Sidor som bilder
PDF
ePub

diën. Beider ijver om de opleiding der cadetten zoo grondig en wetenschappelijk mogelijk te maken, legde den docenten de verpligting op om, ieder in zijn vak, een wel is waar beknopt maar te gelijk degelijk leerboek te schrijven en in het licht te zenden, waaraan wij mede de welbekende reeks der door BADON geleverde compendia te danken hebben, die ook buiten de militaire school groot nut hebben gesticht en teregt alom hoogelijk geacht en gewaardeerd worden. Zij behandelen de Beginselen der Stelkunst (in vereeniging met H. STROOTMAN geschreven), die der Meetkunst, der Hoogere meetkunst, der Differentiaal- en Integraalrekening en der Beschrijvende meet

kunst.

De ijver en naauwgezetheid waarmede BADON zijne betrekking waarnam, verwierven hem in 1841, bij aanschrijving van het Ministerie van Oorlog, de betuiging van 's Konings hooge tevredenheid en in het volgende jaar den titel van lector, let wel zonder bezwaar van 's Rijks schatkist. Twee jaren later zelfs ontzag het Gouvernement zich niet, als maatregel van bezuiniging BADON'S jaarwedde te verminderen met een bedrag, waarmede men eenige maanden daarop zijn tractement als erkenning van vijftienjarige dienst weer verhoogde: curieuse belooning voorwaar, bestaande in een gedeeltelijk slechts goedmaken van gepleegd onregt! Wèl viel hem spoedig daarop de onderscheiding van 't ridderkruis van den Nederlandschen leeuw te beurt, maar de benoeming tot het Hoogleeraarsambt in wiskunde, dat eerlang vacant werd, onthield men hem; ofschoon de bezigheden daaraan verknocht, de hoofdleiding van het onderwijs en zitting in den raad van toezigt hem gaarne werden opgedragen, waardoor zijne bemoeijingen in tal en gehalte niet weinig toenamen, en zulks nog meer, toen in 1850 het Instituut voor de Marine met de militaire Academie te Breda vereenigd werd. Eindelijk in 1852 werd zijne jaarwedde, onder verleening van den rang van lector der 1ste klasse, met eenige honderden guldens verhoogd, en eerst drie jaren later werd hem de personeele titel van hoogleeraar, zonder bezwaar van 's Rijks schatkist al weêr, geschonken.

Een lastig ligchaamsgebrek dat hem aankleefde, doofheid, verbeterde niet met de jaren. Het leidde er toe, hem in 1860

onverwachts zijn eervol ontslag te geven, onder toekenning slechts van wachtgeld.

Dat zijne onverpoosde en zoo vruchtbare pogingen om aan zijn voortreffelijk onderwijs zijne beste krachten te wijden, zoo karig beloond werden, weêrhield hem niet, om, zonder den moed en de opgewektheid te verliezen, met de uiterste naauwgezetheid te blijven volharden in hetgeen zijne hand vond om te doen, en hetgeen van hem gevergd werd naar eisch te volbrengen.

Ook elders werkte hij krachtig mede tot aanmoediging en bevordering van de studie zijner geliefkoosde wetenschap. Jaren lang was hij een hechte steunpilaar van het alhier gevestigde wiskunstige genootschap, onder de zinspreuk Een onvermoeide arbeid komt alles te boven, en waarlijk onvermoeid kweet hij zich als eerste secretaris van de tijdroovende taak der uitgave van deszelfs geschriften met eene voorbeeldige naauwkeurigheid. Ook van hem mogt men met volle ruimte zeggen il avait le génie de la précision, waarvan meer dan één arbeid getuigt, dien hij, als lid onzer Academie sedert de oprigting, daaraan ten beste gaf. Zijn onderzoek, hoe de rigtingen van de hoofdassen der ligchamen en de waarden hunner momenten van inertie ten opzigte van die assen in verband staan met het als oorsprong gekozen punt, opgenomen in de Verhandelingen in 4°, werd door de beoordeelaars (de H.H. LOBATTO en STAMKART) een oorspronkelijke arbeid geroemd, wegens de sierlijke en zorgvuldige wijze van behandeling de aandacht der wiskundigen overwaardig. Gelijke lof werd door de Heeren DELPRAT en VAN REES toegebragt aan de oplossing van een stelkundig problema in het 7de deel der verhandelingen geplaatst, die meê door geleidelijkheid en elegantie uitmunt. Klaarheid en beknoptheid bij meest mogelijke volledigheid kenmerken in 't algemeen zijne betoogen. Trouwens dit was zijn zoeken en zijn toeleg. Meermalen, het zijn zijne eigen woorden, had hij de ondervinding opgedaan dat vormen, die zich door hun barbaarsch voorkomen aan alle mogelijke behandeling schenen te onttrekken, door kunstgrepen in bedwang konden worden gehouden en dat hij daarin een meester was, kan inzonderheid zijne beschouwing van den regelmatigen 257-hoek bewijzen, die in 34 octavo bladzijden van

onze Verslagen en Mededeelingen meer leverde dan RICHELOT in eene verhandeling over datzelfde onderwerp, die 85 quarto bladen van CRELLE'S Journaal beslaat, eene verhandeling, waarvan ons medelid later eerst kennis kreeg.

Mag BADON GHIJ BEN dus aanspraak maken op den naam, van een grondig beoefenaar der wiskunde en een voortreffelijk docent te zijn geweest zijn echte eenvoud en nederigheid, zijn onberispelijke levenswandel, zijne welwillendheid en hulpvaardigheid, zijne zachtmoedigheid en christelijke gelatenheid, ook onder zware beproevingen *), welke hem de harten deden winnen van allen die het voorregt hadden hem te kennen; zij zullen ook zijne nagedachtenis in eere doen houden.

LIJST VAN GESCHRIFTEN.

J. BADON GHIJ BEN en H. STROOTMAN, Beginselen der
Stelkunst. 2 dln.

voor de

Beginselen der Meetkunst

Kadetten van alle wapenen.

Beginselen der Hoogere Meetkunst

voor de Kadetten der Artillerie en Genie.

Beginselen der Differentiaal- en Integraalrekening voor de Kadetten der Artillerie en Genie. 1849. Over de stabiliteit des evenwigts bij drijvende ligcha. men (Tijdschr. voor de Wis- en Natuurk. Wetensch., uitgeg. door de 1ste klasse van 't Kon. Ned. Instit.). 1854. Onderzoek hoe de rigtingen van de hoofdassen der ligmen en de waarden hunner momenten van traagheid ten opzigte van die assen, in verband staan met het als oorsprong gekozen punt (Verhandd. der Kon. Akad. Afd. Nat. Dl. III).

*) Van tien kinderen uit een gelukkigen echt met JACQUELINE JEANNE VAN HAMEL, Ontvielen hem vijf door den dood.

1856. De stand van drijvende balken proefondervindelijk toegelicht Versl. en Meded. Kon. Akad. Afd. Nat. Dl

IV, p. 356).

1857. Over de bepaling van de sphaerische aberratie der lenzen (Versl. en Meded. Dl. VI, p. 271).

1859. Oplossing van een stelkunstig problema, betrekking hebbende tot het vinden van den grootsten last, die door

eenige steunpunten kan gedragen worden (Verhandd. der Kon. Akad. Afd. Nat. D. VII).

1860. J. BADON GHIJBEN, Gronden der beschrijvende Meet

kunst.

1860-1866. Bijdragen tot bevordering van het onderwijs in de Wiskunde.

1861. Bijdrage betreffende het vraagstuk van Malfatti (Versl. en Meded. Dl. XII, p. 189).

1864. Beschouwing van de betrekkingswijzers der vierkantswortels uit onvolkomen vierkanten (Versl. en Meded. Dl. XVII, p. 121).

1865. Nieuwe Bijdrage tot het vormen der vergelijkingen die de uit één hoekpunt getrokken zijden en diagonalen eens regelmatigen veelhoeks tot wortels hebben (Vers!. en Meded. N. R. Dl. I, p. 293,.

1867. Beschouwing van den regelmatigen 257-hoek (Versl. en Meded. N. R. Dl. II, p. 1).

1867. Over eene bijzondere eigenschap van evenwijdige krachten wier som nul is (Versl. en Meded. N. R. Dl. II, p. 327).

1870. Opsporing van de middelpunts-doorsneden eener Ellipsoïde die met elkander overeenkomen, ten aanzien van inhoud, vorm of excentriciteit (Archief, uitgeg. door het Wisk. Gen. onder de zinspreuk: een onvermoeide arbeid komt alles te boven).

« FöregåendeFortsätt »