlander is het een groot vereischte, dat de groote Heer », vooral op plaatsen, waar zulk een bezoek zoo uiterst zeldzaam voorvalt, met de noodige praal en magtvertoon omgeven is. De toestand van het O. I. eskader was echter op dat oogenblik zoodanig, dat er geen voldoend oorlogstoomschip voorhanden was, waarmede

Zijne. Excellentie die reis konde ondernemen, en om hiertoe een zeilfregat te bezigen, zoude te veel tijd hebben gekost. Het doel was om in den kortst mogelijken tijd verscheidene plaatsen aan te doen, ten einde zoo min mogelijk stremming te brengen in den loop der zaken ter hoofdplaatse.

.

Kort voor dat het plan ten uitvoer zoude gebragt worden kwamen verschillende treurige berigten van die gewesten ter kennisse van het Gouvernement. De kolonel A. van der Hart, Gouverneur van Celebes en onderhoorigheden, was vermoord geworden; zware aardbevingen hadden Ternate en Tidore bijzonder geteisterd; een hevige brand had het fort te Menado geheel in de asch gelegd en de stad zelve zeer bedreigd; het reeds in 1852 door zee- en aardbeving zoo hevig bezochte Banda-Neïra, toen een groot aantal huizen in puinhoopen waren veranderd, had mede nog eene zware beproeving, door het uitbreken van een fellen brand, waardoor de geheele Chinesche Kampong en verscheidene partikuliere huizen verteerden; op Amboina heerschten de pokken zeer hevig en rukten dagelijks verscheidene slagtoffers weg; de zeeroovers hadden op nieuw, vooral in de omstreken van Menado, de grootste gruwelen gepleegd en honderde kustbewoners weggeroofd, om hetzij als slaven verkocht te worden of wel om aan de roeibanken hunner vaartuigen te worden vastgeketend.

Achtereenvolgens kwamen deze treurige berigten ter oore van het Hoofdbestuur, en er dient slechts weinig bijgeloovigheid toe om dit alles voor een slecht omen tot het doen van zoodanige reis te beschouwen. Menigeen was dan ook van gevoelen, dat ten gevolge dier tijdingen de GouverneurGeneraal van het voorgenomen plan zoude afzien. Niet alzoo echter. Wel is waar begreep Zijne Excellentie, dat het doelmatiger zou zijn en misschien van duurzamer invloed op de bevolking, wanneer de reis met het noodige magtvertoon kon geschieden; doch de tijdelijke afwezigheid dier magt 1) was voor den Gouverneur-Generaal geene reden, die zwaar genoeg woog om daarvoor het bezoek naar de Molukken nog langer

1) De twee grootste en, tot het doen van zoodanige reize, meest geschikte oorlogstoomschepen, Soeming en Gedeh, waren kort te voren naar Japan vertrokken.

uit te stellen; te meer nog, wijl zoodanige reis al werd het belang daarvan door een volgenden Gouverneur-Generaal eveneens ingezien - toch in de eerstvolgende drie jaren niet zoude kunnen plaats hebben, daar een nieuwbenoemd opperlandvoogd, uit den aard der zaak, zich eerst met Java dient bekend te maken, alvorens het oog op de buitenbezittingen te kunnen slaan.

Een der stoombooten, behoorende tot de partikuliere onderneming van den heer Cores de Vries, werd alzoo door het Gouvernement afgehuurd, terwijl een der kleinere oorlogstoomers order bekwam Zijne Excellentie op de reis te vergezellen. De treurige berigten omtrent de aardbevingen, branden, kinderziekten, als anderzints, waren voor Zijne Excellentie eene reden te meer, om het voorgenomen plan ten uitvoer te brengen, ten einde op de plaatsen zelve de hoegrootheid der rampen met eigen oogen te kunnen overzien. Het was geen pleiziertogtje, hetwelk de opperlandvoogd ging maken, verre van dien het was de innige overtuiging van de noodzakelijkheid, dat nu en dan een opperlandvoogd die ver verwijderde gewesten moet bezoeken, en daardoor een indruk te weeg brengen, die van beter en langer duur kan zijn dan het uitvaardigen van verschillende besluiten en bepalingen, in het belang dier inwoners genomen. De bewoners zien daaruit, dat, hoe verre verwijderd zij ook leven van de woonplaats van den opperlandvoogd, zij toch niet vergeten worden, en vooral bij zoodanige gelegenheid in de mogelijkheid worden gesteld hunne bezwaren of klagten, die dikwijls reeds van jaren herwaarts dagteekenen, voor zijne voeten te kunnen brengen.

Alleen de moord van den Gouverneur van Celebes en onderhoorigheden bragt eene verandering in het reisplan. Immers de opvolger van den kolonel van der Hart zou naauwelijks daar ter plaatse zijn aangekomen, wanneer de Gouverneur-Generaal in dat gewest voet aan wal zette, en zou zich dus nog niet genoegzaam met de plaatselijke gesteldheid en de voor te stellen veranderingen en verbeteringen geïnitieerd kunnen hebben om de noodige voorstellen te kunnen doen of de gevraagde inlichtingen te beantwoorden. Het bezoek naar Makassar werd dus uit het reisplan weggelaten. Daar de maanden September en October het meest geschikt

zijn om zoodanigen togt te doen, zoo werd het vertrek van Batavia bepaald op 1 September.

Het gevolg van Zijne Excellentie bestond uit den ex-Gouverneur der Molukken, den heer C. M. Visser, die belast werd met de werkzaamheden van Algemeenen Secretaris, en door zijn langdurig verblijf in die gewesten voorzeker het best geschikt zou zijn om Zijne Excellentie zoo wel gedurende de zeereis als op de plaatsen zelve de noodige inlichtingen te geven; voorts den dirigerenden officier van gezondheid 2de klasse, Dr. P. Bleeker, de adjudanten P. L. Bering Liesberg en Jhr. H. Quarles van Ufford, benevens den ritmeester der kavallerie Jhr. E. C. de Casembroot als ordonnance-officier.

De predikant van Batavia, Brumund, voor wien eene zeereis tot onderhoud zijner gezondheid door den geneesheer was voorgeschreven, en die uiterst gaarne zijne vorige standplaats Amboina wenschte terug te zien, had aan den GouverneurGeneraal verzocht de reis naar Amboina mede te mogen maken. Dit verzoek werd hem toegestaan, zoodat hij, zonder tot het gevolg te behooren, toch meestal een deel van het gezelschap uitmaakte.

Op den morgen van 1 September vertrok Zijne Excellentie en mevrouw Duymaer van Twist van het Hôtel te Rijswijk, begeleid wordende door een detachement kavallerie, terwijl aan de inscheepsplaats de vice-president en raden van Indië, de hoofden van algemeen bestuur, de kommandanten van de land- en zeemagt, de president van het hoog geregtshof geschaard stonden, en Zijne Excellentie tot aan boord uitgeleide werd gedaan door den algemeenen secretaris, den resident van Batavia, den militairen kommandant en den havenmeester.

enz.,

Onder het afsteken van wal hief het stafmuziek de volksliederen aan, terwijl van de Welkomstbatterij een saluut van 21 schoten werd gedaan, hetgeen door het wachtschip werd herhaald. Bij het komen ter reede loste het wachtschip andermaal een gelijk saluut, en zoodra het gezelschap zich aan boord van het stoomschip bevond, werden vlag en stander aan den grooten top geheschen en onmiddellijk het anker geligt.

Met zeer veel smaak was dit stoomschip ingerigt geworden,

en zoowel de direktie dier maatschappij als de gezagvoerder Hugenholtz hadden kosten noch moeite gespaard om het logies zoo aangenaaam mogelijk te maken. Met gunstigen wind en overschoon weder verlieten wij de reede van Batavia, en wij beschouwden dit reeds als een gunstig voorteeken van eene genoegelijke reis. In de Java-zee heerschte echter nog een stijve oostelijke wind en daarbij vrij hooge zee, hetgeen den spoedigen voortgang nog al belette, terwijl er dikwijls niet meer dan vier mijlen per wacht gemaakt werd. De temperatuur was echter hoogst aangenaam en stak zeer af bij de broeijende warmte van Batavia, alwaar door eene droogte van drie maanden alles verschroeid was.

Den 5 September stoomden wij tusschen de eilanden Grooten Klein-Solombo, slechts nagenoeg drie vierde mijl van elkander gelegen, doch alwaar men een zuiver vaarwater van zeventien vademen diepte aantreft. Deze eilanden, gelegen op 5° 30′ Z. B. en 114° 30′ O. L., zijn niet zeer hoog en onbewoond. Twee dagen later passeerden wij de Noes sa Serra's of Mosso Lima eilanden en koersten toen in eene noordoostelijke rigting naar kaap Mandhar, op de westkust van Celebes gelegen. In straat Makassar kregen wij veel slechter water en stilte, waardoor wij aanmerkelijk meer vaart liepen; het weder bleef ook allezints gunstig.

Wij ontmoetten hier, kort onder de kust van Celebes, een Amerikaanschen walvischvaarder, koers stellende om de Zuid. Het is voorzeker zeer te betreuren, dat deze tak van nijverheid in de wateren der Nederlandsche Koloniën alleen door vreemdelingen wordt uitgeoefend, en dat de herhaalde pogin- . gen van een zeer ondernemend ingezeten van Ternate, die eene Hollandsche maatschappij wenschte op te rigten om deze vischvangst eenigzints op een groote schaal aan te vangen, steeds mislukt zijn. Om eenige zekerheid te hebben van een goeden uitslag, moet eene dergelijke onderneming in het groot geschieden, en zou men minstens zes of acht groote schepen, van al het noodige voorzien, hiervoor benoodigd hebben. De Hollandsche kapitalisten zijn evenwel te beangst, of liever zij schijnen tegenwoordig met te weinig ondernemingsgeest bezield te zijn, om hunne gelden tot zoo iets uit te zetten. Het is voorzeker te betreuren, dat wij die schatten der zee voor onze oogen zien weghalen, zonder daardoor

« FöregåendeFortsätt »